Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het vijfde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
8 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte is veroordeeld voor een gewapende roofoverval op een juwelierszaak in Rijnsburg. De Hoge Raad behandelt de cassatie op 8 november 2016, waarbij de verdachte in cassatie is gekomen tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof van 17 juli 2014. De advocaat van de verdachte, P.H.L.M. Souren, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen en komt tot de conclusie dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, met uitzondering van het vijfde middel. Dit middel betreft de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden, aangezien er meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes jaren naar vijf jaren en zes maanden.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.