ECLI:NL:HR:2011:BR1121

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04606
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J. de Hullu
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake diefstal uit gebakkraam

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 5 november 2009 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1979 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Zuid-West' te Dordrecht. De verdachte is beschuldigd van diefstal uit een gebakkraam in Borne, waarbij hij in de nacht van 15 op 16 oktober 2008 een compressor, een oliebollenmachine en andere goederen heeft weggenomen. De Hoge Raad heeft de zaak op 27 september 2011 behandeld en de bestreden uitspraak van het Gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de diefstal onvoldoende gemotiveerd was. De verdachte had in cassatie aangevoerd dat het bewijs niet voldoende was om te concluderen dat hij de inbraak had gepleegd. De Hoge Raad vond dat de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer konden leiden tot de conclusie dat de verdachte de inbraak had gepleegd, en dat het Hof de bewezenverklaring onvoldoende had onderbouwd. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat andere onderdelen van de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijven.

De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen aan de motivering van bewezenverklaringen onderstreept, vooral in strafzaken waar de bewijsvoering cruciaal is voor de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

27 september 2011
Strafkamer
Nr. 09/04606
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 november 2009, nummer 23/000950-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid-West, locatie Dordtse Poorten" te Dordrecht.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het onder 3 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 15 op 16 oktober 2008 te Borne met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een gebakkraam heeft weggenomen een compressor en een oliebollenmachine en een oliebollenschaal en kleding toebehorende aan [benadeelde partij], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"De weggenomen goederen behoren mijn vader (het hof begrijpt: [benadeelde partij]) geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming de goederen weg te nemen. Op 15 oktober 2008, omstreeks 22.15 uur, heb ik de gebakkraam "[A]" te [plaats] verlaten en slotvast afgesloten. Op 16 oktober 2008, omstreeks 11.10 uur kwam ik terug bij de gebakkraam en zag dat de deur aan de achterzijde open stond. Ik zag dat het slot aan de binnenkant van de deur afgebroken was. Naast de deur op de grond lagen een breekijzer en een grote schroevendraaier. Uit de gebakkraam mis ik een compressor, een oliebollenmachine, roestvrijstalen schalen (het hof begrijpt: oliebollenschalen), een witte teil en bedrijfskleding, te weten 20 t-shirts en 20 polo's. Benadeelde: [benadeelde partij]."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op vrijdag 24 oktober 2008 werd een bestelauto, Mercedes-Benz, kleur blauw, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], inbeslaggenomen onder de verdachte [verdachte]. In het voertuig werden een knijptang en een pomptang, drie breekijzers en een rubberhamer aangetroffen. In de laadruimte van het voertuig werd een witte teil met hierin acht shirts voorzien van het logo "[A]" aangetroffen."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"[betrokkene 1] deelde mij op 7 november 2008 telefonisch mede dat het logo "[A]" zijn eigen logo betrof en dat collega's in dezelfde branche een andere naam gebruiken. Ik, verbalisant, stuurde hem twee digitale foto's per email van de roze shirts die in een witte teil in het voertuig van de verdachte [verdachte] zijn aangetroffen. Op 7 november 2008 ontving ik, verbalisant, een email van [betrokkene 1] met de bevestiging dat de t-shirts op de digitale foto's zijn eigendom (het hof begrijpt: eigendom van zijn vader) betrof."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"De Mercedes Vito, met kenteken [AA-00-BB], is mijn eigendom."
2.2.3. Het Hof heeft onder het kopje "Nadere bewijsoverwegingen" voorts nog het volgende overwogen:
"Ten aanzien van zaak A, de feiten 2 en 3:
De verdachte is op 24 oktober 2008 samen met [medeverdachte] op heterdaad betrapt tijdens een poging tot diefstal uit een oliebollenkraam in IJmuiden (...). Bij aanhouding zijn in de Mercedes-Benz, type Vito, kleur blauw, kenteken [AA-00-BB], die eigendom is van de verdachte, verscheidene goederen aangetroffen, waaronder een aantal roze shirts met de opdruk "[A]". Deze shirts zijn in de nacht van 15 op 16 oktober 2008 gestolen uit een gebakkraam te [plaats] (...). Daarnaast is in het voertuig van de verdachte gereedschap aangetroffen dat als inbrekerswerktuig kan worden gebruikt. De medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij naast de poging diefstal op 24 oktober 2008 eveneens tezamen met de verdachte heeft ingebroken in een vrachtwagen op een kermis te Vianen (...). Het hof acht deze verklaring betrouwbaar nu deze wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, voor zover deze inhouden dat de door [medeverdachte] aan de politie overhandigde knuffelbeesten door de aangever worden herkend als in de nacht van 8 tot 9 oktober 2008 uit zijn vrachtwagen ontvreemd, alsmede dat op de camerabeelden van het parkeerterrein, gemaakt in die nacht, een bestelbus te zien is, die identiek is aan die van de verdachte. De verklaring van de verdachte dat hij zijn bus wel eens uitleent, acht het hof in dit licht onvoldoende om het hof tot een ander oordeel te brengen."
2.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging kan niet zonder meer volgen dat het de verdachte is geweest die in de nacht van 15 op 16 oktober 2008 heeft ingebroken in de gebakkraam te [plaats] en aldaar de bewezenverklaarde goederen heeft weggenomen. Het Hof heeft de bewezenverklaring derhalve onvoldoende gemotiveerd, zodat het middel doel treft.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 27 september 2011.