Het gaat in deze zaak om het volgende. Op 24 februari 2016 dient mr. Y. Bouchikhi namens de klager een derde hernieuwd klaagschrift ex art. 552a Sv in, waarin de klager teruggave verzoekt van twee geldbedragen (€ 2.450,- en € 285,-) die onder hem in beslag zijn genomen. Eerdere door hem ingediende klaagschriften hebben niet daartoe geleid. Op hetgeen toen is voorgevallen kom ik later terug. Het namens de klager ingediende klaagschrift van 24 februari 2016 – waar het thans om gaat – is door de rechtbank in de raadkamer van 17 mei 2016 behandeld. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal houdt in:
“De raadsman verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
De strafzaak tegen cliënt is geseponeerd. Hij heeft pas een schadevergoeding op grond van artikel 89 Sv toegekend gekregen. Er is geen formeel sepot, maar u kunt hieruit opmaken dat hij niet vervolgd zal worden. Het derdenbeslag op de geldbedragen is kennelijk gelegd, omdat in het systeem stond dat het van [betrokkene 1] was. Dat is echter niet zo. Ik heb met een kennisgeving van inbeslagname moeten aantonen dat de bedragen van cliënt zijn. Het derdenbeslag had nooit gelegd mogen worden.
De officier van justitie verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik weet niet of er een misverstand is geweest. Het geld is niet meer onder het openbaar ministerie, maar is uitbetaald aan de gemeente. Het precieze verloop weet ik niet precies en ik weet ook niet of er terecht derdenbeslag is gelegd. Ik zou graag tijd krijgen om dat uit te zoeken. Ik kan nu niet de precieze gang van zaken vaststellen, namelijk waarom en op welke titel er beslag is gelegd door de gemeente.
De raadsman verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik weet niet meer dan dat er derdenbeslag is gelegd en dat het geld naar de gemeente is gestort. Het gaat in deze zaak om twee familieleden, cliënt en zijn broer. Het geld van cliënt is als beslag onder de broer geregistreerd. Ik weet niet of dat een administratieve misser is geweest, maar het had niet zo mogen gebeuren. Er kan geen derdenbeslag worden gelegd op het geld van cliënt. Ik begrijp dat de officier van justitie om aanhouding vraagt. Cliënt vraagt echter al 5 jaar om zijn geld. Vorige keer is zijn klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard en daar ben ik niet over te spreken. Ik heb mijn klaagschrift toen ingetrokken na een ondubbelzinnige toezegging en vervolgens is mijn klaagschrift later alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Zo gaat het al langer in deze zaak. Primair verzoek ik u het klaagschrift gegrond te verklaren en het geld terug te geven aan cliënt. Subsidiair verzoek ik u de zaak aan te houden, zodat de officier van justitie de zaak verder kan uitzoeken.
De officier van justitie verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Er moeten nog dingen uitgezocht worden. Er is een eerder beklag geweest. Dat is niet-ontvankelijk verklaard. Het tweede klaagschrift uit 2016 ziet op artikel 552a Sv. De termijn daarvoor is 2 jaar.
De raadsman geeft aan dat er in 2011 ook al is geklaagd.
De officier van justitie geeft aan dat het klaagschrift toen ongegrond is verklaard.
De raadsman verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
In de wet staat niet dat de termijn van 2 jaar dan weer opnieuw gaat lopen. Aan de termijn van 2 jaar is voldaan. Er is daarna veel correspondentie geweest met cliënt over mogelijke vervolging.
De officier van justitie verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Maar er is uiteindelijk na veel meer dan 2 jaar weer een klaagschrift ingediend. Ik zie dat niet in de wet terug. Als ik u goed begrijp, kun je tot in het oneindige blijven klagen als er aanvankelijk maar binnen 2 jaar geklaagd is.
De raadsman verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ja, maar op enig moment is er geen belang meer denk ik.
De officier van justitie verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Dit formele punt is de eerste te nemen horde. Als die te nemen is, dan verzoek ik u om de zaak bij tussenuitspraak aan te houden, zodat kan worden uitgezocht hoe de feitelijke gang van zaken is geweest.
Verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Na het eerste klaagschrift kreeg ik van de rechtbank te horen dat ik moest wachten tot het onderzoek was afgelopen. De officier van justitie was met vakantie en de invaller wist niks van de zaak. Ik heb met het openbaar ministerie gemaild en gebeld. Ineens hoorde ik dat het geld naar de gemeente was overgemaakt. Ik heb de gemeente aangeschreven en mijn advocaat ook, om te vragen waarom er beslag was gelegd. Volgens de gemeente was het geld in beslag genomen onder [betrokkene 1] . Ik kwam niet eens voor in de databank van de gemeente. Uiteindelijk kreeg ik een brief van de deurwaarder, waarin stond dat de gemeente op € 4.000,- beslag had gelegd. Ik heb aangetoond hoe ik aan het geld ben gekomen, met afschriften en dergelijke. Eerst moest ik wachten. Toen kreeg ik van het openbaar ministerie te horen dat ik naar de wijkagent moest en dat het geld mogelijk daar lag. De wijkagent had het geld niet, het was overgeboekt naar het openbaar ministerie. Drie jaar later kreeg ik te horen dat ik het maar moest uitvechten met mijn broertje. Hij zou hebben aangetoond dat het geld van hem was, maar dat is niet zo. Ik word elke keer van het kastje naar de muur gestuurd. Ik moet maar wachten tot alles is afgerond en ineens hoor ik dat alles allang is afgerond. Mijn broertje en ik zijn door elkaar gehaald.”