ECLI:NL:HR:2011:BQ8215
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Beslag en ontvankelijkheid in beklagprocedure met betrekking tot inbeslaggenomen geluidsopnamen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin het klaagschrift van de klager, betreffende de teruggave van inbeslaggenomen geluidsopnamen van The Beatles, ongegrond werd verklaard. De klager, geboren in 1949 en wonende te [woonplaats], had het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. A.J. Fontijn. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het beslag op de geluidsopnamen reeds was geëindigd ten tijde van de behandeling van het klaagschrift door het Hof. Dit leidde tot de conclusie dat het Gerechtshof de klager niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn beklag. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en verklaarde de klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag. De uitspraak werd gedaan op 6 september 2011 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de ontvankelijkheid van beklag in het kader van beslag en de gevolgen van beëindiging van beslag behandelt.