“Op donderdag 8 november 2012, omstreeks 22:30 uur, is het restaurant/café [A] , gelegen aan de [a-straat 1] in Putten afgesloten. Het restaurant is voorzien van een alarmsysteem. Bij de afsluiting van het restaurant is het alarm ingeschakeld. Bij het afgaan van het alarm is het hoorbaar of er geluid in het pand is. Op vrijdag 9 november 2012, om 01:14 uur, werd ik gebeld door de alarmcentrale met het bericht dat het alarm van het restaurant afging. Ik hoorde dat het geluid leek alsof er een voorwerp over de grond werd geschoven. Mijn woning is gelegen aan de achterzijde van het restaurant. Ik keek vanuit mijn woning in de richting van het restaurant en zag een drietal personen uit het restaurant weglopen. Ik zag dat deze drie personen vanuit het restaurant de [a-straat] opliepen, in de richting van de Oude Garderenseweg. Twee personen waren ongeveer 1.75 meter lang en één persoon was kleiner, ongeveer 1.60 meter lang. Ik ben naar het restaurant gelopen en zag dat de voordeur van het pand geopend was. Ik zag dat deze kennelijk met geweld was opengebroken. Ik kon zien dat de personen zich alleen toegang hadden verschaft tot de hal. In de hal stond links een sigarettenautomaat. Deze automaat is erg zwaar. Ik zag dat de sigarettenautomaat niet meer op zijn plek stond.
Ik ben naar buiten gelopen en zag dat de sigarettenautomaat midden op de weg stond, de stekker was uit het stopcontact gehaald.”
(ii) Een proces-verbaal van aanhouding van de medeverdachte [betrokkene 2] van 9 november 2012, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant:
“Op 9 november 2012 01.10 uur kwam er bij de regionale meldkamer Politie een melding dat er een inbraakalarm was bij cafetaria [A] aan de [a-straat] te Putten. Hierop ging ik ter plaatse. Toen ik de [a-straat] insloeg, ik was op dat moment op zeer korte afstand van het cafetaria, zag ik voor mij een zwarte Seat Leon met daarin een manspersoon achter het stuur, keren op de weg. Hierop stopte ik, stapte uit en liep op de auto af. Ik zag dat de man alleen in de auto zat en dat de achterbank naar voren plat geklapt was. Ik zag dat de man naast zich op de bijrijdersplaats een paar bruine leren handschoenen had liggen. Ik vroeg de man of hij een rijbewijs of ID-kaart bij zich had en wat hij daar deed. Ik zag dat het [betrokkene 2] , geboren op [geboortedatum] -1985 te [geboorteplaats] , wonende aan de [b-straat 1] te [woonplaats] , betrof. Ik hield de man aan op verdenking van diefstal door middel van braak. Tevens had ik het vermoeden dat de sigarettenautomaat achter in de Seat Leon moest worden vervoerd en dat daarom de achterleuning van de bank was neergeklapt.”
(iii) Een op 10 november 2012 bij de politie afgelegde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] , voor zover inhoudende:
“Ik ben met [betrokkene 2] (het hof begrijpt verdachte [betrokkene 2] ) en een Nederlandse jongen naar Putten gereden. We hebben op de navigatie [a-straat] ingetikt. We zijn naar [a-straat] gegaan om in te breken. Ik stond op de uitkijk. Ik weet niet hoe ze de deur hebben opengebroken. De Nederlandse jongen had een sporttas bij zich met spullen. We hadden alle drie handschoenen aan. Ik dacht dat de Nederlandse jongen de stekker uit de automaat haalde. We hebben hem toen met zijn drieën naar buiten getrokken. [betrokkene 2] ging toen de auto ophalen om de automaat erin te zetten. We hebben aan het snoer van de automaat getrokken om hem zo naar buiten te trekken. Ik heb het gedaan met [betrokkene 2] en de andere Nederlandse jongen. [betrokkene 2] zou met de auto weer langs komen om de automaat mee te nemen. Toen [betrokkene 2] wilde keren, zag ik dat de politie eraan kwam. Ik ben toen gaan rennen met de andere jongen. Hij heeft toen gebeld naar jongens in Hilversum. Wij werden toen opgehaald na ongeveer drie kwartier door de jongens in de Opel. Ik ben toen met de Nederlandse jongen achterin gaan zitten.”
(iv) Een proces-verbaal van bevindingen van de politie van 9 november 2012 , opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , voor zover inhoudende:
“Op vrijdag 9 november 2012 om 02.42 uur hoorden wij, verbalisanten, de collega’s van de 2200 via de portofoon zeggen dat hen een Opel Corsa passeerde met daarin vier personen. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben op dat moment midden op de weg gaan staan en heb de bestuurder van de personenauto een stopteken gegeven. De bestuurder voldeed aan mijn stopteken. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat er in het voertuig vier personen zaten. Rechts voorin het voertuig zat [betrokkene 3] . Links voorin zat [betrokkene 4] . [medeverdachte] zat rechts achterin. [verdachte] zat links achterin. Het viel ons, verbalisanten, op dat de schoenen van [medeverdachte] en [verdachte] onder de modder zaten.”
(v) Een op 10 november 2012 bij de politie afgelegde verklaring van [betrokkene 4] , voor zover inhoudende:
“Ik heb een rondje gereden. We waren met zijn vieren. Ik ken de Nederlandse jongens [verdachte] en [betrokkene 3] . Wij, [betrokkene 3] en ik, zijn met z'n tweeën uit Hilversum weggegaan. Ik reed. [verdachte] en de Turkse jongen zijn bij ons in de auto gestapt vlak bij waar wij werden aangetroffen. Ik wist niet waarom de jongens opgehaald moesten worden. Als vrienden, bellen dan haal ik ze gewoon op.”