Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het vijfde middel
4.Beoordeling van de overige middelen
5.Slotsom
6.Beslissing
30 juni 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1959, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, dat hem een gevangenisstraf van negen maanden had opgelegd, met een proeftijd van drie jaren. De advocaat van de verdachte, mr. E.E.W.J. Maessen, stelde middelen van cassatie voor, waarbij de Advocaat-Generaal P.C. Vegter concludeerde tot vernietiging van de proeftijd en aanpassing van de strafmaat.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte een proeftijd van drie jaren had vastgesteld, aangezien de wet in deze zaak een maximale proeftijd van twee jaren voorschrijft. De Hoge Raad heeft deze misslag hersteld en de proeftijd vastgesteld op twee jaren. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de taakstraf van 120 uren naar 114 uren, met een vervangende hechtenis van 57 dagen.
De overige middelen van de verdachte werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak uitsluitend ten aanzien van de proeftijd, het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en bepaalde dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte de voorwaarden niet naleeft. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.