Hoge Raad der Nederlanden
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 juni 1997 alsmede tegen alle op de terechtzitting van dit Hof gegeven beslissingen in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 9 november 1995 - de verdachte ter zake van "diefstal, meermalen gepleegd'' veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf.
2. Het cassatieberoep Het beroep is ingesteld door de verdachte.
Namens deze heeft mr G.P. Hamer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voor gesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie
3.1. De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van een na de terechtzitting waarop de conclusie van het Openbaar Ministerie is genomen nog ingekomen brief van de raadsman, gedateerd 22 september 1998.
4. Bewezenverklaring en bewijsvoering
4.1. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezen verklaard dat hij:
Op 4 maart 1995 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twaalf tandenborstels, toebehorende aan A&P Supermarkt (filiaal Ganzenhoef).
4.2. Die bewezenverklaring rust op de volgende bewijs middelen:
5. Een geschrift, zijnde een aangifteformulier winkeldiefstal de dato 4 maart 1995, ondertekend door [betrokkene] als aangever namens Jac Hermans A & P, vestigingsadres Ganzenhoef 21 te Amsterdam. Dit aangifteformulier, dat als bijlage is gevoegd bij het onder 6 genoemde proces-verbaal, houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene] voornoemd:
Ik ben Jac Hermans A & P gemachtigd aangifte doen. Op 4 maart 1995 zag ik dat een persoon, die later opgaf te zijn genaamd [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956 en wonende te [woonplaats], [a-straat 1], 12 tandenborstels in zijn binnenzak stopte en zonder deze te betalen de zaak wilde verlaten. Aan niemand is toestemming verleend om deze goederen, die aan Jac Hermans A & P in eigendom toebehoren weg te nemen en zich zonder betaling tot te eigenen.
6. Een proces-verbaal, nummer 1752-20319/1995, de dato 4 maart 1995, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
benadeelde : A & P supermarkt, vestigingsadres Ganzenhoef 21 te Amsterdam.
7. Een proces-verbaal, nummer 1752-20319/95, de dato 4 maart 1995 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] voornoemd. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 4 maart 1995 heb ik in de supermarktwinkel A & P een pak tandenborstels uit een stelling gepakt en in mijn binnenzak van mijn jack gedaan. Ik ben in de rij voor de kassa gaan staan. Toen ik een beveiligingsbeambte zag ben ik uit de rij gegaan en heb ik het pak tandenborstels terug gezet. Ik was niet van plan om de goederen te betalen.
De vermelde inhoud van de hiervoor genoemde geschriften is steeds gebezigd in verband met de vermelde inhoud van de overige bewijsmiddelen.
5. Beoordeling van het eerste middel
5.1. Het hof heeft klaarblijkelijk geoordeeld dat de verdachte door de in de bewezenverklaring onder 2 genoemde tandenborstels in de supermarkt A & P uit een stelling te nemen en deze direct daarop voor de buitenwereld onzichtbaar in zijn op zijn lichaam gedragen kleding te steken, zich een zodanige heerschappij over die tandenborstels heeft verschaft dat de wegneming daarvan - in de zin van art. 310 Sr - was voltooid. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. De omstandigheid dat de verdachte, alvorens de kassa te zijn gepasseerd, die tandenborstels eigener beweging weer ter beschikking van de rechthebbende heeft gesteld door deze in de stelling terug te plaatsen, kan daaraan niet afdoen.
5.2. Het middel is dus tevergeefs voorgesteld.
6. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of van de rechtsontwikkeling.
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Haak als voorzitter, en de raadsheren Davids en Koster, in bijzijn van de waarnemend-griffier Bogaert, en uitgesproken op 27 oktober 1998.