ECLI:NL:HR:2011:BP2627
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht over de voltooiing van diefstal en feitelijke heerschappij over goederen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een zaagmachine en kabels op een bouwterrein in Dordrecht op 17 februari 2008. De Hoge Raad beoordeelde de motivering van de bewezenverklaring, met name de vraag of de verdachte zich feitelijke heerschappij over de goederen had verschaft, zoals vereist door artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte door de goederen op de laadvloer van zijn vrachtwagen te plaatsen, zich voldoende feitelijke heerschappij had verschaft om te concluderen dat de wegneming was voltooid. Dit oordeel werd niet als onjuist beschouwd, en de Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte. De uitspraak benadrukt dat de beoordeling van feitelijke omstandigheden in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst, en dat de bewezenverklaring kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De zaak werd behandeld door de vice-president en vier raadsheren, en de uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier.