ECLI:NL:HR:2013:824

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
11/03919
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering en eerdere veroordelingen in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, was eerder veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder belediging, bedreiging, mishandeling en het onbruikbaar maken van een bruidsjurk. Het Hof had de verdachte op 4 juli 2011 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie die door de verdediging waren ingediend, maar oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad merkte op dat de strafmotivering van het Hof niet gebrekkig was, ondanks de klachten van de verdachte over eerdere veroordelingen en de onherroepelijkheid daarvan. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht gezien de opgelegde straf. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

1 oktober 2013
Strafkamer
nr. 11/03919
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2011, nummer 23/004278-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G. Meijers en mr. K. Canatan, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"Zaak A met parketnummer 14-700702-10:
dat hij op 23 oktober 2009 in de gemeente Andijk opzettelijk beledigend [betrokkene 1], in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "You fucking bitch" en "Jij hoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Zaak C met parketnummer 14-701356-10:
onder 1: dat hij op 6 mei 2010 in de gemeente Andijk opzettelijk en wederrechtelijk een bruidsjurk, toebehorende aan [betrokkene 2], heeft onbruikbaar gemaakt door over de sleep van die bruidsjurk te fietsen;
onder 3: dat hij op 24 april 2010 in de gemeente Andijk [betrokkene 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend [betrokkene 3] vastgepakt en met een schop een slaande beweging in de richting van [betrokkene 3] gemaakt;
Zaak D met parketnummer 14-701825-10:
dat hij op 17 juli 2010 in de gemeente Andijk opzettelijk [betrokkene 4] en [betrokkene 5] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, die [betrokkene 4] op een arm gestompt en tegen een enkel geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden en [betrokkene 5] meermalen tegen een arm gestompt, waardoor deze telkens pijn heeft ondervonden."
3.3.
Het Hof heeft de verdachte bij arrest van 4 juli 2011 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Het heeft ten aanzien van de oplegging van de straf onder meer het volgende overwogen:
"Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging, bedreiging, mishandeling en het onbruikbaar maken van een sleep/sluier van een bruidsjurk. Hiermee heeft hij een ander in haar eer en goede naam aangetast, dan wel een ander onder druk gezet, dan wel inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een ander, dan wel het ongestoord gebruik van een goed door degene aan wie dat goed toebehoort doorkruist. Dit zijn zeer ergerlijke feiten. Uit het dossier blijkt dat de gedragingen van verdachte al jarenlang onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt veroorzaken. Als gevolg hiervan is de levensvreugde van een groot aantal buurtbewoners aangetast.
De verdachte is blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 juni 2011 eerder ter zake van het beschadigen van auto's veroordeeld. Daarnaast is verdachte door dit hof veroordeeld op 4 juli 2011 voor belediging, meermalen gepleegd.
Al het vorenstaande overwegende, acht het hof oplegging van de hierboven vermelde straf passend en geboden."
3.4.
Voor zover het middel klaagt over de overweging van het Hof dat de verdachte eerder ter zake van het beschadigen van auto's is veroordeeld, terwijl het door het Hof genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie inhoudt dat voor "Beschadiging auto('s)" gepleegd op 7 oktober 2007 slechts een transactie is voldaan, kan het niet tot cassatie leiden omdat deze onvolkomenheid in het geheel van de strafmotivering van ondergeschikt belang is.
Voor zover het middel klaagt over de overweging van het Hof dat de verdachte op dezelfde dag door het Hof is veroordeeld voor belediging, meermalen gepleegd, en daarmee over de omstandigheid dat die veroordeling nog niet onherroepelijk was ten tijde van het onderhavige arrest van het Hof, kan het eveneens niet tot cassatie leiden omdat het belang aan die klacht is komen te ontvallen nu de gewraakte veroordeling blijkens de conclusie van de Advocaat-Generaal nadien onherroepelijk is geworden.

4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes weken en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

5.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op
1 oktober 2013.