Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
5.Beslissing
1 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, was eerder veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder belediging, bedreiging, mishandeling en het onbruikbaar maken van een bruidsjurk. Het Hof had de verdachte op 4 juli 2011 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie die door de verdediging waren ingediend, maar oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad merkte op dat de strafmotivering van het Hof niet gebrekkig was, ondanks de klachten van de verdachte over eerdere veroordelingen en de onherroepelijkheid daarvan. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht gezien de opgelegde straf. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.