3.5De ALL luidt, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 6
De Inspecteur kan aan een ieder die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig of inhoudingsplichtig is uitnodigen tot het doen van aangifte.
Een ieder die daartoe een verzoek doet, wordt in ieder geval uitgenodigd tot het doen van aangifte.
(…)
Een ieder die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, is gehouden aangifte te doen door de in de uitnodiging:
a. gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud (…) in te vullen, te ondertekenen en in te leveren of toe te zenden;
b. (…)
Met betrekking tot belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, moet de aangifte worden gedaan bij de Inspecteur of de Ontvanger.
Heeft de aangifte betrekking op een tijdvak, dan wordt zij gedaan binnen een termijn van vijftien dagen na het einde van dat tijdvak. (…)
Het tijdvak waarover voor de loonbelasting en de omzetbelasting aangifte moet worden gedaan is de kalendermaand.
(…)
De belastingplichtige dan wel inhoudingsplichtige die niet reeds is uitgenodigd tot het doen van aangifte, is gehouden vóór het tijdstip waarop de belasting moet worden betaald de Inspecteur om een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.
In geval de belastingverordening voldoening van in een tijdvak verschuldigde belasting dan wel afdracht van in een tijdvak ingehouden belasting voorschrijft, is de belastingplichtige dan wel de inhoudingsplichtige gehouden binnen vijftien dagen na afloop van dat tijdvak de belasting overeenkomstig de aangifte te betalen bij de Ontvanger.
(…)
(…)
In geval over een belastingtijdvak geen belasting is verschuldigd, moet aangifte worden gedaan binnen vijftien dagen na het einde van dat tijdvak.
Indien de belastingplichtige de aangifte voor een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 7, tweede lid, gestelde termijn heeft gedaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag een boete van ten hoogste NAf 2.500,- kan opleggen.
Indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de aangifte voor een belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, dan wel niet binnen de gestelde termijn heeft gedaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag een boete van ten hoogste NAf 2.500,- kan opleggen.
De bevoegdheid tot het opleggen van de in het tweede lid bedoelde boete vervalt door verloop van een jaar na het einde van de termijn waarbinnen de aangifte had moeten worden gedaan.
Indien de belastingplichtige of inhoudingsplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de gestelde termijn heeft betaald, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem een boete van ten hoogste Afl. 10.000,- kan opleggen.
Bij niet of gedeeltelijk niet betalen legt de Inspecteur de boete op, gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag.
De bevoegdheid tot het opleggen van de in het eerste lid bedoelde boete vervalt door verloop van vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan.
6. Indien het bezwaar is gericht tegen een belastingaanslag met betrekking tot welke ten onrechte geen aangifte is gedaan, de vereiste aangifte niet is gedaan, of niet volledig is voldaan aan de verplichting ingevolge de artikelen 40, 40a, 41, 42 en 43 wordt de belastingaanslag gehandhaafd, tenzij gebleken is dat, en zo ja in hoeverre, deze onjuist is.
4. Het Gerecht wijst het beroep af indien ten onrechte geen aangifte is gedaan, de vereiste aangifte niet is gedaan of niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 40, 40a, 41, 42 en 43 tenzij gebleken is, dat, en zo ja in hoeverre, de uitspraak onjuist is.
1. Degene die ingevolge de belastingverordening verplicht is tot:
a. het binnen een gestelde termijn doen van aangifte en dat niet binnen de gestelde termijn, onjuist of onvolledig doet;
b. (…);
wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie of (…).
2. Degene die zich opzettelijk schuldig maakt aan een in het eerste lid omschreven strafbaar gesteld feit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of een geldboete van de vijfde categorie of (…).