ECLI:NL:HR:2006:AU4755

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
41568
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in cassatie inzake teruggaaf van dividendbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2006 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, een inwoner van België, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verzoek om teruggaaf van dividendbelasting tot een bedrag van € 8340, dat door de Inspecteur was afgewezen. Na bezwaar tegen deze beschikking handhaafde de Inspecteur zijn beslissing, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.

De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in en de Advocaat-Generaal P.J. Wattel concludeerde op 6 september 2005 tot gegrondverklaring van het beroep. Echter, in een brief van 22 september 2005 deelde de Staatssecretaris mee dat hij besloten had om belanghebbende tegemoet te komen en de gemaakte kosten voor griffierecht en eventuele proceskosten te vergoeden. Dit leidde tot de conclusie dat belanghebbende geen belang meer had bij een uitspraak op zijn beroep in cassatie, aangezien hij door het besluit van de Staatssecretaris al in een gunstiger positie was komen te verkeren.

De Hoge Raad oordeelde dat, gelet op het besluit van de Staatssecretaris, een uitspraak op het beroep in cassatie belanghebbende niet in een betere positie zou brengen. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat de Staat aan belanghebbende het griffierecht van € 102, alsmede het griffierecht van € 31 dat bij het Hof was betaald, in totaal € 133, diende te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is genomen door de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck en E.N. Punt, met E. Cichowski als waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 41.568
8 september 2006
SE
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (België) (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 juli 2004, nr. 03/01973, betreffende na te melden beschikking inzake teruggaaf van dividendbelasting.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbendes verzoek om teruggaaf van dividendbelasting tot een bedrag van € 8340 is door de Inspecteur bij beschikking afgewezen, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 6 september 2005 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep.
De Staatssecretaris heeft bij brief van 22 september 2005 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
3.1. Bij zijn onder 2 vermelde brief heeft de Staatssecretaris meegedeeld dat besloten is belanghebbende tegemoet te komen en hem de gemaakte kosten voor griffierecht en eventuele proceskosten te vergoeden.
De Staatssecretaris heeft daaraan toegevoegd dat hij wat betreft de termijn voor het doen van een verzoek om teruggaaf van dividendbelasting onder het belastingverdrag Nederland-België van 1970 een met vorenbedoelde tegemoetkoming overeenstemmende beleidsregel bekend zal maken.
Gelet op eerstvermeld besluit kan een uitspraak op zijn beroep in cassatie belanghebbende niet in een gunstiger positie brengen dan waarin hij door dat besluit is komen te verkeren. Nu belanghebbende bijgevolg geen belang meer heeft bij een uitspraak op zijn beroep, zal de Hoge Raad dit beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3.2. De Hoge Raad acht termen aanwezig te bepalen dat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de indiening van het beroepschrift in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 31, derhalve in totaal € 133.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2006.