ECLI:NL:HR:2006:AZ4416
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de bewijslastverdeling bij niet-tijdige aangifte inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 11 februari 2005, nr. BK-04/00699, betreffende een boetebeschikking. De belanghebbende had voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd gekregen, alsmede een boete van € 567 wegens niet-tijdige aangifte. Na bezwaar werd de boete verminderd tot € 113, maar belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd met betrekking tot de bewijslastverdeling bij de ontvangst van de aanmaning. De Hoge Raad stelt dat het aan de inspecteur is om aannemelijk te maken dat de aanmaning op het juiste adres is ontvangen of aangeboden. Indien de belastingplichtige kan aantonen dat de aanmaning niet is ontvangen, ligt het vervolgens op de weg van de inspecteur om te bewijzen dat dit het gevolg is van omstandigheden die aan de belastingplichtige zijn toe te rekenen.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van belanghebbende. Dit arrest is gewezen op 15 december 2006 door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken.