In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opgelegde verzuimboete aan belanghebbende, een onderneming gevestigd in Curaçao. De zaak betreft een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2015, waarbij een verzuimboete van NAf 300 was opgelegd vanwege het niet tijdig indienen van de aangifte. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en boete, en het Gerecht in eerste aanleg heeft de aanslag en boete vernietigd. De Inspecteur heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur in 2017 een aangiftebiljet heeft uitgereikt zonder een termijn te stellen voor het indienen van de aangifte. Dit leidde tot de conclusie dat belanghebbende niet in verzuim kon zijn, aangezien er geen termijn was overschreden. Het Hof heeft echter ook overwogen dat de verzuimboete primair bedoeld is om belastingplichtigen aan te sporen hun fiscale verplichtingen na te komen. Belanghebbende heeft onbetwist gesteld dat zij in 2015 en 2016 geen activiteiten heeft ontplooid en dat zij niet op de hoogte was van haar aangifteverplichting. Gezien deze omstandigheden heeft het Hof de boete gematigd tot NAf 125.
De uitspraak van het Gerecht is vernietigd en het hoger beroep van de Inspecteur is gegrond verklaard. Het Hof heeft de Inspecteur opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.