Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beslissing
22 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Russische Federatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een uitvoeringsgeschil over arbitrale beslissingen waarbij de Russische Federatie was veroordeeld tot betaling aan drie voormalige aandeelhouders van Yukos Oil Company, HVY. De Russische Federatie had eerder de vernietiging van deze arbitrale beslissingen gevorderd, maar het gerechtshof had deze vorderingen afgewezen. De Hoge Raad had in een eerder arrest van 5 november 2021 geoordeeld dat de arbitrale beslissingen niet vernietigd konden worden op grond van het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst. In de onderhavige procedure betoogde de Russische Federatie dat de vernietigingsprocedure leidde tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de arbitrale beslissingen. De Hoge Raad verwierp dit betoog en oordeelde dat de vernietigingsprocedure de tenuitvoerlegging niet schorst. De Hoge Raad concludeerde dat de werking van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 april 2016, waarin de arbitrale beslissingen waren vernietigd, niet was herleefd. De Hoge Raad verwierp het principale beroep van de Russische Federatie en veroordeelde haar in de proceskosten.