Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.de rechtspersoon naar het recht van Cyprus VETERAN PETROLEUM LIMITED,
2.de rechtspersoon naar het recht van de Isle of Man YUKOS UNIVERSAL LIMITED,
3.de rechtspersoon naar het recht van Cyprus HULLEY ENTERPRISES LIMITED,
1.Het geding
2.Inleiding en achtergrond
Interim Awards on Jurisdiction and Admissibilityvan 30 november 2009 (hierna: de Interim Awards) geoordeeld over een aantal preliminaire verweren die de Russische Federatie had opgeworpen, onder meer met betrekking tot de bevoegdheid van het scheidsgerecht. In de Interim Awards heeft het scheidsgerecht bepaalde bevoegdheids- en ontvankelijkheidsverweren verworpen en ten aanzien van andere preliminaire verweren beslist dat het oordeel daarover zou worden aangehouden tot de inhoudelijke fase (‘the merits phase’) van het geding.
Final Awardsvan 18 juli 2014 (hierna: de Final Awards) heeft het scheidsgerecht de nog resterende bevoegdheids- en/of ontvankelijkheidsverweren van de Russische Federatie verworpen, geoordeeld dat de Russische Federatie haar verplichtingen onder art. 13 lid 1 ECT heeft geschonden en de Russische Federatie veroordeeld aan HVY schadevergoeding te betalen van respectievelijk USD 8.203.032.751 (aan VPL), USD 1.846.000.687 (aan YUL) en USD 39.971.834.360 (aan Hulley), vermeerderd met rente en kosten.
unclean hands;
unclean hands-argument te vorderen, althans dat zij dit recht heeft verwerkt. Volgens de Russische Federatie heeft het hof in zijn brief van 17 januari 2018 slechts gesteld te zullen beslissen over de vraag of bepaalde door de Russische Federatie aangevoerde vernietigingsgronden buiten beschouwing moeten worden gelaten omdat deze niet in de dagvaarding zijn aangevoerd.
unclean hands-argument. HVY hebben ook in alle gevallen waarin zij bezwaar maken op grond van art. 1068 en de artt. 1052 lid 2 en art. 1065 lid 2 Rv, tevens een beroep op art. 130 Rv gedaan. Het zou weinig zinvol zijn om in dit stadium ten aanzien van, bijvoorbeeld, het
unclean hands-argument wel te beslissen naar aanleiding van het bezwaar gegrond op art. 130 Rv maar niet voor zover het gebaseerd is op art. 1052 lid 2, art. 1065 lid 2 Rv of op afstand van recht dan wel rechtsverwerking. Partijen zouden dan nog niet weten waar zij ten aanzien van de toelaatbaarheid van het
unclean hands-argument aan toe zijn. Ook voor de Russische Federatie moet duidelijk zijn geweest dat het de bedoeling van het hof was om reeds in dit stadium van het geding duidelijkheid te verschaffen over wat wel en wat niet onderdeel van het debat zou zijn.
unclean hands-argument. Op de vraag van het hof of partijen nog voornemens waren incidenten op te werpen heeft mr. Ynzonides, destijds een van de advocaten van HVY, geantwoord:
unclean hands-argument niet meer aan de orde kan komen. Het hof acht het overigens ook in verband met de goede procesorde van belang dat over deze vraag reeds thans wordt beslist.
4.(I) unclean hands
unclean handskomen er kort gezegd op neer dat HVY, althans (rechts)personen wier handelingen aan HVY kunnen worden toegerekend, zelf onrechtmatig hebben gehandeld, met name bij het verrichten en consolideren van hun investeringen in Yukos. Het gaat HVY, zo begrijpt het hof, om de volgende stellingen in de memorie van antwoord (verwezen wordt naar de hoofdstukindeling van de memorie van antwoord):
Onderdeel III(Achtergronden: de onwettige verkrijging, exploitatie en plundering van Yukos Oil Company)onder B(de onwettige handelingen van Russische Oligarchen en HVY).
Onderdeel IV(Grond voor vernietiging 1 (vervolg) – het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst)onder C(Jurisdictie grond 2 - Het scheidsgerecht was niet bevoegd omdat HVY en hun aandelen in Yukos niet onder de bescherming van de ECT vallen)sub b(de ECT beschermt HVY’s aandelen in Yukos niet omdat het uiteindelijk investeringen zijn van Russische staatsburgers in de Russische Federatie).
Onderdeel IV(Grond voor vernietiging 1 (vervolg) – het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst)onder C(Jurisdictie grond 2 - Het scheidsgerecht was niet bevoegd omdat HVY en hun aandelen in Yukos niet onder de bescherming van de ECT vallen)onder c(de ECT beschermt de investeringen van HVY niet omdat ze in strijd met de wet zijn gedaan).
Onderdeel VII(Grond voor vernietiging 5 – de Yukos awards zijn in strijd met de openbare orde) onder H (openbare orde grond 6 – tenuitvoerlegging van de Yukos Awards zal leiden tot een schending van de openbare orde wat betreft de fraude, corruptie en andere serieuze onwettigheden).
equality of arms, alsmede op speculatieve, subjectieve en inconsistente wijze tot zijn bevindingen is gekomen.
unclean hands- argument aan haar vordering ten grondslag te leggen, dan wel dit recht verwerkt.
unclean hands-argument tijdig in de arbitrage, te weten in haar Statement of Defense, naar voren te brengen. De Russische Federatie heeft dat argument weliswaar in de Statement of Defense aangevoerd, maar alleen als argument omtrent de ontvankelijkheid (
admissibility), niet ter bestrijding van de bevoegdheid (
jurisdiction) van het scheidsgerecht, aldus HVY. Dit is volgens HVY in strijd met art. 1052 lid 2 Rv, dat bepaalt dat een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, door een in de arbitrage verschenen partij voor alle weren moet worden gedaan, op straffe van het verval van haar recht op dat ontbreken later, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen. Daarnaast voeren HVY aan dat het de Russische Federatie niet vrijstaat het
unclean hands-argument aan te voeren ter onderbouwing van de stelling dat HVY geen ‘Investering’ hebben gedaan in de zin van art. 1 lid 6 ECT en geen ‘Investeerders’ zijn in de zin van art. 1 lid 7 ECT, omdat de Russische Federatie het
unclean hands-argument daartoe ook niet in de Statement of Defense heeft aangevoerd.
unclean hands-argument in de volgende context gebruikt. In de Statement of Defense van 15 oktober 2005 heeft de Russische Federatie op een aantal gronden de bevoegdheid (
jurisdiction) van het scheidsgerecht bestreden, maar niet met het
unclean hands-argument (“Claimant Does Not Come To The Tribunal With Clean Hands”), dat zij daarin wel als argument voor de niet-ontvankelijkheid (
inadmissibility) van HVY’s vordering onder het ETC heeft aangevoerd (“These unlawful acts preclude this claim under the Treaty”). Ook in het First Memorial on Jurisdiction and Admissibility van 28 februari 2006 is het
unclean hands-argument (uitsluitend) aangevoerd in het kader van de
inadmissibility. Vervolgens heeft het scheidsgerecht in zijn Procedural Order No. 3 besloten dat omtrent de stellingen van partijen met betrekking tot de
unclean handsen de beschuldiging van “criminal enterprise” zal worden beslist in de “merits phase” van het geding. In die zin ook de Interim Award onder 20 en 435. In de Interim Award heeft het scheidsgerecht ten aanzien van het
unclean hands-argument het volgende beslist:
unclean hands-argument behandeld als een argument dat tot een of meer van de volgende beslissingen zou kunnen leiden: “(a) the Tribunal does not have jurisdiction over Claimants’ claims; (b) Claimants’ claims are inadmissable; and/or Claimants should be deprived of the substantive protections of the ECT” (Final Award nrs. 1273, 1280, 1313, 1349, 1373). Het scheidsgerecht was van oordeel dat het niet hoefde te beslissen welk rechtsgevolg honorering van het
unclean hands-argument zou hebben (Final Award nr. 1353). Ten slotte heeft het scheidsgerecht in het dictum van de Final Award beslist:
unclean hands-argument. Het
unclean hands-argument is door de Russische Federatie in de arbitrage wel vóór alle weren aangevoerd, zij het als argument in het kader van de door haar bepleite
inadmissibility.
unclean hands-argument ging beroepen als argument voor de onbevoegdheid van het scheidsgerecht, was dat geen nieuw argument. Het was immers al in de Statement of Defense aangevoerd in het kader van de
(in)admissibilityen door HVY ook als zodanig bestreden. Het
unclean hands-argument dat in het kader van de
jurisdictionwerd aangevoerd kwam overeen met datzelfde argument dat al eerder in het kader van de
(in)admissibilitywas aangevoerd. Het valt ook niet in te zien, en HVY stellen ook niet, dat het
unclean hands-argument op een wezenlijk andere wijze of met andere argumenten bestreden moest worden doordat het in een later stadium van de arbitrage ook in het kader van de
jurisdictionwerd aangevoerd. Van strijd met de goede procesorde is ook overigens niet gebleken. Art. 1052 lid 2 Rv staat er dus niet aan in de weg dat de Russische Federatie het
unclean hands-argument later dan in de Statement of Defense in de arbitrage dan wel in de onderhavige vernietigingsprocedure aanvoert.
unclean hands-argument aanvoert ter onderbouwing van de stelling dat HVY geen ‘Investering’ hebben gedaan in de zin van art. 1 lid 6 ECT en geen ‘Investeerders’ zijn in de zin van art. 1 lid 7 ECT, terwijl zij dat argument in de Statement of Defense niet in dat verband heeft aangevoerd. Het hof verwerpt dit bezwaar. De Russische Federatie heeft in de Statement of Defense zowel een beroep gedaan op het
unclean hands-argument (nr. 47) als op het ontbreken van een ‘Investering’ in de zin van art. 1 lid 6 ECT (nrs. 30-34). De Russische Federatie heeft in de Statement of Defense daarnaast aangevoerd dat het scheidsgerecht “Lacks Jurisdiction
Ratione Personae” (nrs. 24-29), welk argument niet anders kan worden begrepen dan als een beroep op art. 1 lid 7 ECT. Uit de Skeleton Argument van HVY (nrs. 19-23) blijkt dat HVY dat argument ook inderdaad als een beroep op art. 1 lid 7 ECT hebben opgevat.
unclean hands-argument in de Statement of Defense niet heeft aangevoerd in het kader van haar beroep op art. 1 lid 6 of 1 lid 7 ECT. Door deze argumenten te combineren is de Russische Federatie echter niet getreden buiten de grenzen die zijn uitgezet in het Smit/Ruwa-arrest. Er is immers geen sprake van dat het
unclean hands-argument een nieuw verweer was. HVY maken ook niet duidelijk in welk opzicht de goede procesorde zich zou verzetten tegen het combineren van bestaande argumenten, dan wel in hoeverre zij hierdoor onredelijk in haar verdediging zou worden geschaad.
unclean hands-argument, uitdrukkelijk in het dictum van de Final Award heeft verworpen en dat de Russische Federatie die beslissing in de dagvaarding die deze vernietigingsprocedure inleidde niet met enige vernietigingsgrond heeft bestreden. Dat de Russische Federatie dat voor het eerst in de memorie van antwoord doet is volgens HVY in strijd met het arrest HR 22 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8099 (Bursa/Güris). In dat arrest heeft de Hoge Raad volgens HVY uitgemaakt dat beslissingen van het scheidsgerecht die niet in de dagvaarding met een vernietigingsgrond zijn bestreden, niet later in de loop van het vernietigingsgeding alsnog kunnen worden bestreden.
unclean handsargument. De Russische Federatie heeft de in de memorie van antwoord (hoofdstuk III.B) genoemde achtentwintig onrechtmatigheden in de dagvaarding (nrs. 30 e.v.) wel als ‘achtergrondinformatie’ naar voren gebracht en daarover gesteld:
unclean hands) en dus niet beschermd worden door art. 1 lid 6 ECT. Tevens heeft de Russische Federatie in de conclusie van repliek aangevoerd dat de illegaliteit van HVY’s investering op grond van een fundamenteel beginsel van investeringsarbitrages in de weg staat aan bescherming op grond van de ECT en dat (ook) om die reden aan het scheidsgerecht geen bevoegdheid toekwam. De Russische Federatie heeft daarbij verwezen naar de 28 gevallen van illegaal of malafide gedrag (repliek nr. 265). In de conclusie van dupliek hebben HVY met een beroep op het Bursa/Güris-arrest aangevoerd dat dit beroep tardief is, omdat dit in strijd is met het bepaalde in art. 1064 lid 5 Rv nu het
unclean hands-argument zich richt tegen beslissingen van het scheidsgerecht die de Russische Federatie niet heeft bestreden in de dagvaarding. De rechtbank is niet toegekomen aan een beoordeling van het
unclean hands-argument of van de stelling van HVY dat dit argument te laat is aangevoerd.
unclean hands-argument later dan in de dagvaarding aan te voeren ter onderbouwing van haar beroep op het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage, mits dit niet in strijd komt met de goede procesorde of het bepaalde in art. 1052 lid 2 j° art. 1065 lid 2 Rv.
unclean hands-argument in de dagvaarding niet heeft bestreden, is onjuist. Het systeem van de wet gaat er van uit dat de vernietiging van een arbitraal vonnis wordt gevorderd op grond van een of meer van de in art. 1065 lid 1 Rv genoemde vernietigingsgronden. Het is niet vereist dat de partij, die vordert dat een arbitraal vonnis wordt vernietigd, in de dagvaarding ook (of in plaats daarvan) de specifieke beslissingen noemt die hij met de vernietigingsgronden van art. 1065 lid 1 Rv wil bestrijden. Hieraan doet niet af dat de Hoge Raad in het Bursa/Güris-arrest heeft beslist, dat indien een specifieke beslissing van het scheidsgerecht (in dat geval omtrent de kosten van de arbitrage) in de dagvaarding met een bepaalde vernietigingsgrond is bestreden, het niet is toegestaan die beslissing in een later stadium van het geding tevens met een andere vernietigingsgrond te bestrijden, ook al werd die andere vernietigingsgrond in de dagvaarding wel ter bestrijding van een andere beslissing aangevoerd. Die specifieke situatie, waarbij later in het geding een nieuwe vernietigingsgrond in de zin van art. 1064 lid 5 Rv werd aangevoerd om een reeds in de dagvaarding met een andere vernietigingsgrond aangevochten arbitrale beslissing te bestrijden, doet zich in het onderhavige geval niet voor. Ook kan uit het Bursa/Güris-arrest, anders dan HVY bepleiten, niet als algemene regel worden afgeleid dat waar tegen een specifieke arbitrale beslissing bij dagvaarding niet met zoveel woorden een vernietigingsgrond is voorgedragen, tegen die beslissing in de loop van het geding in het geheel geen vernietigingsgronden meer kunnen worden aangevoerd. De Russische Federatie heeft in de dagvaarding de bevoegdheid van het scheidsgerecht bestreden met de vernietigingsgrond van art. 1065 lid 1 onder a Rv. Op grond van het arrest inzake Breeders/Burshan mag die grond, binnen de hiervoor aangegeven grenzen, in een later stadium van het geding nader worden onderbouwd met nieuwe feitelijke of juridische argumenten, zoals met het
unclean hands-argument. Anders dan HVY ook nog aanvoeren valt uit dat arrest niet af te leiden dat een dergelijke nadere onderbouwing uitsluitend is toegestaan in reactie op het verweer van de gedaagde of het vonnis van de rechtbank.
unclean hands-argument later dan in de dagvaarding de grenzen genoemd in het Breeders/Burshan-arrest overschrijdt, komt het hof daarop hierna terug voor zover het gaat om het bezwaar dat HVY baseren op art. 130 Rv. Daaruit blijkt dat dit bezwaar niet opgaat. Voor zover HVY aanvoeren dat sprake is van strijd met art. 1052 lid 2 Rv faalt dat betoog op grond van wat het hof hiervoor heeft overwogen.
unclean hands-argument aan het partijdebat wordt toegevoegd, met de volgende argumenten onderbouwd:
unclean hands-argument zal leiden tot een zeer aanzienlijke en onredelijke vertraging van de procedure; het toelaten van het
unclean hands- argument betekent behandeling van 13 getuigen- en expertverklaringen met 554 daarbij behorende producties, waarop HVY dan weer zouden moeten reageren, met het vooruitzicht van verder debat daarover;
unclean hands-argument eerst in haar memorie van antwoord aan te voeren, wordt HVY het recht ontnomen op een volledige beoordeling van de zaak in twee instanties en tracht de Russische Federatie te voorkomen dat HVY op dat argument in een volledige memorie kunnen reageren;
unclean hands-argument berust zijn gepleegd door derden, die geen partij zijn in deze procedure;
unclean hands-argument in de memorie van antwoord is uiteengezet is ondeugdelijk, omdat dit argument berust op uitgebreide verwijzingen naar “nieuwe” getuigen- en expertverklaringen die op hun beurt weer naar ander materiaal verwijzen, terwijl deugdelijke stellingen in de memorie van antwoord zelf ontbreken.
unclean hands-argument niet voor het eerst in de memorie van antwoord is aangevoerd maar in de conclusie van repliek (zie hiervoor onder 4.3.3). Dat de Russische Federatie dit onderwerp bewust heeft weggelaten uit het debat in eerste aanleg is dus niet juist. HVY hebben in eerste aanleg tegen de introductie van het
unclean hands-argument geen bezwaar gemaakt op grond van art. 130 Rv. In art. 130 lid 1 Rv ligt besloten dat het bezwaar uiterlijk vóór het eindvonnis in de desbetreffende instantie aanhangig moet worden gemaakt, bij gebreke waarvan de rechtbank dient uit te gaan van de gewijzigde eis. Dit betekent dat HVY tegen het
unclean hands-argument als zodanig niet voor het eerst in hoger beroep met vrucht bezwaar kunnen maken wegens strijd met de goede procesorde. Daaraan doet niet af dat HVY bij dupliek wel hebben aangevoerd dat het
unclean hands-argument in strijd is met het bepaalde in art. 1064 lid 5 Rv. Een (gemotiveerd) bezwaar op grond van de goede procesorde bedoeld in art. 130 Rv valt daarin immers niet te lezen.
unclean hands-argument te reageren slaagt niet. Aangezien het
unclean hands-argument door de Russische Federatie voor het eerst in de conclusie van repliek werd aangevoerd, hebben HVY daar in de conclusie van dupliek, bij pleidooi in eerste aanleg en in de memorie van grieven inhoudelijk op kunnen reageren. Van die mogelijkheid hebben zij ook gebruik gemaakt. Dit betekent dat HVY voldoende gelegenheid hebben gehad om te reageren op het
unclean hands-argument, zoals dat door de Russische Federatie in de conclusie van repliek naar voren was gebracht en tijdens het pleidooi nader was toegelicht. Van strijd met de goede procesorde is in zoverre geen sprake.
uitbreidingdie de Russische Federatie volgens HVY in de memorie van antwoord aan het
unclean hands-argument heeft gegeven. Voor zover HVY zich in dit verband beroepen op de introductie van ‘geheel nieuwe onderwerpen’ verwerpt het hof dat bezwaar. HVY hebben immers niet aangegeven op welke nieuwe onderwerpen zij het oog hebben. Voor zover HVY zich beroepen op het overleggen van nieuwe producties bij memorie van antwoord, spitst hun bezwaar zich kennelijk toe op het volgende:
unclean hands-argument die de Russische Federatie reeds in eerste aanleg naar voren heeft gebracht. Daarbij moet bedacht worden dat de Russische Federatie reeds in eerste aanleg meerdere gevallen van onrechtmatig handelen van HVY had aangevoerd (repliek nr. 28) en een (algemeen) bewijsaanbod had gedaan. De meeste van deze stellingen lenen zich voor een uitvoerig feitelijk en juridisch debat, en zonodig bewijslevering. Aan bewijslevering zijn partijen in eerste aanleg niet toegekomen, maar dat wil niet zeggen dat de Russische Federatie haar eis (op ontoelaatbare wijze) vermeerdert indien zij in hoger beroep nader schriftelijk bewijs van haar stellingen in het geding brengt.
unclean hands-argument bij repliek heeft ook niet in een onredelijk laat stadium van het geding plaatsgevonden. Daarbij is ook van belang dat de rechtbank weliswaar niet aan het
unclean hands-argument is toegekomen, maar dat de devolutieve werking van het appel kan meebrengen dat het hof alsnog op dit argument moet beslissen, in welk kader ook bewijslevering aan de orde zal kunnen komen. Tegen die achtergrond is het niet evident dat er uiteindelijk (onredelijke) vertraging van het geding ontstaat indien reeds in dit stadium van het geding bewijsmateriaal in het geding wordt gebracht en bediscussieerd.
unclean hands-argument eerst in haar memorie van antwoord aanvoert, HVY het recht wordt ontnomen op een volledige beoordeling van de zaak in twee instanties. Dit argument gaat reeds niet op omdat, zoals hiervoor is geconstateerd, het
unclean hands-argument reeds bij repliek is aangevoerd. De rechtbank is aan het
unclean hands-argument (en aan het daartegen door HVY aangetekende bezwaar) niet toegekomen, omdat de rechtbank de Yukos Awards reeds op een andere grond vernietigde. Indien het hof de tegen dit vonnis aangevoerde grieven gegrond zou achten zal het in verband met de devolutieve werking van het appel toekomen aan de andere door de Russische Federatie aangevoerde vernietigingsgronden, waaronder – aangezien zoals hierna zal worden geconcludeerd het bezwaar van HVY daartegen niet opgaat – het
unclean hands-argument. Het hof zal de beslissing over dit argument niet naar de rechtbank mogen terugwijzen. Indien aan HVY aldus de mogelijkheid wordt onthouden over het
unclean hands-argument (inclusief de daaraan volgens HVY in de memorie van antwoord gegeven uitbreiding) in twee instanties te procederen, is dat het gevolg van de devolutieve werking van het hoger beroep en het verbod van terugwijzing naar de rechtbank, niet van het feit dat de Russische Federatie dit argument te laat heeft aangevoerd. Dat het terugwijsverbod in voorkomend geval tot gevolg kan hebben dat over bepaalde geschilpunten niet in twee instanties wordt geprocedeerd, is een door de Hoge Raad aanvaarde consequentie van het systeem van hoger beroep.
unclean hands-argument berust gepleegd zouden zijn door derden, betekent niet dat het de Russische Federatie niet vrij zou staan aan te voeren dat die handelingen aan HVY moeten worden tegengeworpen. Van strijd met de goede procesorde is geen sprake.
unclean hands-argument in de memorie van antwoord is gepresenteerd ondeugdelijk is. Daarbij gaat het HVY kennelijk met name om de wijze waarop wordt verwezen naar bij de memorie van antwoord overgelegde getuigen- en expertverklaringen, en de manier waarop in die verklaringen weer wordt verwezen naar andere verklaringen en bronnen. HVY geven hiervan een paar voorbeelden (Akte houdende bezwaar nr. 139 met voetnoten 159-161). HVY zijn er echter niet in geslaagd aan te tonen dat het
unclean hands-argument in zijn geheel onbegrijpelijk is gepresenteerd. Ook indien juist is dat de Russische Federatie mogelijk in een aantal gevallen haar argumenten op onduidelijke of ondeugdelijke wijze heeft gepresenteerd, brengt dat enkele feit nog niet mee dat het
unclean hands-argument als zodanig in strijd met de goede procesorde is. HVY zullen op de gestelde onduidelijkheden in hun reactie op de producties kunnen wijzen en het hof zal aan een eventuele onduidelijkheid of onbegrijpelijkheid de consequenties kunnen verbinden die het passend acht.
unclean hands-argument aan te voeren ter ondersteuning van haar vordering tot vernietiging van de Yukos Awards, dan wel dat zij het recht daartoe heeft verwerkt.
en dat de juridische gebreken rond de oprichting van Yukos niet een van de gronden vormen waarop de Russische Federatie de vernietiging van de Yukos Awards vordert. De Russische Federatie is echter van mening dat deze achtergrondinformatie nuttig kan zijn voor de Rechtbank om te begrijpen wat Eiseressen na die oprichting van Yukos allemaal hebben gedaan.”
unclean hands-argument, en HVY mochten dat daar in redelijkheid ook niet uit afleiden. In die passage wordt gesteld dat dit argument niet een van de gronden vormt waarop de Russische Federatie vernietiging van de arbitrale vonnissen vordert. Er worden echter geen bewoordingen gebruikt waaruit in redelijkheid kan worden afgeleid dat de Russische Federatie tevens te kennen geeft dat zij dat argument in een later stadium van het geding niet alsnog zal gebruiken ter onderbouwing van haar stelling dat de arbitrale vonnissen dienen te worden vernietigd op (een van) de in art. 1065 lid 1 Rv genoemde gronden. Daarbij acht het hof mede van belang dat binnen de grenzen aangegeven in het arrest Breeders/Burshan (HR 27 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4003) het toelaatbaar is dat een in de dagvaarding aangevoerde vernietigingsgrond later in het geding wordt uitgewerkt met nieuwe juridische en feitelijke stellingen. HVY hadden met die mogelijkheid rekening moeten houden. Verder acht het hof niet duidelijk wat in de aangehaalde passage bedoeld wordt met ‘juridische gebreken rond de oprichting van Yukos’. Het
unclean hands-argument omvat immers aanzienlijk meer dan ‘juridische gebreken rond de oprichting van Yukos’ (zie meer in het bijzonder de achtentwintig gevallen van onrechtmatig handelen, samengevat in de Final Award onder 1281-1310 en de stellingen in de inleidende dagvaarding onder 30 e.v.). Daar komt bij dat de gestelde onrechtmatige gedragingen waarop het
unclean hands-argument rust, wel uitgebreid in de dagvaarding zijn uiteengezet als ‘achtergrond’ die nuttig kan zijn voor de rechtbank. Een en ander betekent dat HVY uit deze passage in redelijkheid niet mochten afleiden dat de Russische Federatie afstand deed van het
unclean hands-argument.
unclean hands-argument. Daarbij is van belang dat niet kan worden aangenomen dat HVY in haar verdediging onevenredig is benadeeld doordat de Russische Federatie zich eerst bij repliek op het
unclean hands-argument heeft beroepen. Het hof verwijst naar hetgeen het hiervoor heeft overwogen naar aanleiding van HVY’s beroep op art. 130 Rv.
unclean hands-argument ongegrond is.
5.(II) bedrog gepleegd door HVY in de arbitrage
(III) art. 1 leden 6 en 7 ECT en de vraag of HVY’s aandelen in Yukos als ‘Investering’ in de zin van het zesde lid kunnen worden aangemerkt, en of HVY kunnen worden aangemerkt als ‘Investeerder’ in de zin van het zevende lid.