Uitspraak
C/09/477160 / HA ZA 15-1 (hierna: zaak I)van
C/09/477162 / HA ZA 15-2 (hierna: zaak II)van
1.De procedures
2.De feiten die tussen partijen vaststaan
2.13
3.De relevante wetgeving
4.De geschillen van partijen
5.De beoordeling van de geschillen
6.De beslissing6.1–6.9
1.De procedures
2.De feiten die tussen partijen vaststaan
in alle zaken
The Energy Charter Treaty) opengesteld voor ondertekening. Uit artikel 50 van dit verdrag volgt dat onder meer de Engelse en de Franse tekst van het verdrag en het bijbehorende Protocol authentiek zijn. Deze beide authentieke teksten zijn gepubliceerd in het Nederlandse
Tractatenblad(
Trb.1995, 108). In dit vonnis wordt uitgegaan van de Engelse tekst van het verdrag, dat zal worden aangeduid als “de ECT” of als “het Verdrag”. De in deze zaak relevante bepalingen van de ECT zijn hierna, in 3.2, weergegeven in de Engelstalige versie. De ECT is in werking getreden op 16 april 1998.
Trb.1995, nr. 250). De Russische Federatie heeft geen gebruik gemaakt van de in artikel 45 lid 2 onder
aECT voorziene mogelijkheid voor een Ondertekenende Partij om een verklaring in te dienen dat zij niet kan instemmen met de in artikel 45 geregelde voorlopige toepassing van de ECT.
procedural ordersheeft het Scheidsgerecht op 30 november 2009 in elk van de drie parallelle zaken een tussenvonnis (hierna: Interim Award) gewezen. In deze Interim Awards heeft het Scheidsgerecht enkele vragen over zijn bevoegdheid beantwoord. Voor zover thans van belang, houden de Interim Awards het volgende in. De door het Scheidsgerecht vermelde artikelen zijn – tenzij uit het hierna volgende anders blijkt – bepalingen van de ECT. In deze weergave zijn de voetnoten weggelaten. De citaten komen uit de Interim Award van gedaagde VPL en zijn vrijwel identiek aan de overwegingen in de Interim Awards van de andere gedaagden. Gedaagde VPL wordt aangeduid als “
Claimant”, de Russische Federatie als “
Respondent”.
Turning to Claimant’s argument about the meaning of these words, the Tribunal finds that Claimant does not provide sufficient support for its interpretation of the phrase“such provisional application”as necessarily referring to the principle of provisional application. Article 45(1) does not refer anywhere to the principle of provisional application, but rather to “[e]ach signatory agree[ing] to apply this Treaty provisionally . . .”
of the FLIT are very clear. There is no room for ambiguity. The Tribunal therefore concludes that the Russian Federation has consented to be bound — albeit provisionally — by Article 26 of the ECT by its signature of the ECT. Article 45(1) of the ECT establishes beyond the shadow of a doubt, and notwithstanding Article 39 of the ECT, that the Russian Federation and other signatories agreed that their signature of the Treaty would have the effect of expressing the consent of the Russian Federation (and each other signatory) to be provisionally bound by its terms.
5.Conclusion
:
3.De relevante wetgeving
The Energy Charter Treaty (“ECT”)
Federal laws shall be adopted by the State Duma. (…)
4.De geschillen van partijen
in alle zaken
a(een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt), in verband waarmee het Scheidsgerecht niet bevoegd was tot kennisneming en beslissing op de vorderingen van gedaagden;
c(het Scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden);
b(het Scheidsgerecht was onregelmatig samengesteld), in het bijzonder doordat zijn assistent Valasek klaarblijkelijk een inhoudelijke rol van betekenis heeft vervuld bij het beoordelen van het bewijs, bij de beraadslaging van het Scheidsgerecht en bij de voorbereiding van de Final Awards;
d(de Yukos Awards zijn ten aanzien van diverse cruciale aspecten niet met redenen omkleed);
e(de Yukos Awards zijn strijdig met de Nederlandse openbare orde en de goede zeden, waaronder in dit geval de fundamentele rechten van de Russische Federatie op een eerlijk proces), nu uit de Awards de partijdigheid en de vooroordelen van het Scheidsgerecht blijken.
5.De beoordeling van de geschillen
in alle zaken
Tractatenblad.
oudis in dit geval nog van toepassing op grond van artikel IV van de Wet van 2 juni 2014 (
Stb.200), dat bepaalt dat deze wet, die nieuwe regels voor arbitrage bevat, van toepassing is op arbitrages die aanhangig zijn op of na de datum van inwerkingtreding van de wet. De Arbitrage was toen, op 1 januari 2015, niet meer aanhangig.
aRv ontbreekt, uiteindelijk aan de gewone rechter is opgedragen. Dit fundamentele karakter brengt ook mee dat de rechter – in afwijking van de in beginsel beperkte toetsing in een vernietigingsprocedure – een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis op de grond dat een geldige overeenkomst ontbreekt, niet terughoudend toetst (vergelijk recent Hoge Raad 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2837). Bij het oordeel hierover neemt de rechtbank bovendien als uitgangspunt dat op gedaagden de bewijslast rust ten aanzien van de bevoegdheid van het Scheidsgerecht. Die bewijslast rustte in de Arbitrage immers ook op hen (als eisers), terwijl in deze procedure dezelfde bevoegdheidskwestie aan de orde is.
“not inconsistent”is met de Russische constitutie, wetgeving of andere regelgeving.
ratification”) voorop. Dit is ook het geval in artikel 44, dat betrekking heeft op de inwerkingtreding van het Verdrag. Het Verdrag kent echter ook, bij wijze van uitzondering, de in artikel 45 voorziene mogelijkheid van “voorlopige toepassing”.
to the extent that such provisional application is not inconsistent with its constition, laws or regulations”. De rechtbank duidt dit voorbehoud hierna, in overeenstemming met de in de Interim Awards gebruikte terminologie, aan als de “Limitation Clause”. Het Scheidsgerecht heeft geoordeeld dat de Russische Federatie door ondertekening van de ECT ermee heeft ingestemd dat het Verdrag als geheel voorlopig zou worden toegepast in afwachting van de inwerkingtreding ervan, tenzij het principe van voorlopige toepassing zelf strijdig zou zijn met de Russische Grondwet, wetten of andere voorschriften. Volgens het Scheidsgerecht behelst de in artikel 45 lid 1 vervatte Limitation Clause dus een “alles of niets”-benadering. Dit oordeel, dat in 2.10 uitgebreid is weergegeven, laat zich als volgt samenvatten, waarbij alleen de voor dit vonnis relevante overwegingen worden weergegeven. Hierbij verwijzen de tussen haken geplaatste nummers naar de desbetreffende rechtsoverwegingen van het Scheidsgerecht.
to the extent” wordt vaak als formulering gebruikt wanneer opstellers van een bepaling in een verdrag of een wet duidelijk willen maken dat een bepaling alleen moet worden toegepast in de mate waarin wordt voldaan aan hetgeen daarop volgt. (303)
“such”. De zinsnede
“such provisional application”(“
deze voorlopige toepassing”) verwijst naar de eerder in dat artikellid genoemde voorlopige toepassing, te weten de voorlopige toepassing van
“this Treaty”.De betekenis van de zinsnede
“deze voorlopige toepassing”is dan ook context-specifiek: de betekenis ervan is ontleend aan het specifieke gebruik van de voorlopige toepassing waarnaar deze zinsnede verwijst. (304 en 305)
cECT heeft de zinsnede
“deze voorlopige toepassing”noodzakelijkerwijs een andere betekenis. Zij verwijst naar de voorlopige toepassing van alleen Deel VII van het Verdrag. (306)
geheleverdrag of van
enkele delenvan het verdrag. De eerste interpretatie stemt, in de context, beter overeen met de gewone betekenis die aan de termen moet worden toegeschreven. (308)
pacta sunt servanda-beginsel en met artikel 27 van het WVV. (312-319)
travaux preparatoires.(329)
travaux preparatoires) en de omstandigheden waaronder het verdrag is gesloten. Deze middelen kunnen worden ingezet om de betekenis die voortvloeit uit de toepassing van artikel 31 te bevestigen of de betekenis te bepalen indien de uitlegging, geschied overeenkomstig artikel 31, (a) de betekenis dubbelzinnig of duister laat of (b) leidt tot een resultaat dat duidelijk ongerijmd of onredelijk is.
“to the extent”.De betekenis van het woord
“extent”wordt in de
Oxford Thesaurus of Englishonder meer omschreven als
“degree, scale, level, magnitude, scope, extensiveness, amount, size; coverage, breadth, width, reach en range.”Dit sluit aan bij de door de Russische Federatie genoemde, aan de
Oxford English dictionary(tweede editie 1989) en de
Webster’s Third International Dictionary of the English Language(1961) ontleende omschrijving van de woorden
“to the extent”:“
space or degree to which anything is extended”, “width of application, operation, etc. scope”, “range (as of inclusiveness or application) over which something extends”en
“the limit to which something extends”.
“to the extent”wordt dus volgens de betekenis daarvan in het normale spraakgebruik een mate, een reikwijdte of – iets anders gezegd – een differentiatie weergegeven. Deze betekenis komt ook tot uitdrukking in een aantal andere taalversies van het verdrag. Zo is de term in de Duitse versie vertaald als “
in dem Maβe”, in de Franse versie als “
dans la mesure où” en in de Nederlandse versie als “voor zover”.
“to the extent”vaak gebruiken om duidelijk te maken dat een bepaling alleen toepassing ken vinden in de mate waarin wordt voldaan aan hetgeen erop volgt. Het Scheidsgerecht heeft echter in het kader van de context waarin deze term moet worden gelezen, beslissend belang gehecht aan het bijvoeglijk naamwoord
“such”.Volgens het Scheidsgerecht kunnen de woorden
“such provisional application”alleen verwijzen naar het eerder in artikel 45 lid 1 opgenomen begrip
“this Treaty”en gaat het erom of
“such provisional application of this Treaty”niet strijdig is met het nationaal recht. Naar het oordeel van de rechtbank verschaft deze denkbeeldige toevoeging geen verduidelijking. Deze verwijzing naar het verdrag, die vanzelf spreekt – een andere lezing is immers niet goed denkbaar –, geeft geen duidelijkheid over de vraag of de voorlopige toepassing alleen betrekking kan hebben op het Verdrag als geheel, dus op het principe van voorlopige toepassing, of slechts op delen daarvan, en dus op afzonderlijke verdragsbepalingen. Aan de verwijzing naar “
this Treaty” komt dan ook bij de uitleg van de Limitation Clause geen bijzondere betekenis toe.
“constitution”en
“laws”,maar uitdrukkelijk ook met
“regulations”. De Russische Federatie heeft terecht erop gewezen dat een verbod op voorlopige toepassing van verdragen als zodanig gewoonlijk het gevolg is van constitutionele vereisten en verankerd kan liggen in een wet in formele zin. Niet goed denkbaar is evenwel dat een verbod op voorlopige toepassing van een verdrag, gegeven het principiële karakter daarvan, is neergelegd in lagere wetgeving. Daarentegen is een toets op verenigbaarheid van afzonderlijke verdragsbepalingen met lagere wetgeving wel voorstelbaar. Gedaagden hebben op dit punt volstaan met het betoog dat het gebruik van het woord
“regulations”slechts beklemtoont dat de opstellers van de ECT een zo ruim mogelijk overzicht wilden geven om ervoor te zorgen dat elke bepaling van het recht van een Ondertekenende Partij zou worden opgenomen die strijdig was met voorlopige toepassing als zodanig. Het is volgens gedaagden misschien ongebruikelijk, maar zij achten het niet onmogelijk dat een voorschrift een bepaling bevat met betrekking tot het principe van de voorlopige toepassing. De rechtbank acht deze toelichting niet overtuigend en mist daarin bovendien een verwijzing naar een dergelijke bedoeling van de opstellers van het Verdrag.
aECT). Artikel 45 lid 2 onder
cbrengt voor dat geval mee dat een Ondertekenende Partij niettemin Deel VII van het Verdrag
(“Structure and Institutions”) voorlopig moet toepassen “
to the extent that such provisional application is not inconsistent with its laws and regulations.” In dit artikellid wordt dus dezelfde terminologie gebruikt als in het eerste lid, met dit verschil dat artikel 45 lid 2 onder c geen verwijzing bevat naar de Grondwet. Het Scheidsgerecht heeft zich niet in duidelijke bewoordingen uitgesproken over de betekenis van artikel 45 lid 2 onder c. Het heeft zich beperkt tot het oordeel dat in de context van deze bepaling de zinsnede
“such provisional application”noodzakelijkerwijs een andere betekenis heeft dan dezelfde verwijzing in artikel 45 lid 1 en verwijst naar de voorlopige toepassing van alleen Deel VII van het Verdrag. Of hiermee ook is gedoeld op het principe van de voorlopige toepassing, maken de overwegingen niet duidelijk.
cbeperkt blijft tot Deel VII, ligt het al daarom niet voor de hand dat in deze bepaling het principe van de voorlopige toepassing als relevant criterium is aangewezen. Een dergelijk principe kan immers alleen een verdrag als geheel betreffen; niet goed denkbaar is dat het ziet op een afzonderlijk deel. Dit is ook in de Interim Awards onder 311 onderkend in de overweging dat de Limitation Clause een
“alles of niets
”-benadering behelst: ofwel het gehele Verdrag wordt voorlopig toegepast, of het wordt helemaal niet voorlopig toegepast. Indien, zoals gedaagden hebben verdedigd, artikel 45 lid 2 onder
cwel het oog zou hebben op het principe van de voorlopige toepassing, is bovendien niet goed te begrijpen waarom in deze bepaling
“the constitution”als toetsingscriterium ontbreekt. In het licht van dit een en ander moet worden aangenomen dat artikel 45 lid 2 onder
c, dat de reikwijdte van de voorlopige toepassing uitsluitend afhankelijk maakt van de verenigbaarheid van Deel VII met (lagere) wetgeving, daarbij het oog heeft op de specifieke verdragsbepalingen uit dat deel. De rechtbank volgt het Scheidsgerecht niet indien het een andere uitleg heeft bedoeld.
com in dat geval desondanks Deel VII toe te passen
“to the extent that such provisional application”niet strijdig is met die wet- en regelgeving.
cECT moet worden toegekend. Voor deze afwijking bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen goede grond. Een consistente uitleg van de beide artikelleden ondersteunt juist de uitleg van de Limitation Clause volgens de opvatting van de Russische Federatie.
“to the extent”, mede in de context daarvan, voert tot een uitleg van de Limitation Clause waarbij de mogelijkheid van voorlopige toepassing is toegespitst op en afhangt van de verenigbaarheid van afzonderlijke verdragsbepalingen met het nationale recht.
pacta sunt servanda-beginsel van artikel 26 WVV en het daarmee samenhangende, in artikel 27 WVV neergelegde, beginsel dat een partij zich niet mag beroepen op de bepalingen van haar nationale recht om het niet ten uitvoer leggen van een verdrag te rechtvaardigen. Ook hierin volgt de rechtbank het Scheidsgerecht niet. Daarbij stelt zij voorop dat het Scheidsgerecht weliswaar in zijn algemeenheid heeft verwezen naar het doel van de ECT (het bieden van een juridisch kader voor het bevorderen van de samenwerking op lange termijn op energiegebied, op basis van wederzijds voordeel en complementariteit en overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van het Verdrag), maar niet heeft geëxpliciteerd in hoeverre een – door artikel 45 ECT ingegeven – gelimiteerde toepassing van de verdragsbepalingen zou indruisen tegen dat doel. Wat daarvan ook zij, de door het Scheidgerecht bedoelde, in artikel 26 en 27 WVV neergelegde beginselen dwingen niet tot de door hem gevolgde interpretatie van artikel 45 ECT. Deze beginselen brengen tot uitdrukking dat verdragspartijen gebonden zijn aan een in werking getreden verdrag en de tenuitvoerlegging daarvan niet mogen frustreren door een beroep te doen op nationaal recht. Hoewel deze beginselen zich evenzeer uitstrekken tot verdragen die op basis van voorlopige toepassing in werking zijn, zijn de beginselen niet onbegrensd. De ondertekenende partijen bij een verdrag kunnen de voorlopige toepassing van verdragsbepalingen uitdrukkelijk beperken, zoals ook volgt uit artikel 25 WVV, dat voor zover van belang luidt:
“A treaty or a part of a treaty is applied provisionally pending its entry into force if (a) the treaty itself so provides”.Zoals de Russische Federatie, mede met verwijzing naar rechtsgeleerde auteurs, heeft betoogd, biedt een bepaling als de Limitation Clause een voorziening voor de oplossing van conflicten tussen nationaal recht en de internationale verplichtingen van staten als gevolg van de voorlopige toepassing van verdragen (zie de dagvaardingen, 148 met de in noot 163 genoemde literatuur). In dit geval hebben de Ondertekenende Partijen bij de ECT in de Limitation Clause van artikel 45 lid 1 ECT, uitgelegd in de door de rechtbank aanvaarde betekenis, met zoveel woorden vastgelegd dat de reikwijdte van de voorlopige toepassing beperkt is tot verdragsbepalingen die niet strijdig zijn met het nationale recht. Ook al is het dus mogelijk dat bepalingen van nationaal recht in de weg kunnen staan aan de uitvoering van een of meer bepalingen van de ECT, de grondslag daarvoor is in de ECT zelf – dus op verdragsniveau – gegeven. Anders gezegd: een staat die zich onder verwijzing naar de Limitation Clause op goede gronden beroept op strijdigheid tussen een verdragsbepaling en nationaal recht, handelt niet in strijd met het
pacta sunt servanda-beginsel, noch met het beginsel van artikel 27 WVV. Dat, zoals het Scheidsgerecht heeft overwogen en in deze zaak aan de orde is, de inroeping van een bepaling van nationaal recht tot discussie kan leiden over de betekenis van de inhoud daarvan en dus onzekerheid kan scheppen in internationale zaken, doet daaraan niet af. Dat is immers inherent aan de in de ECT opgenomen Limitation Clause.
bWVV verbindt aan toekenning van relevantie aan de statenpraktijk immers de voorwaarde dat door dit latere gebruik overeenstemming van de partijen over de uitleg van het desbetreffende verdrag is ontstaan. Met andere woorden: aan deze praktijk kan alleen gewicht worden toegekend als de betrokken staten – uitdrukkelijk of impliciet – haar hebben aanvaard. Geen van partijen heeft gesteld dat sprake is van een (brede) uitvoeringspraktijk die door alle betrokken staten wordt gedragen. Ook overigens is daarvan niet gebleken.
travaux preparatoiresvan de ECT. Uit artikel 32 WVV vloeit voort dat als toepassing van de in artikel 31 WVV vermelde uitlegregels de betekenis dubbelzinnig of duister laat of tot een resultaat leidt dat duidelijk ongerijmd of onredelijk is, gebruik kan worden gemaakt van aanvullende middelen van uitlegging, in het bijzonder (gegevens uit) de hier bedoelde voorbereidende werkzaamheden. Voor het gebruik van dit middel als aanvulling op de uitleg bestaat geen grond; de hiervoor – overeenkomstig artikel 31 WVV – gegeven uitleg leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een onduidelijke of duistere betekenis, noch tot een resultaat dat duidelijk ongerijmd of onredelijk is. Geheel ten overvloede wijst de rechtbank nog wel op hetgeen de Russische Federatie heeft betoogd met betrekking tot de toevoeging van de term
“regulations”aan de ontwerptekst van de Limitation Clause. De heer Bamberger, voorzitter van de juridische adviescommissie van de Conferentie over het Europese Energiehandvest, heeft in reactie op een vraag van de secretaris-generaal van de Conferentie over de ECT de volgende uitleg gegeven over de toevoeging van deze term:
aRv), lijkt er geen ruimte te zijn om in deze procedure een oordeel te geven over de vraag of het Scheidsgerecht zijn bevoegdheid had kunnen aannemen op basis van een ander, door hem verworpen argument.
[n]otwithstanding”, waarmee het tweede lid aanvangt en dat duidt op een afwijking van, niet op het voortbouwen op, het eerste lid, en het woord “
may”, dat verwijst naar een mogelijkheid en niet naar een met het eerste lid samenhangend, verplicht voorgeschreven mechanisme, wijzen erop dat artikel 45 lid 2 geen procedureregel bevat ter uitwerking van artikel 45 lid 1. De gewone betekenis van de hier aangehaalde onderdelen van artikel 45 leidt dus tot een uitleg waarin het eerste lid geen voorafgaande verklaring vereist.
bvoor de in lid 2 onder
abeschreven gevallen wel het beginsel van wederkerigheid is neergelegd, dwingt dan ook niet tot het oordeel dat in artikel 45 lid 1 de verplichting tot een voorafgaande verklaring ligt besloten.
bECT de voortdurende werking van de Verdragsbepalingen op dezelfde wijze als de Limitation Clause.
“disputes between a Contracting Party and an Investor of another Contracting Party relating to an Investment of the latter in the Area of the former, which concern an alleged breach of an obligation of the former under Part III”. Artikel 26 schept dus alleen een mogelijkheid tot arbitrage voor een (beweerde) schending van verplichtingen die zijn neergelegd in Deel III van het Verdrag
(“Bevordering bescherming en behandeling van investeringen”). Een van de daarin neergelegde verplichtingen is te vinden in artikel 10 ECT. Deze bepaling verplicht de verdragsluitende partijen er onder meer toe investeringen van buitenlandse investeerders eerlijk en billijk te behandelen en zich te onthouden van discriminatoire maatregelen die (het gebruik van) deze investeringen belemmeren. Een andere verplichting (tot een nalaten) is neergelegd in artikel 13 ECT. Daarin is, kort gezegd, bepaald dat investeerders niet mogen worden genationaliseerd, onteigend of onderworpen aan maatregelen met een soortgelijk effect als nationalisatie of onteigening. De verplichtingen uit artikel 10 en 13 ECT kunnen door verwijzingen in artikel 21 ECT, dat gaat over “belastingen”, ook betrekking hebben op belastingen of belastingmaatregelen van verdragsluitende partijen. De schadevergoedingsvorderingen van gedaagden in de Arbitrage zijn gegrond op de stelling dat de Russische Federatie deze verplichtingen heeft geschonden. De door gedaagden gestelde schending van de in artikel 10 ECT neergelegde verplichtingen bestaat volgens hen onder meer in het belemmeren van een behoorlijke rechtsgang en een eerlijk proces, meer specifiek door de talloze huiszoekingen en inbeslagnemingen, het achterwege laten van behoorlijke kennisgevingen van bestuurshandelingen, het niet zijn gehoord door een onpartijdige rechter, de veilingverkoop van Yuganskneftegaz (YNG) en het aanhangig maken van de faillissementsprocedure tegen Yukos. Gedaagden hebben hun stelling over schending van de verplichtingen uit artikel 13 ECT op een aantal omstandigheden gegrond, waarvan een deel ook ten grondslag is gelegd aan de schending van artikel 10. Daarbij gaat het onder meer om de inbeslagneming van de door gedaagden in Yukos gehouden aandelen, de naheffingsaanslagen over de jaren 2000-2004, de verkoop van YNG op een schijnveiling en het initiëren van het faillissement van Yukos. Deze omstandigheden hebben volgens gedaagden ertoe geleid dat zij geheel en al van hun investering zijn beroofd. Zij kwalificeren die als een onteigening. Het Scheidsgerecht heeft in de Final Awards de schending van artikel 13 ECT aangenomen en is daarom niet toegekomen aan een oordeel over de gestelde schending van artikel 10 ECT.
verboden.Van inconsistentie is in hun optiek echter geen sprake als het Russische recht niet uitdrukkelijk in die verdragsbepaling voorziet. Naar het oordeel van de rechtbank gaan gedaagden hiermee uit van een te beperkte opvatting. Nog daargelaten dat een taalkundige uitleg van artikel 45 ECT geen aanknopingspunten geeft voor een dergelijke opvatting, ligt deze ook overigens niet voor de hand. De voorlopige toepassing van het in artikel 26 vervatte arbitraal beding komt, mede gegeven het feit dat de voorlopige toepassing haar legitimiteit vindt in de ondertekening (en bij een aantal verdragsbepalingen de soevereiniteit van de Ondertekenende Partijen in het geding is), ook in strijd met Russisch recht als een dergelijke wijze van geschilbeslechting geen wettelijke grondslag heeft, of – in een iets ruimer perspectief – niet past in het wettelijk systeem of niet verenigbaar is met de uitgangspunten en beginselen die zijn neergelegd in of kenbaar zijn uit de wetgeving. Als de rechtbank in het navolgende kortheidshalve spreekt over de “verenigbaarheid” van bepalingen van de ECT met de Russische wetgeving, heeft zij het oog op deze uitleg van het begrip “
not inconsistent” in artikel 45 lid 1 ECT.
“Senior Professor and head of the Private International and Civil Law Department of the Moscow State Institute of International Relations”, en het in deze vernietigingsprocedure overlegde deskundigenbericht met bijlagen van oktober 2014 van A.V. Asoskov (hierna: Asoskov). De functies van deze deskundige zijn aangeduid als
“Professor of the International Private Law Department of the Russian School of Private Law and Assistant Professor of the Civil Law Department at M.V. Lomonosov Moscow State University”. De rechtbank zal bij de vaststelling van de inhoud van het Russische recht, waartoe allereerst de materiële wet- en regelgeving zal worden onderzocht, deze deskundigenberichten betrekken.
”International Commercial Arbitration”van prof. V.A. Musin en prof. O.Yu. Skvortsov uit 2012 (deskundigenbericht Asoskov, noot 16) vermeldt over deze bepaling onder meer:
economic dispute” (deskundigenbericht Asoskov, noot 9). Artikel 1 van de Provisional Regulation on Arbitral Tribunal for Resolving Economic Disputes van 1992 spreekt over arbitrage van geschillen
“arising out of civil law relations” (deskundigenbericht Asoskov, noot 10). In artikel 23 van de Arbitrazh Procedure Code van 1995 en artikel 4 van deze zelfde wet in de tekst van 2002 is de mogelijkheid van arbitrage eveneens gerelateerd aan geschillen
“that arises out of civil law relations”(deskundigenbericht Asoskov, noten 11 en 12). Datzelfde geldt voor artikel 11 van de Russian Civil Code van 1995 (deskundigenbericht Asoskov, noot 27) en artikel 3 van de Civil Procedure Code van 2002 (deskundigenbericht Asoskov, noot 14).
“the principle of subordination”– als publiekrechtelijke geschillen worden beschouwd, terwijl privaatrechtelijke geschillen voortvloeien uit betrekkingen tussen gelijkwaardige partijen. In dit laatste verband wordt de term
“the principle of coordination”gebruikt. Daarnaast kunnen geschillen, ook als zij voortkomen uit overeenkomsten, een publiekrechtelijk karakter hebben indien sprake is van een
“concentration of socially significant public elements”. Dit is het geval indien een publiek belang, de betrokkenheid van een publiek lichaam of het gebruik van budgettaire middelen aan de orde is (deskundigenbericht Asoskov, 34, en de daar genoemde rechtspraak).
The laws of the republics shall regulate in accordance with these Fundamentals the relations arising in connection with foreign investments in the republics ’territories, subject to specific features of their economic operations and investment policy”) is immers tot uitdrukking gebracht dat de overige wetten waarin rechtsbetrekkingen worden geregeld die samenhangen met buitenlandse investeringen, in overeenstemming moeten zijn met de grondbeginselen. De zinsnede na de laatste komma van deze bepaling dwingt, anders dan gedaagden hebben verdedigd, niet tot een andere, beperktere, uitleg. Evenmin is voor dit oordeel van belang dat, zoals gedaagden op basis van de uitlatingen van Asoskov (deskundigenbericht, noot 67) hebben verondersteld, de Grondbeginselenwet ten tijde van de ondertekening van de ECT mogelijk niet meer van kracht was. Niet in geschil is immers dat de Grondbeginselenwet nog wel van kracht was op het moment van de totstandkoming van de Wet inzake de Buitenlandse Investeringen 1991. Sterker: deze beide wetten zijn nagenoeg gelijktijdig in werking getreden. De Grondbeginselenwet heeft dus als basis kunnen dienen voor de inhoud van de wet van 1991.
“Disputes between foreign investors and the State are subject to consideration in the USSR in courts, unless otherwise provided by international treaties of the USSR.”
“Disputes of foreign investors and enterprises with foreign investments with Soviet State bodies acting as a party to relationships regulated by civil legislation, enterprises, social organizations and other Soviet legal entities, disputes between participants of the enterprise with foreign investments and the enterprise itself are subject to consideration in the USSR in courts or, upon agreement of the parties, in arbitration proceedings, inter alia, abroad, and in cases provided by legislative acts of the Union of SSR and the republics - in arbitrazh courts, economic courts and others.”
“within the strict meaning of this term”. Daarbij gaat het om geschillen die voortvloeien uit de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden, ofwel soeverein overheidshandelen (deskundigenbericht Asoskov, 73). Dit type geschillen moet worden voorgelegd aan de Russische gerechten,
tenzijeen andere procedure is voorzien bij een internationaal verdrag van de Russische Federatie. Het tweede lid van artikel 43 heeft betrekking op investeringsgeschillen tussen verschillende entiteiten, waaronder ondernemingen onderling en ondernemingen en Russische staatsorganen, waarbij deze laatste handelen in de hoedanigheid van een private partij
(“acting as a party to relationships regulated by civil legislation”). Dit type geschillen moet – voor zover van belang – worden beslist door Russische gerechten
ofin arbitrage indien daarin is voorzien bij overeenkomst. Kortom, ten aanzien van het eerste type geschillen wijst artikel 43 lid 1 van de Grondbeginselenwet de Russische rechter aan als de bevoegde rechter en is arbitrage alleen bij verdrag mogelijk, terwijl het tweede lid wel een uitdrukkelijke voorziening biedt voor arbitrage naast reguliere rechtspraak indien de betrokken partijen dat overeenkomen.
“Investment disputes, including disputes over the amount, conditions and procedure of the payment of compensation, shall be resolved by the Supreme Court of the RSFSR or the Supreme Arbitrazh Court of the RSFSR, unless another procedure is established by an international treaty in force in the territory of the RSFSR.”
Disputes of foreign investors and enterprises with foreign investments against RSFSR State bodies, disputes between investors and enterprises with foreign investments involving matters relating to their operations, as well as disputes between participants of an enterprise with foreign investments and the enterprise itself shall be resolved by the RSFSR courts, or, upon agreement of the parties, by an arbitral tribunal, or, in cases specified by the laws, by authorities authorized to consider economic disputes.”
(“or, upon agreement by the parties”). Ook al is in artikel 9 lid 2, anders dan in artikel 43 lid 2, niet uitdrukkelijk bepaald dat dat artikellid uitsluitend ziet op gevallen waarin de overheid in de hoedanigheid van een private partij handelt, dit toepassingsbereik lijkt daarin, gezien de in artikel 9 lid 1 beschreven geschillen en de context van die bepaling, wel besloten te liggen. Artikel 9 lid 1 lijkt op zijn beurt aan te sluiten bij artikel 43 lid 1 en wijst uitdrukkelijk de reguliere Russische gerechten als bevoegde instanties aan, met de toevoeging dat van dit uitgangspunt alleen door een internationaal verdrag kan worden afgeweken
(“unless another procedure is established by an international treaty in force”).
“Decisions of governmental bodies on expropriation of foreign investments may be contested in the RSFSR courts.”Deze bepaling duidt erop dat publiekrechtelijke geschillen met betrekking tot onteigening uitsluitend door de Russische rechter kunnen worden beslist. In zoverre deelt de rechtbank dus de visie van de Russische Federatie. Voor het niet nader toegelichte betoog van gedaagden dat de woorden
“may be appealed against”weliswaar duiden op de mogelijkheid om dergelijke geschillen voor te leggen aan de Russische rechter maar dat een andere, alternatieve rechtsgang, niet wordt uitgesloten, is geen steun te vinden in de tekst van artikel 7 lid 3. Volgens Asoskov kan een op artikel 7 lid 3 gestoelde vordering uitmonden in een in artikel 9 lid 1 bedoelde procedure, waarin vergoeding van de door de onteigeningsmaatregelen veroorzaakte schade kan worden gevorderd. Asoskov bevestigt dat tegenover de hiervoor beschreven geschillen die voortvloeien uit publiekrechtelijke rechtsbetrekkingen, de in artikel 9 lid 2 bedoelde investeringsgeschillen staan die voortvloeien uit civielrechtelijke rechtsbetrekkingen.
Russian Law and Foreign Investments, bladzijde 30 (1995) is dit onderscheid onderschreven en als volgt aangeduid (deskundigenbericht Asoskov, 78):
Treaties for the Promotion and Reciprocal of Investments/Foreign Trade,nr. 5, bladzijde 14 (1991) heeft geschreven over de praktijk van investeringsverdragen ten tijde van de totstandkoming van de wet van 1991 (deskundigenbericht Asoskov, noot 54):
General Theory of Law(1982) de volgende beschrijving gegeven (deskundigenbericht Asoskov, 84):
Theory of State and Law: Treatise(2004). The
“blanket mode”is daarin omschreven als de “
mode, where the article provides for a reference not to a specific article, but to a set of other regulatory acts, rules (…).”(deskundigenbericht Asoskov, 85). Ook M.N. Marchenko geeft een soortgelijke omschrijving (deskundigenbericht Asoskov, 86).
“blanket provision”of – in de Nederlandse terminologie – schakelbepaling. Deze uitleg van artikel 10 strookt met de door Asoskov genoemde opvattingen in de Russische doctrine. Zo stellen I.Z. Farkhudinov, A.A. Danelian en M.Sh. Magomedov in
National Regulation of Foreign Investments in Russia(2013) vast:
“In substance, it makes the investor’s right to resolution of its dispute conditional upon the existence of an international treaty or relevant provision in a federal law.”(deskundigenbericht Asoskov, 92). M.M. Boguslavksy beschrijft artikel 10 als “
too generic” (
Legal Regulation of Foreign Trade, 2001, deskundigenbericht Asoskov, 93), terwijl S. Ripinsky uit de wet van 1999 afleidt dat “
[t]he Law does not provide for investor-State arbitration” (
Commentaries on Selected Model Investment Treaties, hoofdstuk 14: Russia, 2013, dagvaardingen onder 230, noot 274).
”
“does not require the acknowledgement of any concessions or the adoption of any amendments to the abovementioned Law”.
does not require the acknowledgement of any concessions or the adoption of any amendments”van Russische wetgeving, moet worden beschouwd tegen de achtergrond van de beoogde ratificatie. Of de ratificatie van de ECT en meer specifiek van artikel 26 aanpassing van Russische wetgeving zou vereisen, is echter een andere vraag dan de vraag of de voorlopige toepassing van deze bepaling in overeenstemming is met Russisch recht. Deze laatste vraag is in de toelichting niet beantwoord.
“under the ECT, Russia grants foreign investors an energy investment regime acceptable to them that does not require any concessions on Russia’s part beyond the framework of current law”.Evenmin komt in dit verband gewicht toe aan een verklaring van de deskundige van de Russische Federatie professor Avakyian, die volgens het Scheidsgerecht tijdens zijn getuigenverhoor heeft bevestigd het eens te zijn met de inhoud van de memorie van toelichting van de regering. Nog daargelaten dat de rechtbank in het transcript van de zitting van 17 november 2008 een dergelijke uitspraak niet heeft kunnen terugvinden, heeft Avakyian beklemtoond dat de memorie van toelichting het standpunt van de Russische regering weergeeft en dat alleen de Doema kan bepalen of aanpassing van de Russische wetgeving is vereist.
“Agreement between the Government of the Russian Federation and the Government of the Republic of Argentina on Encouragement and Reciprocal of Investments.”Daarin is onder meer het volgende vermeld:
explanatory notevan 25 oktober 1999)
“the Agreement contains provisions different from those set forth in the Russian legislation”en daarom
“subject [is] to ratification”en dat de Wet inzake de Buitenlandse Investeringen 1991 geen
“mechanism of consideration”bevat voor de behandeling in arbitrage van investeringsgeschillen tussen een buitenlandse investeerder en de Staat. In de toelichting op de bekrachtiging van een bilateraal investeringsverdrag tussen de Russische Federatie en Japan van 29 februari 2000 is eenzelfde passage te vinden over de Wet inzake de Buitenlandse Investeringen 1999 (dagvaardingen, 234).
provisions different from those provided by the Russian legislation” en zou ratificatie niet nodig zijn geacht
.Dat, zoals gedaagden nog hebben betoogd, mogelijk niet alle toelichtingen op de geratificeerde investeringsverdragen uitdrukkelijk ingaan op de verschillen tussen de daarin vervatte arbitrageclausules en Russisch recht, doet niet af aan de duidelijke bewoordingen in de andere toelichtingen.
cFLIT uitdrukkelijk dat ondertekening van een verdrag alleen dan kan worden uitgelegd als toestemming van de Russische Federatie om door een verdrag gebonden te worden “
indien het verdrag bepaalt dat ondertekening dit gevolg zal hebben”.Deze bepalingen laten het dus aan de opstellers van een verdrag over welke gevolgen ondertekening kan meebrengen. Ook artikel 14 WVV bepaalt dat de instemming van een staat aan gebondenheid tot uitdrukking wordt gebracht door bekrachtiging, indien het verdrag daarin voorziet.
cFLIT (en artikel 12 WVV) als artikel 23 lid 1 FLIT (en artikel 25 WVV) verwijzen voor de betekenis van de ondertekening van een verdrag en voor de mogelijkheid – en dus ook de reikwijdte – van de voorlopige toepassing uitdrukkelijk naar datgene wat op concreet verdragsniveau daarover wordt bepaald. Anders gezegd: of een ondertekenende staat op basis van een voorlopige toepassing gebonden is aan een verdrag, wordt dus niet bepaald door de algemene bepalingen van de FLIT en het WVV, maar door het verdrag zelf. Om dezelfde reden biedt ook artikel 11 FLIT, dat uitsluitend betrekking heeft op het tot ondertekening bevoegde orgaan, geen zelfstandige grond voor de voorlopige toepasselijkheid van een verdragsbepaling.
The Constitution of the Russian Federation shall have the supreme juridical force, direct application (…). Laws and other legal acts adopted in the Russian Federation shall not contradict the Constitution of the Russian Federation.”
dGrondwet moeten federale wetten inzake de
“ratification and denunciation of international treaties and agreements of the Russian Federation”door het Federale Parlement worden aangenomen.
- Dr. Marat V. Baglay, aangeduid als
- Prof. Suren A. Avakiyan, aamgeduid als
- A. Nussberger, hoogleraar aan de Universiteit van Keulen en directeur van het
The principle of separation of powers as it applies to international treaties means the following: some bodies of state power, in accordance with the interest of the state, are vested with the authority to conduct negotiations and to sign treaties, while other bodies of state power, in accordance with the interest of the state, are vested with the authority to assess the signed treaties and to put them in effect on the basis of constitutional requirements. Any treaty that annuls, modifies or adds any provisions to the Russian legislation must, under the principle of separation of powers, undergo the process of ratification in order to become effective.”(opinie Avakyian, bladzijde 4)
However, neither the President of het Russian Federation, nor the Government of the Russian Federation has the right to make a final determination in respect of an international treaty of a legislative nature. The process with respect to such treaties also involves the legislative power of the Russian Federation - The Federal Assembly”.
the roles of the Duma and the Council of the Federation, however, remain essential to international treaties requiring ratification. The Duma adopts a law on the ratification of a treaty if ratification is necessary.”(opinie Nussberger, bladzijde 18)
“international treaties whose implementation requires amendment of existing legislation or enactment of new federal laws, or that set out rules different from those provided for by law”, zijn onderworpen aan ratificatie. Op grond van het tweede lid geldt het bekrachtigingsvereiste evenzeer
“if the parties have agreed to subsequent ratification when concluding the international treaty”.Hoewel de voormalige Sovjet-Unie een andere staatsinrichting kende dan die welke sinds 1993 bestaat, bevatte de voorganger van de FLIT, de Wet van de USSR van 6 juli 1978 “
on the Procedure for Conclusion, Performance, and Denunciation of International Treaties of the USSR”, in artikel 12 een soortgelijk bekrachtigingsvereiste als artikel 15 FLIT. Dit vereiste was onder meer van toepassing op
“treaties providing for rules different from those contained in the USSR legislative acts”evenals op
“international treaties of the USSR (…) where the contracting parties have agreed on subsequent ratification when concluding the treaty”.
Commentary to the Federal law on international treaties of the Russian Federation(2006) over dit artikel (ook weergegeven in onderdeel 141 van de conclusie van repliek):
It follows that international treaties can be an integral part of the Russian legal system and have priority over federal laws only after duly becoming effective. International treaties that are not subject to ratification shall have no priority over the federal law. Otherwise in case of a conflict an international treaty not approved by the Parliament would have had priority over federal laws.”(opinie Baglay, bladzijde 2)
The rules referred to above are important because they contain a profound constitutional logic: if international treaties become an integral part of Russia's legal system (Article 15.4 of the Constitution), it is essential to protect the integrity of this system, and to achieve this, it is necessary to ensure that it is amended and supplemented by the joint integral will of all bodies of the state within the system of separation of powers in the Russian Federation.”(opinie Avakiyan, bladzijde 7)
Importantly, contemporary Russian authors clearly have taken the position that Article 15(4) of the Russian Constitution extends not only to ratified treaties, but to all other treaties applied by the Russian Federation.”(opinie Gladyshev, bladzijde 17)
Article 15(4) does not explicitly specify the conditions under which international treaties prevail over domestic law”(opinie Nussberger, bladzijde 29), maar zij heeft er ook op gewezen dat de meerderheid van de Russische rechtsgeleerden van mening is dat op grond van artikel 15 lid 4 van de Grondwet alleen geratificeerde verdragen binnen het Russisch rechtssysteem kunnen worden toegepast en boven Federale wetten kunnen worden gesteld:
The majority of Russian legal scholars argue thatonly international treaties ratifiedon the basis of a parliamentary law can take precedence over other parliamentary laws.”(opinie Nussberger, bladzijde 29; onderstreping rechtbank)
notice of arbitration”van gedaagden geen geldige overeenkomst tot arbitrage tot stand gekomen.
aRv.