ECLI:NL:HR:2020:415
Hoge Raad
- Cassatie
- G. de Groot
- J.A.C.A. Overgaauw
- M.A. Fierstra
- J. Wortel
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- Rechtspraak.nl
Inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke combinatiekorting bij co-ouderschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack) voor ouders die niet samenwonen. De belanghebbende, een vader, had in 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen waarbij de iack niet was verleend. De vader en de moeder van het kind verdeelden de zorg voor hun dochter gelijkelijk volgens een omgangsregeling. De Rechtbank had het beroep van de vader gegrond verklaard, maar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de vader geen recht had op de iack omdat de dochter niet doorgaans ten minste drie dagen per week in elk van de huishoudens verbleef. De Hoge Raad heeft deze uitspraak vernietigd en bevestigd dat de omgangsregeling voldoet aan de eisen voor de iack. De Hoge Raad oordeelde dat de wetgever beoogde dat beide ouders de combinatiekorting kunnen genieten als zij de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen, ook als dit in een ander ritme gebeurt dan in de wet is beschreven. De Hoge Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en de Staatssecretaris van Financiën opgedragen het griffierecht aan de vader te vergoeden.