7.11.1.Het Hof stelt de voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder letter a, van het Besluit en overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief
- voor het hoger beroep bij het gerechtshof ’s-Gravenhage: op 3 (proceshandelingen: hogerberoepschrift, verweerschrift in incidenteel hoger beroep, mondelinge behandeling) x € 487 (waarde per punt) x 1,5 (wegingsfactor) = € 2.191,50.
- voor het hoger beroep na verwijzing: op 3 (proceshandelingen: schriftelijke reactie op arrest Hoge Raad, mondelinge behandeling, schriftelijke inlichtingen en voortzetting mondelinge behandeling) x € 487 (waarde per punt) x 1,5 (wegingsfactor) = € 2.191,50.
7.11.2.Voorts komen voor vergoeding in aanmerking de kosten die belanghebbende heeft moeten maken om de zittingen van het gerechtshof ’s-Gravenhage en het Hof bij te wonen. Deze worden met toepassing van artikel 2, lid 1, onderdeel c, gesteld op de kosten openbaar-vervoer (2e klasse) [Z]-Den Haag v.v. en [Z]-Amsterdam v.v., te weten op (afgerond) € 40 plus € 50, ofwel € 90 in totaal.
7.11.3.Aldus bedraagt de totale proceskostenvergoeding € 4.473.
8. Beslissing
Voor het jaar 2000 (kenmerk 12/00494)
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur.
Voor het jaar 2002 (kenmerk 12/00493)
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens de beslissingen inzake de proceskosten en het griffierecht;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur;
- vermindert de aanslag IB/Pvv 2002 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.000 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 38.616;
- vermindert de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 4.473.
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van een immateriële schadevergoeding aan belanghebbende van € 2.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 Awb af;
- heropent het onderzoek ter voorbereiding van een nadere uitspraak op het verzoek om een immateriële schadevergoeding voor de beroepsfase waarbij de minister van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid zal worden gesteld aan het geding deel te nemen.
De uitspraak is gedaan door mrs. J. den Boer, voorzitter, E.F. Faase en A.M.J.G. van Amsterdam, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Detweiler-Cox, als griffier. De beslissing is op 6 maart 2014 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.