Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- de navorderingsaanslagen Vpb 1999, 2000 en 2001 en de aanslagen Vpb 2002 en 2003 (met kenmerken 12/00495 t/m 12/00499), alsmede
- de naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: OB) voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 (met kenmerk 12/00500).
2.Geding na cassatie
3.Geschil
4.Feiten
Over deze correcties ben ik voornemens naast de aanslag een vergrijpboete (…) op te leggen. De feiten en omstandigheden op grond waarvan ik voornemens ben deze vergrijpboete op te leggen betreffen: de algemene bekendheid dat uitgaven die een privé-karakter hebben nimmer als bedrijfskosten ten lasten van het resultaat mogen worden gebracht. Ik ben van mening dat er sprake is van (voorwaardelijke) opzet. (…)”
3.3 Werk derden / [C LLP]
€ 140.531 in plaats van de last van € 56.000 bij zakelijke verhoudingen.
7.Boete
Hof: de desbetreffende vraag van de inspecteur] bevat niet een dergelijk redelijk vermoeden. Vandaar dat ik eerst bereid ben de gevraagde informatie te verstrekken wanneer ik op grond van een wettelijk voorschrift daartoe verplicht ben.”
5.Beoordeling van het geschil
uitgaven als kosten zijn geboekt. Verder geen opmerkingen.’
uitgaven als kosten zijn geboekt. Verder geen opmerkingen.”
de factoverschillen tussen ontvangen en betaalde bedragen zijn opgetreden.
f29.000 verantwoordde. Het Hof heeft geen reden aan de juistheid van deze vermelding te twijfelen en belanghebbende heeft haar niet (voldoende gemotiveerd) betwist. Ook overigens heeft belanghebbende de door haar gestelde, gemiste inkomsten onvoldoende aannemelijk gemaakt. Deze kunnen niet worden gesteld op het aantal door (de bestuurder van) belanghebbende gestelde, aan de correspondentie met de inspecteur gespendeerde uren (zulks nog daargelaten dat dit aantal noch de redelijkheid van het in aanmerking genomen tarief van € 100 per uur aannemelijk is gemaakt).