ECLI:NL:HR:2004:AM2341
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid van verzet tegen verstekvonnis en tenuitvoerlegging
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van [eiser] in zijn verzet tegen een verstekvonnis van de rechtbank te Groningen, dat op 18 juli 1997 was uitgesproken. [Verweerster] had [eiser] gedagvaard en vorderde betaling van een bedrag van ƒ 53.715,82, vermeerderd met rente. De rechtbank verleende verstek tegen [eiser], die niet was verschenen. Na het verstekvonnis heeft [eiser] op 5 april 2000 verzet ingesteld, maar de vraag was of hij ontvankelijk was in dit verzet, gezien de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het vonnis door middel van beslaglegging op zijn uitkering.
De Hoge Raad oordeelt dat de vraag of [eiser] ontvankelijk is in zijn verzet, mede afhangt van de omstandigheden waaronder het verstekvonnis is ten uitvoer gelegd. De Hoge Raad stelt vast dat [eiser] niet op de hoogte was van de dagvaarding en het verstekvonnis, en dat hij pas na de betekening van het verstekvonnis op 22 maart 2000 in verzet is gekomen. De Hoge Raad concludeert dat het recht van [eiser] op effectieve toegang tot de rechter in het geding is, en dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het verzet niet ontvankelijk was.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof te Leeuwarden en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens wordt [verweerster] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op € 1.953,25.