In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tijdigheid van verzet tegen een verstekvonnis. De eiseres, Advocatenkantoor Mr. Yehudi Moszkowicz B.V., had een vordering ingesteld tegen [de cliënt], die zonder bekende woon- of verblijfplaats was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het verzet van [de cliënt] tegen het verstekvonnis tijdig was ingesteld. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de onverkorte toepassing van de verzettermijnen in strijd zou zijn met het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof stelde vast dat [de cliënt] pas op 27 juni 2017 op de hoogte was van het verstekvonnis en dat het verzet binnen vier weken na deze datum was ingesteld. Het hof benadrukte dat de rechtspraak van de Hoge Raad relevant is voor de beoordeling van de verzettermijnen en dat de belangen van beide partijen in acht moeten worden genomen. De zaak betreft ook de vraag of het advocatenkantoor voldoende bewijs heeft geleverd dat [de cliënt] eerder op de hoogte was van het verstekvonnis. Het hof heeft een comparitie van partijen gelast om nadere inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of partijen tot een minnelijke regeling kunnen komen.