Uitspraak
[appellant]te noemen,
NS Reizigerste noemen,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, dat op 1 december 2021 is uitgesproken. De kantonrechter had [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet tegen een verstekvonnis van 2006, omdat het verzet niet tijdig was ingesteld. Het hoger beroep is ingesteld met de bedoeling om de vorderingen van NS Reizigers alsnog af te wijzen.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat [appellant] niet tijdig in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis. De verzettermijn vangt aan op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd, wat in dit geval gebeurde na de eerste betaling onder het door NS Reizigers gelegde executoriale derdenbeslag op 14 september 2020. [appellant] heeft pas op 27 juli 2021 verzet ingesteld, wat te laat was.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] in oktober 2006 op de hoogte was van het verstekvonnis, aangezien dit aan haar was betekend. Bovendien heeft zij erkend dat zij in 2020 op de hoogte was van de tenuitvoerlegging van het vonnis. De stelling van [appellant] dat zij pas op 20 juli 2021 van het verstekvonnis kennis heeft genomen, werd onvoldoende onderbouwd. Het hof concludeert dat de eisen van een eerlijk proces niet in het geding zijn gekomen en dat [appellant] gehouden is aan de wettelijke verzettermijn.
Daarom heeft het hof het hoger beroep afgewezen en [appellant] veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep, die in totaal € 1.570,- bedragen. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.