Uitspraak
hij op of omstreeks 22 november 2018 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, in elk geval in Nederland en/of België, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal,
hij op of omstreeks 22 november 2018 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, in elk geval in Nederland en/of België, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van de (toegangs)code van (de ontgrendeling van) haar telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 maart 2016 te Budel, gemeente Cranendonck, in elk geval in Nederland en/of te Lozen (België), in elk geval in België, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] ,
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 31 augustus 2016 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] , althans aan een ander dan verdachte, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
hij (….) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van de (toegangs)code van (de ontgrendeling van) haar telefoon, in elk geval enig goed (…)’. Het hof stelt vast dat de Hoge Raad reeds in haar uitspraak van 13 juni 1995 (ECLI:NL:HR:1995:ZD0064) heeft beslist dat een pincode geen ‘goed’ is conform artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht en dat het (onvrijwillig) noemen van een pincode niet kan worden aangemerkt als afgifte conform dat artikel, nu een ‘goed’ individualiseerbaar is en degene die daarover de feitelijke macht heeft, deze noodzakelijkerwijze verliest indien een ander zich de feitelijke macht daarover verschaft. Dat is bij het noemen van een pincode niet het geval. Immers, gegevens als een pincode kunnen worden overgenomen zonder dat de rechthebbende de beschikkingsmacht over de gegevens verliest (vgl. HR 3 december 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0584, m.nt. [naam 1] en HR 31 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BQ6575, rov. 3.3.3.). Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het dwingen tot afgifte van de (toegangs)code van de telefoon van aangeefster in onderhavige zaak niet kan worden aangemerkt als de gedwongen afgifte van enig goed, maar als het gedwongen ter beschikking stellen van gegevens. Nu dat evenwel niet aan de verdachte ten laste is gelegd, zal het hof de verdachte vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
hij op 22 november 2018 in Nederland en/of België, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2016 te Budel, in Nederland en/ofBelgië, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2]
hij in de periode van 1 juni 2014 tot en met 31 maart 2016 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk en wederrechtelijk een raam, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield.
(het hof begrijpt: [getuige 1] )aan de lijn had en ik schreeuwde
(het hof begrijpt: café [café] te Maarheze).Om 02.39 uur werd door de vader van aangeefster/benadeelde [slachtoffer 1] melding gemaakt dat ze weer thuis was gekomen.
(het hof begrijpt: 22 november 2018)nog een bericht gestuurd. Om 01:12 uur kreeg ik een bericht terug van [slachtoffer 1] dat ik haar met rust moest laten. Ik heb geprobeerd haar enkele keren te bellen. Ik werd omstreeks 01.20 uur gebeld door het nummer van [slachtoffer 1] . maar aan de andere kant van de lijn was een mannenstem. Deze zei denk je dat je een relatie hebt met [slachtoffer 1] ? Deze man zei toen dat hij ook een relatie had met [slachtoffer 1] . Ik hoorde [slachtoffer 1] op de achtergrond schreeuwen. Ze riep: “Hou op, hou op ik vind dit eng.” De verbinding werd verbroken. Ik heb nog enkele keren geprobeerd terug te bellen maar er werd niet meer opgenomen.
12.Het proces-verbaal van de terechtzitting van rechtbank Oost-Brabant d.d. 22 juli 2019, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
7.Het proces-verbaal van de terechtzitting van rechtbank Oost-Brabant d.d. 22 juli 2019, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
( [getuige 4] was 4 jaar ten tijde van het begin van de bewezenverklaarde periode en [getuige 5] was 7 jaar ten tijde van het begin van de bewezenverklaarde periode)in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen over de verklaringen van [getuige 4] . en [getuige 5] in het onderhavige geval niet afdoet aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Ten slotte is het hof van oordeel dat de verklaring van aangeefster, alsmede die van haar kinderen, steun vindt in de bevindingen van de huisarts, zoals gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 21 maart 2019.
Smartengeld € 2.000,00 +
Kamerstukken II1988/89, 19 976, nr. 10).
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
€ 2.711,17 (tweeduizend zevenhonderdelf euro en zeventien cent) bestaande uit € 711,17 (zevenhonderdelf euro en zeventien cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2018 tot aan de dag der voldoening;
€ 200,00 (tweehonderd euro) aan materiële schadeaf;