ECLI:NL:HR:2007:AZ6709
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vrijwillige terugtred bij poging tot opzettelijke ontploffing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van poging tot het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen bestond. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 18 januari 2002 heeft de verdachte in zijn woning de gaskranen van het fornuis volledig opengezet en de pitten verwijderd, waarna hij de woning verliet. Drie uur later meldde hij zich bij de politie en overhandigde de sleutel van zijn woning, met de mededeling dat hij de gaskraan had opengezet. Het Hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet toereikend waren om te concluderen dat er sprake was van vrijwillige terugtred, omdat de verdachte niet tijdig had gehandeld om een ontploffing te voorkomen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en vernietigde de bestreden uitspraak enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verminderd naar zestien maanden en twee weken, waarvan vijf maanden en een week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot strafvermindering. De zaak benadrukt de vereisten voor vrijwillige terugtred in het strafrecht, vooral in gevallen van voltooide pogingen tot misdrijven.