ECLI:NL:HR:2009:BJ9244
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Vrijwillige terugtred in strafrechtelijke context en motiveringsgebrek van het Hof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1967 en wonende te Weert, was in hoger beroep veroordeeld voor het dichtknijpen van de keel van zijn ex-partner, wat leidde tot een poging tot doodslag. De verdediging voerde aan dat er sprake was van vrijwillige terugtred, zoals bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, omdat de verdachte na enkele seconden had besloten te stoppen met de handeling. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte was gestopt onder invloed van zijn zoon, die hem had aangesproken. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende inzicht had gegeven in zijn gedachtegang en dat het oordeel van het Hof mogelijk berustte op een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde feit, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van vrijwillige terugtred afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval en dat externe factoren niet per definitie in de weg staan aan de vaststelling van vrijwillige terugtred.