ECLI:NL:GHSHE:2020:4052

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
5 januari 2021
Zaaknummer
20-000806-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en witwassen door rechtspersoon met betrekking tot hennep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, een rechtspersoon, werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en witwassen van grote geldbedragen, in het bijzonder met betrekking tot de handel in hennep. De feiten vonden plaats tussen 1 maart 2011 en 21 november 2011, waarbij de verdachte betrokken was bij de grootschalige handel in hennep, de export naar Duitsland en het opzetten van hennepkwekerijen. Het hof concludeerde dat er sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen verschillende verdachten, waarbij de rechtspersoon fungeerde als dekmantel voor de criminele activiteiten. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 102.000,- en de in beslag genomen goederen werden verbeurd verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, witwassen en deelneming aan een criminele organisatie. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de hennephandel en de gevolgen voor de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000806-18
Uitspraak : 5 maart 2020
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 februari 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-984841-11 tegen:
[verdachte],
laatstelijk gevestigd te [vestigingsplaats]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd’ (feit 1), ‘medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd’ (feit 2) en ‘deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’ (feit 3), veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 102.000,-.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft zich – onder verwijzing naar hetgeen in de zaken tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is aangevoerd – op het standpunt gesteld dat de inleidende dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde. Door de verdediging is primair bepleit dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken en ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. (Meer) subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Voorts heeft de verdediging – onder verwijzing naar hetgeen in de zaken tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is aangevoerd – bepleit dat het hof conform de rechtbank zal beslissen op de inbeslaggenomen goederen en, indien het hof zal beslissen tot teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen goederen, zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
1.
A.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 21 november 2011 te Tilburg meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet (een) hoeveelhe(i)d(en) (telkens groter dan een gebruikershoeveelheid) van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) (telkens groter dan een gebruikershoeveelheid) van een materiaal bevattende hennep verkocht en/of afgeleverd en/of overgedragen aan personen uit het buitenland (Duitsland);
en/of
B.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 21 november 2011 te Tilburg meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 november 2011 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van een voorwerp, te weten een of meer geldbedragen (in totaal ongeveer 590.000 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten een of meer geldbedragen (in totaal ongeveer 590.000 euro), voorhanden had, terwijl zij wist dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) één of meer geldbedragen als geldlening(en) in de administratie opgenomen en/of zogenaamde (valse) leningsovereenkomst(en) opgesteld en aldus een legale herkomst aan genoemde geldbedragen gegeven;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 21 november 2011 te Tilburg, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen en/of (een) rechtsperso(o)n(en) (waartoe onder meer behoorden [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of een of meer andere personen), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het in- en/of uitvoeren van hennep en/of
- het telen en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of aanwezig hebben van hennep en/of
- het witwassen (vanuit criminele activiteiten verkregen) geld.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
De verdediging heeft zich – onder verwijzing naar hetgeen in de zaken tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is aangevoerd – op het standpunt gesteld dat de inleidende dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat in de ten laste gelegde periode meerdere feiten zijn gepleegd, welke niet nader zijn uitgeschreven, noch zijn voorzien van naar mening van het Openbaar Ministerie door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] verrichte handelingen, waaruit het medeplegen zou blijken. Een nadere omschrijving was en is wel mogelijk, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Uitgangspunt voor de beoordeling is of een verdachte uit de tenlastelegging kan opmaken welk strafrechtelijk verwijt hem wordt gemaakt, zodat hij weet waartegen hij zich dient te verdedigen. De tenlastelegging moet bovendien worden bezien in samenhang met de inhoud van het dossier.
Met de rechtbank begrijpt het hof dat de verdediging de tenlastelegging onvoldoende feitelijk acht ten aanzien van de ten laste gelegde hennephandel en uitvoer van hennep, zoals opgenomen in het zaaksdossier Muskusrat. Voor zover de verdediging heeft bedoeld dit verweer ook te voeren ten aanzien van het ten laste gelegde uit de zaaksdossiers Lynx en Condor geldt dat, gelet op het gegeven dat de verdediging in de zaken tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 2 november 2017 naar voren heeft gebracht dat de zaaksdossiers Lynx en Condor duidelijk zijn en zien op feit 1B en hetgeen ter terechtzittingen in eerste aanleg en hoger beroep ten verwere daarvan is gevoerd, voldoende duidelijk is geweest wat de inhoud van de beschuldigingen is. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het verweer ook voor het overige niet kan slagen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 2 november 2017 op verzoek van de verdediging nader heeft toegelicht dat het bij het ten laste gelegde medeplegen van handel in hennep gaat om hetgeen is waargenomen op de dagen van de cameraobservatie bij [verdachte] . Aan de in de tenlastelegging voorkomende termen komt mede feitelijke betekenis toe. Tegen de achtergrond van zaaksdossier Muskusrat, het dossier Camera-observatie en hetgeen door de officier van justitie is toegelicht, is het hof van oordeel dat het de verdachte voldoende duidelijk moet zijn geweest wat hem in de zaak met parketnummer 02-984810-11 onder het 1 ten laste gelegde wordt verweten en waartegen hij zich moest verdedigen.
De tenlastelegging voldoet derhalve aan de wettelijke eisen. Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden gebleken die aan de geldigheid van de inleidende dagvaarding in de weg staan. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
A.
zij op tijdstippen in de periode van 24 juni 2011 tot en met 21 november 2011 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet een hoeveelheid (telkens groter dan een gebruikershoeveelheid) van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, immers hebben verdachte en zijn mededaders telkens opzettelijk een hoeveelheid (telkens groter dan een gebruikershoeveelheid) van een materiaal bevattende hennep verkocht en/of afgeleverd en/of overgedragen aan personen uit het buitenland (Duitsland);
en
B.
zij op tijdstippen in de periode van 24 juni 2011 tot en met 21 november 2011 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 november 2011 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen telkens van een voorwerp, te weten geldbedragen (in totaal ongeveer 590.000 euro), (telkens) de herkomst heeft verhuld, terwijl zij wist dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, immers hebben verdachte en zijn mededader(s) geldbedragen als geldleningen in de administratie opgenomen en zogenaamde valse leningsovereenkomsten opgesteld en aldus (telkens) een legale herkomst aan genoemde geldbedragen gegeven;
3.
zij in de periode van 21 maart 2011 tot en met 21 november 2011 te Tilburg heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen en een rechtspersoon (waartoe onder meer behoorden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] ), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het uitvoeren van hennep en
- het telen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van hennep en
- het witwassen van geld.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Start van het onderzoek
Door de verdediging is in de zaken van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] – in lijn met hetgeen in eerste aanleg is aangevoerd – betoogd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim door onregelmatigheden bij de start van het onderzoek, hetgeen moet leiden tot bewijsuitsluiting. Kort samengevat is gesteld dat sprake is van:
  • een niet (voldoende) transparante start van onderzoek Colt;
  • een onrechtmatige wijze van actieve informatievergaring;
  • onjuist en/of onvolledige voorlichting van de rechter-commissaris;
  • de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen (telefoontaps en stelselmatige observatie) zonder redelijk vermoeden van schuld.
Subsidiair is verzocht om toevoeging van alle stukken met betrekking tot de projectvoorbereiding en het daaropvolgende voorstel inzake het onderzoek Patrijshond.
Met de verdediging en de rechtbank constateert het hof dat de start van het onderzoek aanvankelijk niet geheel transparant was, met name vanwege het verband met het onderzoek Patrijshond. Tijdens het onderzoek door de rechter-commissaris is daarover echter alsnog meer duidelijkheid gekomen, onder meer door het toevoegen van het procesdossier Patrijshond. De door de officieren van justitie in eerste aanleg geschetste gang van zaken rondom de start van het onderzoek vindt bevestiging in de verhoren van de betrokken politiefunctionarissen en de door hen opgemaakte nadere processen-verbaal. Naar het oordeel van het hof is daarmee (achteraf) hierover voldoende duidelijkheid verschaft.
Samengevat was de gang van zaken als volgt: er was eerder informatie bij de politie bekend waaruit een verdenking ontstond jegens [medeverdachte 8] . Dit heeft geleid tot het starten van het onderzoek Patrijshond op 3 februari 2011. [1] In dat kader was er een proces-verbaal met CIE-informatie d.d. 1 februari 2011, waarin [verdachte] werd genoemd in relatie tot [medeverdachte 8] . [2] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn in dat onderzoek ook naar voren gekomen, maar niet aangemerkt als verdachten. In een overleg op 9 maart 2011, met onder andere de officieren van justitie, is besloten om een apart onderzoek te starten naar [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] Vervolgens is op 10 maart 2011 aan de CIE gevraagd om beschikbare informatie te verstrekken die betrekking had op [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Daarop zijn diezelfde dag drie processen-verbaal met CIE-informatie verstrekt. [3]
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat op 9 en 10 maart 2011 reeds sprake was van een voldoende redelijke verdenking van strafbare feiten voor het bevragen van de CIE inzake beschikbare informatie over [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] De enkele omstandigheid dat zij in het onderzoek Patrijshond (formeel) niet waren aangemerkt als verdachten doet daaraan niet af.
De op 10 maart 2011 door de CIE verstrekte drie processen-verbaal [4] bevatten de volgende informatie, die als betrouwbaar is aangemerkt:
- “ “Bij het autobedrijf [verdachte] van [medeverdachte 2] in Tilburg wordt hennep ingekocht en verkocht. De te verkopen hennep ligt opgeslagen in auto’s die buiten bij het autobedrijf staan.” [5]
- “ “Vanuit het pand van [verdachte] worden dagelijks partijen hennep verhandeld. [medeverdachte 2] , bijgenaamd [medeverdachte 2] , maakt daar de dienst uit.” [6]
- “ “ [medeverdachte 1] die een garagebedrijf heeft aan de [adres 1] , genaamd [verdachte] , koopt grote hoeveelheden wiet op. Dat doet hij al enige tijd en gaat daar ook gewoon mee door. Achter het garagebedrijf aan de [adres 1] staat een hok waar alles wordt opgeslagen. Als mensen wiet komen afleveren, dan moet je naast het bedrijf een hek door rijden naar het hok achter het bedrijf waar alles op wordt geslagen. Aan de achterzijde van het bedrijf hangen geen camera’s, aan de voorzijde wel. [medeverdachte 1] werkt samen met [medeverdachte 9] en diens compagnon [medeverdachte 10] uit Tilburg.” [7]
Vervolgens kwam uit de politiesystemen aanvullende informatie naar boven over mogelijke betrokkenheid van de genoemde personen bij eerdere drugsdelicten:
  • Op 13 januari 2010 was in het autobedrijf van [verdachte] ongeveer 78 kilo hennep aangetroffen, waarvoor [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren aangehouden en als verdachten aangemerkt (zie de zaak met parketnummer 02-665862-11);
  • [medeverdachte 1] is eigenaar van een pand aan de [adres 2] , waar op 24 juni 2010 een hennepkwekerij was aangetroffen;
  • [medeverdachte 9] is eigenaar van het pand aan de [adres 11] . In januari 2011 was in dit pand eveneens een hennepkwekerij aangetroffen, waarvoor [medeverdachte 9] als verdachte was aangemerkt.
Voorts bleek uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bestuurders waren van [verdachte] en dat [medeverdachte 9] een voormalig bestuurder was van het bedrijf. [8]
Naar het oordeel van het hof kan aan de CIE-informatie, in onderling verband en samenhang bezien met de overige informatie, een redelijk vermoeden worden ontleend dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 9] en [verdachte] zich schuldig maakten aan handel in hennep.
Deze verdenking vormt ook voldoende grondslag voor de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen als telefoontaps en cameraobservatie bij het pand van [verdachte]
Anders dan de verdediging suggereert, is geen sprake geweest van misleiding van de rechter-commissaris door het achterhouden van essentiële informatie. Dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wel waren genoemd in het onderzoek Patrijshond maar daarin niet als verdachten waren aangemerkt, is geen essentiële informatie die een ander licht op de zaak werpt. De suggestie dat in Patrijshond al een jaar onderzoek was verricht dat niets belastends had opgeleverd, is feitelijk onjuist. Er was weliswaar in 2010 een projectvoorstel gemaakt inzake Gundes, maar het onderzoek in Patrijshond is pas op 3 februari 2011 gestart. Binnen dat onderzoek zijn op 1 en 2 maart 2011 observaties verricht aan de voorzijde van [verdachte] . Dat dit geen concrete belastende gegevens opleverde is nog niet ontlastend, mede gelet op de CIE-informatie over de activiteiten aan de achterzijde van het pand van [verdachte] , zodat niet kan worden gezegd dat deze informatie ten onrechte aan de rechter-commissaris is onthouden.
Concluderend is het hof – met de rechtbank en de advocaat-generaal – van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim bij de start van het onderzoek, zodat dit verweer wordt verworpen.
Tot slot ziet het hof eveneens geen aanleiding om het dossier te laten aanvullen met de projectvoorbereiding en het voorstel inzake Patrijshond, nu het hof zich voldoende geïnformeerd acht omtrent dit onderwerp. Het subsidiair gedane verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen. Datzelfde geldt ten aanzien van het verzoek om toevoeging van de notulen en/of verslagen van de startbriefing(en).
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen

1.Ter zake van feit 1A en 1B: hennepexport en –handel

De verdediging heeft – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1A en 1B ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het bewijs ontbreekt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wetenschap hebben gehad van de uitvoer naar Duitsland van de softdrugs, als gevolg waarvan dit gedeelte ook niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Meer subsidiair kan slechts wettig en overtuigend bewijs aanwezig worden geacht voor de dagen dat er middels de cameraobservatie leveringen zijn geconstateerd, aldus de verdediging.
1.1.
Cameraobservaties en telefoongesprekken
In het kader van het opsporingsonderzoek Colt heeft vanaf 24 juni 2011 tot en met 21 november 2011 een cameraobservatie plaatsgevonden bij het pand van [verdachte] (hierna: [verdachte] ) aan de [adres 1] . [9] Daarnaast werden de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] getapt. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn sinds 12 april 2007 respectievelijk 27 november 2008 de algemeen directeuren c.q. bestuurders van dit bedrijf. [10] In voornoemde periode van 24 juni 2011 tot en met 21 november 2011 werden van 31 dagen uitgebreide processen-verbaal opgemaakt waarin, nauwgezet en onder bijvoeging van foto’s, staat omschreven wat er te zien is op de opnamen. [11] Op de beelden van genoemde cameraobservatie werd door verbalisanten onder meer het navolgende waargenomen.
1.1.1.
Cameraobservatie en telefoongesprek d.d. 27 juni 2011
Op 27 juni 2011 om 07.17 uur arriveert [medeverdachte 3] (
hierna telkens: [medeverdachte 3]) in een Audi stationwagen, voorzien van het kenteken [kenteken 1] dat op zijn naam is gesteld, bij [verdachte] . De roldeur gaat open en [medeverdachte 1] (
hierna telkens: [medeverdachte 1]) en een andere man komen naar buiten lopen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] pakken samen een gevulde tas uit de kofferbak en dragen de tas samen [verdachte] binnen. Hierna komt [medeverdachte 3] naar buiten en pakt uit de achterbak van de Audi een vuilniszak en gaat [verdachte] binnen. Enkele minuten later arriveert er een bestelauto. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] komen naar buiten. [medeverdachte 3] opent de achterklep van deze auto en staat samen met [medeverdachte 1] en een andere man bij de achterbak van de Audi. [medeverdachte 3] en de andere man lopen heen en weer tussen de bestelauto en de Audi. [medeverdachte 3] komt met vermoedelijk een zwarte sporttas uit de bus en legt die in de achterbak van de Audi. [medeverdachte 1] staat te kijken wat de andere twee mannen doen. Vervolgens lopen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] richting de bestelauto uit beeld. Zij dragen samen een voorwerp, komen uit de richting van de bestelauto en [medeverdachte 1] legt het voorwerp in de kofferbak. [medeverdachte 3] sluit de kofferbak, loopt naar de bestuurdersplaats van de Audi en is uit beeld. [medeverdachte 1] en de andere man gaan naar binnen bij [verdachte] . Vervolgens komt de onbekende man vanuit [verdachte] en loopt met een vuilniszak richting de bestelbus uit beeld. Hij komt dan terug lopen zonder zak en gaat weer naar binnen. Om 08.02 uur stopt een Mazda 626, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 2] , aan de achterzijde. [medeverdachte 11] , bestuurder van de Mazda, stapt uit en loopt [verdachte] binnen. De andere man komt naar buiten en vertrekt in de bestelbus. Enkele minuten later stapt [medeverdachte 11] in de Mazda, rijdt weg en stopt vijf minuten later weer aan de achterzijde voor de roldeur. [medeverdachte 11] loopt wederom naar binnen. Om 09.02 uur komen [medeverdachte 2] (
hierna telkens: [medeverdachte 2]), [medeverdachte 1] , [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] naar buiten. [medeverdachte 11] draagt een zwarte sporttas die kennelijk gevuld is. [medeverdachte 2] opent de kofferbak van de Mazda, waarna de tas in de kofferbak wordt gelegd. De mannen nemen afscheid van elkaar. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gaan naar binnen en [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] stappen in de Mazda en rijden weg. Om 09.09 uur arriveert [medeverdachte 4] (
hierna telkens: [medeverdachte 4]) als bestuurder van een Seat Leon, voorzien van het kenteken [kenteken 3] dat op zijn naam is gesteld, en gaat [verdachte] binnen. Om 09.34 uur rijdt [medeverdachte 4] in de Seat weg bij [verdachte] . Een klein half uur later keert hij terug in de Seat. Uit de achterbak van de Seat komt een tweetal kennelijk gevulde grote zwarte sporttassen die [verdachte] in worden gebracht door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Om 10.29 uur rijdt [medeverdachte 4] weer weg in de Seat. [12]
Om 09.20 uur heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 2] en een onbekend gebleven man, waarin onder meer het volgende werd gezegd: [13]
onbekende man : kan nu niet komen
[medeverdachte 2] : zal ik die dan sturen
onbekende man : hij weet waar mijn huis is
: dan stuur ik nu de dinges... Moet de auto groot zijn?
onbekende man : twee sporttassen
[medeverdachte 2] : oké dan stuur ik die met de taxi/personenauto
Het hof leidt uit de inhoud van het hierboven weergegeven telefoongesprek af dat [medeverdachte 2] een auto zal sturen naar de onbekende man om twee sporttassen op te halen. Een klein kwartier na dit gesprek wordt gezien dat [medeverdachte 4] wegrijdt bij [verdachte] en nog geen half uur later komt hij terug met twee sporttassen. Gelet op deze gang van zaken gaat het hof ervan uit dat dit de sporttassen zijn waarover [medeverdachte 2] en de onbekende man spraken en dat [medeverdachte 2] heeft geregeld dat [medeverdachte 4] deze tassen is gaan ophalen.
Om 10.36 uur arriveert [medeverdachte 3] in de eerdergenoemde Audi en gaat even bij [verdachte] naar binnen. Hij komt vervolgens terug bij de auto en haalt een dichte verhuisdoos en een kennelijk gevulde plastic draagtas uit de kofferbak en brengt deze naar binnen bij [verdachte] . Om 11.24 uur staan [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de deuropening. [medeverdachte 4] legt dan drie zilvergrijze zakken neer in de deuropening. De drie mannen gaan vervolgens weer binnen bij [verdachte] , waarna [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] opnieuw in beeld komen. [medeverdachte 4] heeft een lege verhuisdoos bij zich. Twee zilverkleurige zakken die lijken te zijn gevuld, gaan in de doos en de derde, kennelijk half gevuld, wordt opgevouwen en gaat in een plastic tas. [medeverdachte 2] kijkt wat [medeverdachte 4] aan het doen is. [medeverdachte 4] draagt een doos en plastic draagtas en loopt naar de zijkant van [verdachte] uit beeld. Kort daarna komt [medeverdachte 6] (
hierna telkens: [medeverdachte 6]) aanlopen uit [verdachte] . Hij heeft latex handschoenen aan. [medeverdachte 4] komt dan weer teruglopen. Hij heeft dan niets meer bij zich.
Om 16.28 uur komt [medeverdachte 1] in beeld met twee plastic zakken met een groene substantie en gaat het pand binnen.
Om 17.04 uur wordt de eerdergenoemde Seat aan de achterzijde van [verdachte] geparkeerd. [medeverdachte 3] stapt als bijrijder uit de Seat, haalt een gevulde verhuisdoos uit de kofferbak en gaat het pand binnen. De Seat wordt vervolgens gekeerd en rijdt weg.
Om 18.02 uur staan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] bij twee verhuisdozen. Door [medeverdachte 6] en een andere man worden de twee dozen in een Opel Astra gezet. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kijken hoe dit gaat. De Opel Astra rijdt vervolgens weg, waarna [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] bij [verdachte] naar binnen gaan.
Om 18.45 uur plaatst [medeverdachte 1] een grote zwarte sporttas in de deuropening. [medeverdachte 1] kijkt in de tas. Twee minuten later heeft hij handschoenen aan en haalt hij gevulde plastic zakken met een groene substantie uit de tas en laat deze zien aan [medeverdachte 3] . Vervolgens wordt de zak weer teruggedaan in de tas en wordt de tas dichtgedaan. [medeverdachte 3] draagt de tas verder het pand in en wordt gevolgd door [medeverdachte 1] . Een paar minuten later staan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] binnen met elkaar te praten. [medeverdachte 1] heeft een plastic zak met de groene substantie vast. [medeverdachte 3] gaat vervolgens met de Audi weg en de andere twee mannen gaan verder het pand binnen. [14]
1.1.2.
Cameraobservatie d.d. 28 juni 2011
Op 28 juni 2011 om 08.34 uur gaat de roldeur open. Achter de roldeur is een grote zwarte sporttas te zien die open staat. De tas zit vol met doorzichtige zakken met daarin een groene substantie. [medeverdachte 12] en [medeverdachte 11] komen in beeld samen met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 11] ruikt meermalen aan de inhoud van een van de zakken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 12] halen diverse zakken uit de tas en leggen deze op de grond neer. [medeverdachte 1] trekt latex handschoenen aan en haalt de groene substantie uit een van de zakken en laat die substantie zien. Het aantal zakken dat weer in de tas wordt teruggelegd, wordt ruim boven de 20 geschat, terwijl er in de tas ook nog gevulde zakken zaten. De tas wordt geheel gevuld met de plastic zakken die een groene substantie bevatten. Vervolgens staan de mannen met zijn drieën te praten en worden door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 11] de zakken weer uit de tas gehaald, naast de tas gelegd en vervolgens door [medeverdachte 1] weer in de tas gedaan. De tas wordt vervolgens dichtgedaan en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 11] lopen het pand in. De tas blijft staan in de deuropening. Een Mazda 626, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 2] , komt aan de achterzijde aanrijden en stopt voor de roldeur. [medeverdachte 11] opent de kofferbak van de Mazda en loopt het pand binnen. [medeverdachte 11] en [medeverdachte 1] komen bij de tas. [medeverdachte 11] pakt de tas op en zet deze in de kofferbak van de Mazda. [medeverdachte 1] gaat het pand weer binnen. De kofferbak gaat dicht en [medeverdachte 11] rijdt de auto achteruit buiten beeld. [15]
Om 10.59 uur stopt een witte bestelauto voor de roldeur. [medeverdachte 5] (
hierna telkens: [medeverdachte 5]) en [medeverdachte 4] komen uit [verdachte] gelopen. Kort daarna komt ook [medeverdachte 1] naar buiten. Verder komen acht onbekend gebleven personen in beeld. Zeven van hen gaan vervolgens het pand van [verdachte] binnen. [medeverdachte 5] haalt in totaal vier verhuisdozen uit de bestelbus. Deze dozen worden naar binnen gedragen door hem en de onbekende persoon die buiten is gebleven. [medeverdachte 4] haalt een vuilniszak uit de bus en brengt deze het pand binnen. [medeverdachte 5] sluit de achterdeur van de bus en rijdt deze vervolgens achteruit uit beeld van de camera. De vier verhuisdozen worden in de opening van de roldeur geschoven. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] komen opnieuw in beeld. Vervolgens komt een Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , achteruit gereden en stopt voor de roldeur. [medeverdachte 5] komt uit deze auto en loopt naar de achterkant. [medeverdachte 4] komt ook naar buiten. Samen met [medeverdachte 5] pakt hij de vier verhuisdozen en zij zetten deze kennelijk in de Mercedes Vito. [medeverdachte 4] gaat vervolgens het pand binnen en [medeverdachte 5] gaat weg met de Mercedes Vito. [16]
Om 12.01 uur stopt een witte bestelbus, voorzien van het kenteken [kenteken 5] , voor de roldeur. [medeverdachte 3] blijkt de bestuurder te zijn. [medeverdachte 5] komt uit [verdachte] gelopen. Zij lopen allebei naar de zijkant van de bus en halen een zwarte gevulde sporttas en een gesloten verhuisdoos uit de bus. Deze worden door hen het pand binnengedragen. Aan het lopen te zien kan worden gesteld dat deze kennelijk zwaar zijn. Enkele minuten later stopt een donkere Volkswagen, voorzien van het kenteken [kenteken 6] , achter de witte bestelbus. [medeverdachte 5] loopt met een gesloten verhuisdoos uit [verdachte] naar de achterkant van de auto, is vervolgens uit beeld en keert kort daarna zonder doos terug. Kort daarna draagt een onbekend gebleven persoon vanuit [verdachte] een grote zwarte gevulde sporttas naar de achterkant van de Volkswagen. [medeverdachte 11] komt in beeld en doet de achterklep van de auto open. Vervolgens worden kennelijk de doos en de tas in de achterbak van deze auto geladen. Kort daarna rijdt de Volkswagen weg. [17]
Om 14.13 uur komen [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en een onbekend gebleven persoon naar buiten. Er komt dan een Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken 7] , aanrijden. De onbekend gebleven persoon doet de achterklep open en [medeverdachte 4] pakt een grijze gevulde zak uit de kofferbak. Een andere onbekende man begroet [medeverdachte 2] . Met zijn vieren lopen zij [verdachte] binnen. Twee minuten later komen [medeverdachte 4] en de onbekend gebleven persoon weer in beeld. De onbekend gebleven persoon draagt twee gevulde vuilniszakken en legt deze in de kofferbak van de Mercedes. De kofferbak gaat dicht en [medeverdachte 4] en de onbekend gebleven persoon gaan het pand weer binnen. Kort daarna stappen de twee onbekend gebleven personen in de Mercedes en rijden weg. [18]
Om 15.34 uur stopt een Opel Signum stationwagen bij de achterdeur en rijdt vervolgens het pand binnen. Achter de Opel Signum rijdt een grijze Opel Astra. [medeverdachte 4] is de bestuurder van de Opel Astra. Hij doet de achterklep van de Opel Astra open, haalt daaruit een blauwe gevulde zak en gaat daarmee het pand binnen. Enkele minuten later loopt [medeverdachte 11] uit beeld richting de zijkant van [verdachte] . Een onbekend gebleven persoon draagt een verhuisdoos en gaat [verdachte] weer binnen. Vervolgens komt de onbekend gebleven persoon weer naar buiten en rijdt vervolgens met de Opel Astra uit beeld. De Opel Signum met daarin twee personen wordt naar buiten gereden en rijdt weg. [19]
1.1.3.
Cameraobservatie d.d. 30 juni 2011
Op 30 juni 2011 om 11.01 uur stopt een auto, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 2] (
het hof begrijpt: de eerdergenoemde Mazda 626), bij de roldeur. [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] stappen uit als bestuurder respectievelijk bijrijder van de auto. [medeverdachte 11] pakt een zwarte sporttas uit de kofferbak en loopt samen met [medeverdachte 12] richting de geopende roldeur. Vanuit [verdachte] komen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] aangelopen. [medeverdachte 3] neemt in de deuropening de tas van [medeverdachte 11] over en zet deze op de grond. [medeverdachte 3] opent de tas. Hij buigt zich samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over de geopende tas om te kijken naar de inhoud. [medeverdachte 12] en [medeverdachte 11] staan erbij te kijken. [medeverdachte 4] loopt er omheen. [medeverdachte 3] haalt een zak met inhoud uit de tas omhoog en laat deze weer zakken. Hij geeft vervolgens [medeverdachte 12] een hand en slaat hem op de schouder. [medeverdachte 11] buigt zich ook over de tas, haalt iets uit een van de zakken en laat dit zien aan [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 11] zijn dan bezig iets uit de tas te halen/bekijken. Soortgelijke handelingen worden diverse malen herhaald. [medeverdachte 1] staat te kijken wat [medeverdachte 11] en [medeverdachte 2] aan het doen zijn. [medeverdachte 1] gaat geknield naast [medeverdachte 2] bij de tas zitten. Er wordt een zak uit de tas gepakt en omhoog gehouden. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 11] staan vervolgens rond de tas met inhoud te praten. In de tas zijn zakken te zien waarvan de inhoud groen van kleur is. [medeverdachte 3] gaat geknield bij de tas zitten en haalt circa zeven zakken met een groene substantie uit de tas. [medeverdachte 11] houdt een zak die hij uit de tas haalt omhoog. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 11] doen vervolgens de uit de tas gehaalde zakken weer in de tas. Op enig moment komt [medeverdachte 4] met lege doorzichtige plastic zakken achter uit de zaak lopen, die hij neerlegt naast de tas en waarvan hij er één openmaakt. [medeverdachte 3] maakt een zak uit de tas open en doet de inhoud daarvan vervolgens in de zak die [medeverdachte 4] openhoudt. Als de zak gevuld is, geeft [medeverdachte 4] de zak aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] gaat verder de zaak in met de zak die hij net heeft gekregen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] houden zich bezig met het overpakken van de zakken uit de tas. [medeverdachte 11] helpt hen daarbij en [medeverdachte 12] en [medeverdachte 2] staan daarbij te kijken. De zakken worden naast elkaar neergezet. Zichtbaar zijn circa acht gevulde zakken. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] brengen vervolgens de gevulde zakken naar binnen. [medeverdachte 3] loopt met de geleegde zakken naar buiten, waar hij deze in een grijze vuilniszak doet, welke nabij de geopende roldeur staat. Vervolgens komt [medeverdachte 4] met een verhuisdoos gevuld met zakken met een groene substantie naar buiten en loopt achter de Mazda langs uit beeld. Kort hierna keert hij terug zonder doos en gaat [verdachte] weer binnen. [20]
Om 11.27 uur komen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] weer in beeld. [medeverdachte 2] draagt dan een dichte zilverkleurige zak. Een minuut later loopt [medeverdachte 4] achter de Mazda langs weer naar buiten en keert terug met een doorzichtige zak met een groene substantie. Een paar minuten later komen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] weer naar buiten. [medeverdachte 6] draagt een verfrommelde lege zilverkleurige zak en gooit deze weg. [medeverdachte 4] draagt een gevulde zak met een groene substantie en loopt achter de Mazda langs uit beeld. Vervolgens lopen zij weer terug het pand binnen. [medeverdachte 4] heeft dan niets meer bij zich. [21]
Om 12.02 uur komen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] naar buiten. [medeverdachte 2] is aan het telefoneren en wijst de anderen iets aan, waarna zij naar de gewezen plaats lopen. Op het beeld is een hoekje van de kofferbak van een Mercedes Benz, voorzien van het kenteken [kenteken 8] , te zien. De kofferbak wordt geopend en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] halen daaruit twee gesloten verhuisdozen. Vervolgens pakt [medeverdachte 4] een derde verhuisdoos van de achterbank en draagt deze het pand binnen. Het portier wordt gesloten en de Mercedes wordt uit beeld gereden. Een minuut later is wederom een punt van een kofferbak van een auto te zien. Ook de kofferbak van deze auto wordt geopend. Uit de kofferbak wordt een grote zwarte gevulde sporttas en een boodschappentas gepakt en door [medeverdachte 4] het pand binnengedragen. Twee onbekend gebleven personen, waaronder de bestuurder van de auto, worden door [medeverdachte 2] verwezen naar de voorzijde, waarna zij in de auto stappen en uit beeld zijn. [medeverdachte 2] loopt vervolgens het pand weer in. Om 12.23 uur komt [medeverdachte 3] met drie op elkaar gestapelde dozen naar buiten. Hij heeft latex handschoenen aan en zet deze dozen bij het afval net buiten beeld voor de Mazda en gaat vervolgens het pand weer binnen. Enkele minuten later komt hij naar buiten met een grote zwarte sporttas, soortgelijk aan de tas die eerder uit de Duitse Mazda was gehaald. Aan het lopen van [medeverdachte 3] is te zien dat deze tas gevuld en zwaar is. Direct achter [medeverdachte 3] loopt [medeverdachte 12] . Zij lopen naar de achterzijde van de Duitse Mazda. Achter [medeverdachte 3] en [medeverdachte 12] lopen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 11] . [medeverdachte 12] draagt een boodschappentas bij zich die hij openhoudt en opent de kofferbak, waarna de sporttas en de boodschappentas in de kofferbak worden gezet. Nadat de kofferbak weer is gesloten, gaan zij allen weer naar binnen. Om 12.33 uur staan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in de deuropening van de roldeur te praten. Kort daarna komen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 11] ook bij hen staan. Deze zes personen nemen afscheid van elkaar, waarna [medeverdachte 12] instapt als bijrijder en [medeverdachte 11] naar de bestuurderszijde van de Mazda loopt en de Duitse Mazda achteruit wegrijdt. Enkele minuten later wordt een Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , naar binnengereden door [medeverdachte 5] . [medeverdachte 6] legt vervolgens drie gevulde zilvergrijze zakken in de Mercedes. [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] gaan vervolgens het pand weer in, waarna de Mercedes naar buiten wegrijdt. [22]
Om 17.13 uur stopt een Seat Leon bij de roldeur. [medeverdachte 3] stapt uit de auto, opent de kofferbak, haalt uit de kofferbak een grote dichte kartonnen doos, gooit deze in de deuropening en loopt het pand binnen. Twee minuten later opent [medeverdachte 5] de doos die in de deuropening staat, haalt daar zilverkleurige zakken uit en laat deze zien aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 5] loopt vervolgens met een zak uit beeld. [medeverdachte 1] pakt ook een zak uit de doos en gaat het pand binnen. Vervolgens komen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] terug. Zij hebben de zakken bij zich. De zakken zien er gevuld uit. Uit een van de zakken worden twee doorzichtige zakken met groene inhoud gepakt. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] bekijken de inhoud en ruiken daaraan. [medeverdachte 4] komt eveneens kijken naar de inhoud van de zakken. Ook de andere zilvergrijze zak wordt geopend. Vervolgens wordt er meerdere malen iets uit de zak gehaald. [medeverdachte 3] komt er ook bij staan. Er liggen dan verschillende zakken op de grond. De meerdere doorzichtige zakken met inhoud zijn zichtbaar en deze worden verder het pand in gebracht. Aan [medeverdachte 6] wordt de inhoud van de zakken getoond. [medeverdachte 1] zit geknield bij de nog op de grond liggende zakken. De zakken worden door [medeverdachte 5] in samenwerking met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] weer in de doos gedaan. [medeverdachte 6] loopt vervolgens samen met [medeverdachte 4] naar zijn auto. [medeverdachte 5] draagt de inmiddels geheel gevulde doos naar de auto van [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] doet de kofferbak open, waarna de doos in de kofferbak wordt gezet. [medeverdachte 1] komt daarbij kijken. Vervolgens nemen zij afscheid, waarna [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] naar binnen gaan en [medeverdachte 6] met de auto wegrijdt. [23]
1.1.4.
Cameraobservatie d.d. 4 juli 2011
Op 4 juli 2011 om 08.43 uur stopt een Audi, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , voor de roldeur. [medeverdachte 3] , de bestuurder van de Audi, haalt uit de kofferbak een gevulde zwarte sporttas, die kennelijk erg zwaar is. Tegelijkertijd komen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 11] uit [verdachte] gelopen. [medeverdachte 2] kijkt even naar de tas en met zijn drieën lopen zij het pand in. Om 08.50 uur lopen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 11] naar twee dozen. [medeverdachte 2] opent een doos en [medeverdachte 11] haalt er een doorzichtige zak met groene substantie uit en ruikt aan de inhoud van deze zak. [medeverdachte 3] komt met latex handschoenen aan, [medeverdachte 2] draagt eveneens latex handschoenen en ook [medeverdachte 11] doet latex handschoenen aan. Er wordt wederom geroken aan de inhoud van de zakken. [medeverdachte 2] toont de inhoud van de zakken aan [medeverdachte 11] . [medeverdachte 11] ruikt meermalen aan de inhoud van de zakken. Door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] worden circa 12 zakken uit de doos gehaald. Deze zakken worden vervolgens door [medeverdachte 11] in een zwarte tas gedaan, waarna de tas wordt dichtgedaan. Vervolgens opent [medeverdachte 2] de tweede doos met daarin doorzichtige zakken met een groene inhoud. [medeverdachte 3] komt met een lege tas. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] halen de zakken met groene inhoud uit de doos en doen die in de tas die door [medeverdachte 11] wordt opengehouden. [medeverdachte 3] legt deze zakken in de kofferbak van de Audi. Hij sluit vervolgens de achterklep, loopt terug, pakt de door hem meegenomen tas en loopt vervolgens met deze tas en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 11] verder het pand in. Tien minuten later komt [medeverdachte 4] weer in beeld en loopt met een doos het pand in. [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon komen eveneens met een doos aanlopen en zetten deze in de deuropening. [medeverdachte 4] pakt deze twee dozen en loopt met [medeverdachte 1] en twee onbekend gebleven personen het pand in. Om 09.11 uur komt een Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , deels in beeld. [medeverdachte 6] doet de achterklep van de Mercedes open en gaat het pand binnen. [medeverdachte 6] legt de drie dozen die eerder naar binnen werden gebracht achterin in de Mercedes en zet vervolgens de tas die om 08.43 uur werd gedragen in de Mercedes. [medeverdachte 6] doet de achterklep dicht, loopt uit beeld en de Mercedes vertrekt. [24]
Om 10.40 uur stopt een Mazda, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , aan de achterzijde. [medeverdachte 12] stapt uit als bijrijder. Een onbekende man loopt naar de achterkant van de auto en opent de klep. [medeverdachte 2] loopt naar [medeverdachte 12] en zij begroeten elkaar. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] komen ook in beeld en dragen allebei een zwarte gevulde sporttas en leggen deze twee tassen in de kofferbak van de Mazda. Een onbekend gebleven persoon kijkt in een van de tassen die in de kofferbak zijn gezet en haalt daaruit een doorzichtige zak met een groene substantie. De kofferbak wordt dichtgedaan. Op enig moment stapt de onbekend gebleven persoon in als bestuurder en [medeverdachte 12] als bijrijder, waarna de auto wegrijdt. [25]
Om 13.37 uur stopt een Mercedes Benz 220, voorzien van kenteken [kenteken 9] , voor de roldeur. Een onbekende man stapt uit als bestuurder, doet de kofferbak open, haalt een grote zwarte gevulde sporttas met rood vlak uit de kofferbak, doet de kofferbak dicht en gaat daarmee [verdachte] binnen. Nadat hij even binnen uit beeld is geweest, komt de onbekende man zonder sporttas weer naar buiten, stapt in de auto en rijdt weg. Om 13.42 uur komt [medeverdachte 6] met een grote kennelijk volle verhuisdoos aanlopen, zet deze neer in de deuropening en gaat het pand weer in. Ongeveer twintig minuten later zet [medeverdachte 6] deze doos in de kofferbak van een donkerkleurige Audi en loopt terug naar binnen. [medeverdachte 6] komt terug met een lege verhuisdoos. Hij haalt vervolgens de doos die hij kort daarvoor in de Audi had gezet weer uit de kofferbak en zet deze op de grond. [medeverdachte 6] opent de doos en haalt daaruit twee grote grijze gevulde plastic zakken en legt die in de andere verhuisdoos. Die doos wordt in de kofferbak van de Audi gezet en [medeverdachte 6] zet de lege doos binnen. Vervolgens rijdt de Audi weg. [26]
Om 15.27 uur stopt een grijze Mercedes Vito voor de roldeur. [medeverdachte 3] stapt als bestuurder uit de auto, doet de zijdeur van de Mercedes open en gaat met een gevulde plastic zak naar binnen. Om 15.51 uur komt [medeverdachte 3] naar buiten en draagt een zilverkleurige plastic zak, loopt voor de Mercedes Vito langs uit beeld en keert hierna zonder zak terug en gaat weer naar binnen. Om 16.43 uur doet [medeverdachte 5] kennelijk een zilverkleurige plastic zak in een verhuisdoos en loopt vervolgens met deze doos en zak naar buiten voor de Mercedes Vito langs uit beeld. Korte tijd daarna gaat [medeverdachte 5] zonder iets met zich te dragen weer naar binnen. Tien minuten later komen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] naar buiten. [medeverdachte 6] heeft een tas over de schouder hangen, loopt naar de Mercedes Vito, stapt in als bestuurder en rijdt weg. Om 17.02 uur zet [medeverdachte 3] een gevulde zwarte sporttas in de deuropening en gaat weer naar binnen. Hij komt kort daarna weer terug lopen samen met [medeverdachte 2] en zij gaan bij de tas staan. [medeverdachte 3] doet dan een plastic zak in de tas en doet de tas dicht. Vervolgens lopen zij weer naar binnen. Enkele minuten later pakt [medeverdachte 3] de tas, loopt naar buiten uit beeld en komt hierop terug zonder tas. Een minuut later komt een stationwagen achteruit in beeld rijden. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] komen naar buiten lopen. De bestuurder van de stationwagen doet de achterklep open op de plek waar [medeverdachte 3] kort daarvoor met de gevulde sporttas is heengelopen. [medeverdachte 3] komt in beeld en stapt in als bestuurder van de stationwagen. Ook [medeverdachte 5] komt in beeld. Hij draagt twee boodschappentassen en loopt naar de achterkant van de stationwagen. [medeverdachte 5] haalt een plastic doorzichtige zak uit een van de tassen. [medeverdachte 2] staat te kijken wat [medeverdachte 5] doet en kijkt in de tassen. [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en een onbekend gebleven persoon gaan het pand binnen. [medeverdachte 5] draagt de twee boodschappentassen. Tegelijkertijd rijdt [medeverdachte 3] weg met de stationwagen. [27]
1.1.5.
Cameraobservatie d.d. 5 juli 2011
Op 5 juli 2011 om 10.13 uur komt een donkerblauwe bestelwagen in beeld. De bestuurder loopt het pand binnen en komt kort daarna weer terug. [medeverdachte 3] komt eveneens naar buiten. De bestuurder van de bestelwagen doet de zijdeur van de bestelwagen open. Uit de auto komt een grote zwarte sporttas die door [medeverdachte 3] wordt opgetild en over zijn schouder gehangen. Tevens pakt hij een kennelijk volle verhuisdoos die uit de auto komt aan van de bestuurder. Hij gaat met de tas en de verhuisdoos het pand weer binnen. De bestuurder volgt eveneens met een verhuisdoos die kennelijk gevuld is en loopt het pand binnen. Om 10.45 uur stopt een grijze Mercedes Vito achter de bestelauto. [medeverdachte 6] komt in beeld, opent de zijdeur en haalt een gevulde zwarte sporttas uit de Mercedes. Hij loopt vervolgens met die tas uit beeld richting de bestelauto. Tegelijkertijd rijdt de Mercedes Vito weer achteruit weg. Kort daarna verschijnt [medeverdachte 6] , draagt dan niets meer en gaat het pand binnen. Om 11.33 uur rijdt de bestelauto weg. [28]
Om 13.03 uur komt een kleine auto in beeld en stopt voor de roldeur. [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] komen gelijktijdig naar buiten lopen. [medeverdachte 2] spreekt de bestuurder aan, die vervolgens uit de auto stapt. [medeverdachte 6] loopt naar binnen. [medeverdachte 2] wijst naar binnen en de bestuurder gaat bellen. [medeverdachte 2] gaat eveneens bellen. Twee zilverkleurige gevulde zakken worden klaargezet in de deuropening van het pand. Deze zakken komen uit het pand. Vervolgens komt [medeverdachte 3] met een doos aanlopen die hij bij de twee zakken neerzet. [medeverdachte 2] staat samen met de bestuurder en de bijrijder van de auto bij de zakken. Door [medeverdachte 3] wordt wederom een verhuisdoos uit het pand bij de zakken en de doos neergezet. Met zijn vieren staan zij bij deze goederen, waarbij is te zien dat [medeverdachte 2] met zijn armen staat te zwaaien. Gelet op de bewegingen is er een discussie gaande. Vervolgens laat [medeverdachte 2] zien wat er in een van de zakken zit. Om 13.08 uur rijdt de kleine auto naar achteren en komt een Mercedes Vito aanrijden. [medeverdachte 2] duidt kennelijk met armbewegingen aan hoe de Mercedes geparkeerd moet worden. Vervolgens komt [medeverdachte 3] als bestuurder van deze auto in beeld. De zijdeur van de Mercedes wordt geopend en [medeverdachte 3] haalt daaruit een doos en brengt die naar binnen. [medeverdachte 2] komt gelijktijdig met een lege verhuisdoos aanlopen. Hij doet de zilverkleurige zakken in die doos. De door [medeverdachte 2] gevulde doos wordt vervolgens door [medeverdachte 3] opgepakt en in de Mercedes geplaatst. Ook de andere twee verhuisdozen worden door [medeverdachte 3] in de Mercedes gezet. Gelet op het oppakken zitten deze dozen kennelijk vol. De zijdeur gaat dicht, waarna [medeverdachte 3] uit beeld wegloopt en de Mercedes kennelijk wegrijdt. [29]
Om 13.26 uur stopt een grijze bestelbus nabij de roldeur. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] komen naar buiten lopen uit het pand. Uit de auto komt een man die een grote zwarte sporttas draagt en daarmee [verdachte] binnengaat. De man geeft de tas aan [medeverdachte 5] die verder het pand in loopt. De man loopt vervolgens terug naar de auto, doet de achterdeur van de grijze bestelauto open en zet drie verhuisdozen in de bestelauto. Door [medeverdachte 5] wordt een klein zakje gedaan in de doos waarmee [medeverdachte 2] bezig is. De man pakt deze doos op en zet deze ook achter in de bestelwagen. [medeverdachte 5] komt vervolgens met nog een soortgelijke doos aanlopen die in de bestelauto wordt geladen, waarna de deuren worden gesloten. Hierna gaan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en de man naar binnen. Kort daarna komen de mannen uit de kleine auto en de bestelauto naar buiten lopen en rijden de bestelauto en kleine auto gelijktijdig weg. [30]
Om 14.08 uur stopt een Audi, voorzien van het kenteken [kenteken 10] , voor de roldeur. Vanaf de bijrijdersstoel pakt een man een verhuisdoos en geeft die aan [medeverdachte 5] die naar buiten is gekomen. Vervolgens lopen zij het pand binnen. Binnen kijkt [medeverdachte 5] even in de doos, waarna zij verder lopen. [31]
Om 16.51 uur stopt een Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , bij de roldeur. [medeverdachte 3] , bestuurder van de Mercedes, opent de achterklep en na het sluiten van de achterklep gaat hij met een zilverkleurige zak naar binnen. [32]
1.1.6.
Cameraobservatie d.d. 6 juli 2011
Op 6 juli 2011 om 08.42 uur komt [medeverdachte 6] naar buiten lopen met een verfrommelde zilverkleurige zak. Hij draagt op dat moment latex handschoenen. Hij gooit deze zak weg en gaat het pand weer binnen. Twee minuten later loopt [medeverdachte 3] eveneens met een verfrommelde zak in zijn handen en latex handschoenen aan in de garage. Hij komt dan naar buiten lopen en haalt een gesloten en kennelijk gevulde verhuisdoos op en gaat met de doos het pand binnen. Enkele minuten later komt hij wederom naar buiten, haalt een zilverkleurige gevulde zak op en gaat weer naar binnen. Weer een paar minuten later komt hij naar buiten met een kennelijk gevulde zwarte sporttas over zijn schouder. Hij loopt het beeld uit en gaat kort daarna weer zonder tas naar binnen. [33]
Om 08.55 uur komt [medeverdachte 11] van binnen aanlopen met een dichte verhuisdoos. [medeverdachte 11] draagt latex handschoenen. Hij zet de doos in de deuropening en gaat vervolgens het pand weer binnen. [medeverdachte 6] komt naar buiten lopen. Hij heeft een gesloten kennelijk gevulde verhuisdoos in zijn handen en loopt het beeld uit. [medeverdachte 2] komt van binnenuit de garage lopen en heeft een weegschaal en een zak met een groene substantie bij zich. De weegschaal wordt neergezet. [medeverdachte 11] en anderen staan toe te kijken. [medeverdachte 2] geeft [medeverdachte 11] de zak in handen en deze staat de inhoud te bekijken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] komen bij [medeverdachte 11] en [medeverdachte 2] kijken. [medeverdachte 11] ruikt aan de inhoud van de zak. Ze staan met zijn vieren te praten. [medeverdachte 2] pakt de weegschaal. [medeverdachte 3] neemt de zak met inhoud over van [medeverdachte 11] en zij gaan allen het pand weer verder binnen. Kort daarna komen zij weer teruglopen. [medeverdachte 3] heeft dan een doorzichtige plastic zak in zijn handen en doet deze in de doos die in de deuropening staat. [medeverdachte 11] pakt de doorzichtige zak met inhoud uit de doos die in de deuropening staat en staat deze op inhoud te bekijken. [medeverdachte 2] komt bij hem staan. Tegelijkertijd komt een Mazda 626, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , aanrijden. Deze auto stopt aan de achterzijde en [medeverdachte 12] stapt als bestuurder uit de auto. [medeverdachte 12] doet de achterklep open. [medeverdachte 2] kijkt in de kofferbak. [medeverdachte 3] tilt de doos op, loopt naar de achterzijde van de Mazda en plaatst de doos in de kofferbak. [medeverdachte 6] komt eveneens met een verhuisdoos van binnen uit het pand lopen. De inhoud van de doos die bestaat uit doorzichtige zakken met een groene substantie wordt overgeladen in een zwarte tas. De zwarte tas wordt door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in de kofferbak van de Mazda geplaatst. Vervolgens gaan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 6] naar binnen. [medeverdachte 3] loopt met een doorzichtige zak met groene inhoud uit beeld. Een minuut later komt [medeverdachte 12] weer naar buiten, stapt in als bestuurder van de Mazda en rijdt weg. [34]
Om 09.35 uur is [medeverdachte 2] bezig in de garage. [medeverdachte 4] zet een dichte verhuisdoos klaar in de deuropening. [medeverdachte 5] komt eveneens met een doos aanlopen. Deze doos is leeg en wordt opengevouwen. Vervolgens wijst [medeverdachte 2] naar buiten en [medeverdachte 5] stopt iets in de net gevouwen doos en loopt samen met [medeverdachte 2] met de doos naar buiten. [medeverdachte 3] volgt hen en komt kort hierna weer met de doos teruglopen en gaat naar binnen. [medeverdachte 4] gaat eveneens naar buiten. Een grijze Mercedes Vito stopt voor de roldeur. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] lopen naar binnen. [medeverdachte 2] geeft aanwijzingen. [medeverdachte 6] is kennelijk de bestuurder van de Mercedes Vito en loopt naar binnen. Enkele minuten later komen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] naar buiten. [medeverdachte 3] heeft een doos bij zich, [medeverdachte 6] pakt de in de deuropening staande doos en de dozen worden in de Mercedes Vito geplaatst, waarna deze auto wegrijdt. [35]
1.1.7.
Cameraobservatie d.d. 7 juli 2011
Op 7 juli 2011 om 14.15 uur komt [medeverdachte 5] naar buiten met een lege doorzichtige zak. Hij doet deze zak open en maalt met zijn handen door de doos en pakt uit de doos diverse malen iets dat lijkt op een groene substantie en doet dit in de plastic zak die hij vervolgens omhoog houdt. Hierna zet hij de zak op de grond, schudt de doos leeg in de zak en gaat met de gevulde zak het pand weer in. Vervolgens doet hij de zojuist gevulde plastic zak in een vuilniszak en gaat het pand weer in. [36]
Om 14.57 uur draagt [medeverdachte 6] een mondkapje en heeft latex handschoenen aan. Hij draagt met zich enkele zakken. [37]
Om 15.02 uur stopt een Opel Astra nabij de roldeur. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] komen naar buiten lopen. [medeverdachte 3] pakt een zak uit de deuropening. De achterklep van de auto gaat open en aan de bewegingen te zien legt [medeverdachte 3] de zak in de auto. De klep wordt gesloten. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] zwaaien naar de inzittende van de auto en de auto rijdt weg. Een minuut later zet [medeverdachte 5] een verhuisdoos in een Volkswagen Caddy, voorzien van het kenteken [kenteken 19] . [medeverdachte 3] legt ook tassen in de Volkswagen, waarna de achterdeur wordt gesloten en de auto wegrijdt. [38]
Om 15.37 uur staan [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en een onbekende man in de deuropening. De Volkswagen Caddy stopt voor de roldeur. [medeverdachte 3] opent de achterdeur. De boodschappentas wordt uit de auto gepakt door [medeverdachte 4] , waarna de tas aan [medeverdachte 2] wordt gegeven. In de tas zitten plastic zakken. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] halen twee zilverkleurige zakken uit de Volkswagen, waarna het pand wordt binnengegaan. Tien minuten later komt [medeverdachte 4] met een verfrommelde zilverkleurige zak naar buiten en loopt uit beeld. [medeverdachte 3] komt naar buiten met een blauwe boodschappentas en drie doorzichtige zakken met een groene substantie. Hij pakt een lege doos en doet daar de zakken met groene substantie in. Vervolgens legt hij de doos in de achterbak van de Volkswagen en loopt weer naar binnen. Enkele minuten later komen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] naar buiten. [medeverdachte 3] opent de achterbak van een auto en pakt daaruit een gele boodschappentas en twee blauwe zakken en gaat daarmee het pand binnen. In de deuropening kijken onder meer [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] wat er in de blauwe zakken zit. [medeverdachte 3] pakt een doorzichtige zak die uit de andere blauwe zak kwam. Zowel de blauwe zak, de gele tas als de doorzichtige zak met groene substantie worden in de Volkswagen gelegd. [medeverdachte 4] pakt een andere doos uit de Volkswagen en haalt hieruit een doorzichtige zak met groene substantie. Ook deze zak wordt voor in de Volkswagen gelegd. Vervolgens gaat [medeverdachte 3] weg met de Volkswagen Caddy en gaat [medeverdachte 4] het pand in. [39]
Om 16.11 uur komt [medeverdachte 3] terug met de Volkswagen Caddy en gaat weer het pand binnen. Enkele minuten later komen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] naar buiten, openen de achterdeur van de auto, halen twee kennelijk gevulde verhuisdozen uit de achterbak en brengen deze naar binnen. Vervolgens halen zij de tassen en een doos uit de auto en brengen deze naar binnen. [40]
Om 17.24 uur stopt een bestelauto Fiat, voorzien van het Belgische kenteken [kenteken 14] , voor de roldeur. De inzittende van die auto gaat het pand binnen en komt kort hierna met [medeverdachte 2] teruglopen naar de auto. De zijdeur van de auto wordt geopend en uit de auto worden dozen gehaald en in het pand gezet. [medeverdachte 2] staat naar de inhoud van de dozen te kijken. Gelet op de manier van dragen is de inhoud van de dozen zwaar. Alle dozen worden kennelijk op aanwijzen van [medeverdachte 2] bij elkaar gezet. De inhoud van de dozen wordt laten zien. De deur van de auto wordt gesloten en de auto rijdt weg. [41]
Om 17.49 uur stopt een Nissan Micra, voorzien van het kenteken [kenteken 15] , voor de roldeur. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] lopen naar de kofferbak. De inzittende van de auto opent de achterklep. [medeverdachte 4] pakt een kennelijk geheel gevulde tas uit de achterbak en brengt deze naar binnen. Voorts wordt uit de kofferbak een verhuisdoos gepakt. [medeverdachte 4] zet de tas bij [medeverdachte 2] . Zij bekijken de verhuisdoos en de tas en buigen zich daarover. [medeverdachte 2] tilt een doos op en te zien is dat de inhoud groen is. [medeverdachte 2] staat druk te gebaren naar twee onbekend gebleven personen en is kennelijk boos. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] pakken een lege zilverkleurige zak, waarna de inhoud van een doos wordt overgegooid in deze zak. [medeverdachte 5] komt hierbij ook helpen en houdt een lege zilverkleurige zak open. Ook deze wordt gevuld met de inhoud van dozen. De zakken worden kennelijk gewogen door [medeverdachte 5] . De anderen staan daarbij te kijken en [medeverdachte 2] neemt het wegen over. Vervolgens rijdt de auto weg. De zilverkleurige zakken blijven in de garage staan. [42]
1.1.8.
Cameraobservatie d.d. 21 juli 2011
Op 21 juli 2011 om 08.06 uur staan [medeverdachte 4] en [medeverdachte 12] bij de roldeur. Een minuut later arriveert [medeverdachte 11] met de Mazda 626, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 2] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zetten ieder een zwarte sporttas in de deuropening. [medeverdachte 4] opent een van de tassen en haalt daaruit een doorzichtige plastic zak met een groene substantie. Vervolgens worden er meerdere zakken uit de tas gehaald. [medeverdachte 11] bekijkt de inhoud van deze zakken en ruikt daaraan. Inmiddels is [medeverdachte 1] ook in beeld gekomen. De inhoud van enkele doorzichtige zakken wordt overgepakt in zilverkleurige zakken. [medeverdachte 1] haalt doorzichtige gevulde zakken uit een zilverkleurige zak die hij vervolgens opzij gooit. Te zien is dat er op een tas meerdere doorzichtige zakken met daarin een groene substantie liggen. [medeverdachte 11] bekijkt van een van de doorzichtige zakken de inhoud. [medeverdachte 1] is met een andere zak bezig. Later loopt hij weg met een zilverkleurige zak en vervolgens loopt hij naar binnen en weer naar buiten met gevulde doorzichtige zakken met een groene substantie. [medeverdachte 3] is bezig om de doorzichtige zakken met groene substantie in tassen te doen en wordt daarbij geholpen [medeverdachte 4] . [medeverdachte 1] komt zonder zakken terug en staat toe te kijken wat men aan het doen is. In de deuropening liggen twee zwarte sporttassen. [medeverdachte 4] pakt een van deze tassen. Hij draagt latex handschoenen en gaat met deze tas verder het pand in. [medeverdachte 3] pakt enkele zakken met groene substantie van de vloer. [medeverdachte 11] staat toe te kijken, pakt ook een doorzichtige zak en bekijkt de groene substantie nogmaals. [medeverdachte 12] en [medeverdachte 1] komen daarbij staan. [medeverdachte 3] heeft een tas opgetild waarin hij twee zakken doet en loopt met de tas uit beeld. [medeverdachte 1] laat aan [medeverdachte 11] de inhoud van een doorzichtige zak zien. [medeverdachte 3] keert terug zonder tas. Door [medeverdachte 4] wordt een tas volgeladen die door [medeverdachte 11] wordt opengehouden. [medeverdachte 1] doet ook enkele zakken met groene substantie in de tas en samen met [medeverdachte 11] bekijken zij de inhoud. Er wordt door [medeverdachte 11] nogmaals aan de inhoud van een van de zakken geroken. Om 08.38 uur komen [medeverdachte 11] en [medeverdachte 4] ieder met een gevulde sporttas naar buiten. [medeverdachte 4] heeft nog steeds latex handschoenen aan. Deze tassen worden in de kofferbak van de Mazda gezet, waarna de kofferbak wordt gesloten en het pand wordt binnengegaan. Om 08.57 uur stappen [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] als bestuurder respectievelijk bijrijder in de Mazda en rijden weg. [43]
Om 09.14 uur stopt de Audi, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , voor de garagedeur. [medeverdachte 3] , de bestuurder van de Audi, opent de kofferbak van de auto en haalt daaruit een zwarte sporttas en twee plastic doorzichtige zakken met groene substantie. Hij gaat vervolgens met deze spullen het pand binnen. Drie minuten later komt [medeverdachte 5] naar buiten lopen met een soortgelijke tas als die waarmee [medeverdachte 3] naar binnen was gelopen en legt deze in de kofferbak van de auto. Vervolgens rijdt hij weg met de Audi. [44]
Om 10.15 uur stopt een grijze Mercedes Vito voor de roldeur. [medeverdachte 4] komt naar buiten lopen. [medeverdachte 4] haalt een gevulde zwarte sporttas uit de Mercedes en loopt naar binnen. De tas wordt neergezet in de deuropening en [medeverdachte 3] haalt zilverkleurige gevulde zakken uit de sporttas. [medeverdachte 6] komt naar buiten lopen en haalt een gevulde verhuisdoos uit de Mercedes Vito en gaat naar binnen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] kijken nog even in de doos. [medeverdachte 4] scheurt een van de zilverkleurige zakken open en haalt hieruit doorzichtige zakken die gevuld zijn met kennelijk een groene substantie. De andere zilveren zak wordt eveneens geopend en er komen doorzichtige zakken met inhoud uit. [medeverdachte 5] komt naar buiten. [medeverdachte 3] staat alles te bekijken. [medeverdachte 6] staat binnen. Alles wordt door hen opgepakt en lege zakken worden buiten beeld gebracht. De rest gaat naar binnen het pand in. Enkele minuten later wordt door [medeverdachte 6] een vuilniszak met daarin een boodschappentas in de Mercedes gelegd. Kort daarna rijdt de Mercedes weg. [45]
Om 10.34 uur stopt een Audi, voorzien van het kenteken [kenteken 10] , voor de roldeur. De kofferbak van de auto wordt geopend en een volle gesloten verhuisdoos en een kennelijk gevulde sporttas worden in de kofferbak van de Audi gezet, waarna deze wegrijdt. [46]
Om 14.24 uur stopt de grijze Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , voor de roldeur. [medeverdachte 3] , de bestuurder van de Mercedes, opent de zijdeur van de Mercedes en loopt het pand binnen met een zwarte gevulde sporttas. Gezien de manier van lopen is de tas erg zwaar. Om 14.28 uur komt [medeverdachte 3] teruglopen met een gevulde zwarte sporttas. De tas wordt in de Mercedes gelegd en de deur gaat dicht. [medeverdachte 3] gaat het pand weer binnen. [47]
1.1.9.
Cameraobservatie en telefoongesprek d.d. 30 augustus 2011
Op 30 augustus 2011 om 07.37 uur opent [medeverdachte 7] (
hierna telkens: [medeverdachte 7]) de toegangsdeur van het pand van [verdachte] en gaat het pand binnen. [48]
Om 08.15 uur arriveert [medeverdachte 3] met een Renault Kangoo, voorzien van het kenteken [kenteken 11] , bij [verdachte] . Om 09.22 uur arriveert ook [medeverdachte 11] in de Mazda 626, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 2] . Enkele minuten later pakt [medeverdachte 3] in totaal vier dozen uit de Renault. De inhoud van de dozen wordt bekeken door [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 11] . Zichtbaar is dat in elke doos zilverkleurige zakken zitten, waaruit doorzichtige zakken gevuld met een groene substantie worden gehaald. [medeverdachte 11] en [medeverdachte 2] ruiken aan de inhoud van de doorzichtige zakken. De mannen lopen [verdachte] binnen en de vier dozen blijven staan in de deuropening. Om 09.53 uur komt [medeverdachte 7] in beeld met een zilverkleurige zak die gevuld is met een groene substantie die hij in een van de dozen legt. Hij zet de vier dozen in de Renault en loopt [verdachte] binnen. Om 10.04 uur rijdt [medeverdachte 3] weg met de Renault. [49]
Diezelfde dag omstreeks 08.03 uur heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] , waarin onder meer het volgende werd gezegd: [50]
[medeverdachte 3] : je oom zei breng maar een partij, zal ik dat zo doen?
[medeverdachte 7] : ja, breng een voor een
[medeverdachte 7] : ik ben op de zaak
[medeverdachte 3] : is goed, ik kom er aan.
In navolging van de rechtbank stelt het hof vast dat [medeverdachte 7] om 07.37 uur [verdachte] is binnengegaan en dat hij om 08.03 uur in het telefoongesprek zegt dat hij op ‘de zaak’ is. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] spreken af dat laatstgenoemde een ‘partij’ zal brengen. Twaalf minuten later arriveert [medeverdachte 3] bij [verdachte] waar hij vier dozen uit zijn auto pakt. Het hof leidt hieruit af dat met ‘de zaak’ [verdachte] wordt bedoeld en dat de vier dozen de ‘partij’ betreffen waarover [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] eerder spraken. Gelet op de verdere inhoud van het telefoongesprek gaat het hof ervan uit dat [medeverdachte 2] , de oom van [medeverdachte 7] [51] , heeft gevraagd om de partij te brengen. De inhoud van de vier dozen wordt bij [verdachte] ook gecontroleerd door onder meer [medeverdachte 2] .
1.1.10.
Cameraobservatie d.d. 5 september 2011 en telefoongesprek d.d. 4 september 2011
Op 5 september 2011 om 07.55 uur arriveert [medeverdachte 7] in een Opel Signum, voorzien van het kenteken [kenteken 12] dat op zijn naam is gesteld, bij [verdachte] . Om 09.26 uur arriveert [medeverdachte 11] . Vier minuten later is te zien dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 11] uit het pand komen en lopen naar de geopende kofferbak van de Opel. [medeverdachte 11] haalt een doorzichtige zak met daarin een groene substantie uit de kofferbak en bekijkt deze. Hierna lopen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 11] het pand weer in. Vervolgens wordt waargenomen dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] meermalen doorzichtige zakken met daarin een groene substantie uit de kofferbak van de Opel halen en het pand binnenlopen. Om 10.11 uur komen [medeverdachte 7] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] het pand uitlopen met een aantal grote zwarte sporttassen en lopen richting de auto waarmee Zerr was aangekomen. Als ze weer terug in beeld komen, zijn de zwarte sporttassen verdwenen. Zij lopen dan het pand weer binnen. Om 11.54 uur komt [medeverdachte 11] naar buiten lopen waarna hij uit beeld verdwijnt. De auto van [medeverdachte 11] rijdt vervolgens weg. [52]
Een dag eerder om 21.44 uur heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] . In dit gesprek zegt [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 7] om 7 uur op de zaak moet zijn samen met alles. [medeverdachte 7] hoeft ze niet half half te gaan doen. [medeverdachte 7] zegt dat hij morgen alles klaar maakt dat hij heeft en daarmee komt. [53]
Het hof begrijpt uit dit telefoongesprek dat [medeverdachte 1] op 4 september 2011 aan [medeverdachte 7] de opdracht geeft om de volgende morgen ‘samen met alles’ op de zaak te zijn. De volgende ochtend arriveert [medeverdachte 7] bij [verdachte] met een aantal zakken met een groene substantie. Het hof leidt hieruit af dat met ‘de zaak’ [verdachte] wordt bedoeld en dat de zakken met de groene substantie datgene is waarover [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] een dag eerder spraken.
1.2.
Samenvatting camerabeelden [verdachte]
Het hof stelt vast dat op de hierboven weergegeven observatiedagen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] in wisselende samenstellingen in beeld komen. Vrijwel iedere dag rijden diverse auto’s af en aan bij [verdachte] , waarna er dozen en sporttassen worden uitgeladen en/of ingeladen. Meermalen is te zien dat er in deze tassen en dozen zilverkleurige of doorzichtige zakken gevuld met een groene substantie zitten. Er wordt geroken aan de zakken, de inhoud daarvan wordt bekeken en soms wordt de inhoud in andere verpakkingen gedaan. Hierbij is te zien dat sommige verdachten latex handschoenen of een mondkapje dragen.
Het onderzoeksteam van de politie heeft 31 dagen van de totale observatieperiode bekeken en vastgelegd in processen-verbaal met uitgebreide activiteitenjournaals. De tien dagen die hiervoor zijn beschreven, maken onderdeel uit van die 31 dagen. Het hof stelt vast dat op de overige 21 dagen dezelfde activiteiten zijn te zien als hiervoor beschreven en dat dit adequaat is weergegeven in een kruistabel, waarin per verdachte is opgenomen op welke dagen zij zijn gezien en welke handelingen zij hebben verricht. [54]
De resterende observatiedagen zijn versneld uitgekeken door het onderzoeksteam en verwoord in minder uitgebreide processen-verbaal. Het hof stelt vast dat de verdachten ook op het merendeel van die dagen in wisselende samenstellingen aanwezig zijn bij [verdachte] en dat zij soortgelijke handelingen verrichten als de handelingen die zijn waargenomen op de 31 uitgeschreven dagen. Het hof is dan ook van oordeel dat de processen-verbaal van deze dagen, waarin de verbalisanten op ambtseed dan wel ambtsbelofte hebben beschreven wat op de camerabeelden is te zien, in samenhang bezien met de uitgebreide processen-verbaal van de 31 uitgeschreven dagen, als bewijs kunnen dienen. [55]
1.3.
De inhoud van de sporttassen
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn geconfronteerd met foto’s van de beelden van de cameraobservatie bij [verdachte] . Zij hebben daarover niet inhoudelijk willen verklaren en zich beroepen op hun zwijgrecht. [56]
De omstandigheid dat de verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op art. 29, eerste lid, Sv, niet tot het
bewijs bijdragen. De rechter mag echter bij zijn bewijsoordeel in aanmerking nemen dat de
verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud
van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het
aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven. Artikel 6, tweede lid, EVRM (de onschuldpresumptie) staat daaraan niet in de weg (vgl. HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733, NJ 1997/584 en HR 5 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7372, met verwijzing naar EHRM 18 maart 2010, nr. 13201/05 (Krumpholz tegen Oostenrijk) en het daarin opgenomen overzicht van de rechtspraak van het EHRM). Datzelfde geldt, mede gelet op overweging van de preambule bij Richtlijn 2016/343/EU, voor artikel 6 van deze Richtlijn (vgl. HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97, rov. 2.3.3.).
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft daarover wel een verklaring afgelegd. In zijn verhoor bij de politie d.d. 1 december 2011 heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij staat afgebeeld op de foto’s die zijn gemaakt van de opnamen bij [verdachte] en daarop ook zakken met wiet zijn te zien. Hij wist dat het om hennep ging. Hij moest de hennep in dozen of tassen doen en in de auto’s leggen. Hij deed dit in het algemeen in opdracht van anderen. Hij kwam elke dag bij [verdachte] en was daar constant bezig. [57]
Het hof ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 3] te twijfelen. Die verklaring vindt bovendien steun in hetgeen is aangetroffen bij de doorzoeking van het bedrijfspand van [verdachte] op 21 november 2011. Bij de doorzoeking werd onder meer het volgende aangetroffen:
  • vier grote zwarte stoffen draagtassen met een roze rand met fragmenten van hennepresten;
  • een aangesloten afzuigbuis met een diameter van 35 centimeter;
  • een groot model elektronische weegschaal;
  • een dressoir met fragmenten van hennepresten en twee schaartjes;
  • een zilveren seal bag alsmede soortgelijk verpakkingsmateriaal, rollen tape en een mondkapje;
  • een hoeveelheid ingepakte hennep (circa 30 gram);
  • een doos met verse, niet gedroogde, hennepresten.
Door de forensische opsporing zijn in het pand diverse sporen veiliggesteld, die voor nadere analyse zijn verzonden naar het NFI. [59] Uit deze analyse bleek dat het onderzochte materiaal hennep betrof. [60]
Voorts is voor het hof komen vast te staan dat de twee sporttassen met hennep die op 30 september 2011 onder [medeverdachte 13] werden aangetroffen, waren afgenomen bij [verdachte] . Daartoe overweegt het hof als volgt.
In september 2011 heeft [medeverdachte 1] regelmatig telefonisch contact met [medeverdachte 14] , gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] , die in het onderzoek is geïdentificeerd als [medeverdachte 13] , geboren op [geboortedag 2] 1986 te [geboorteplaats 2] . [61] Op 22 september 2011 vraagt [medeverdachte 14] of [medeverdachte 1] tien stuks van die mooie kan regelen, waarop [medeverdachte 1] zegt: “die dure auto (..) ik bel jou”. Op 27 september 2011 belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 14] , in welk gesprek hij zegt: “kleine auto (..) 4100, 4200, zoiets”. [medeverdachte 1] zegt voorts dat [medeverdachte 14] op vrijdagochtend kan langskomen. Op 29 september 2011 hebben zij opnieuw telefonisch contact met elkaar. In dit gesprek zegt [medeverdachte 1] dat hij nog een beetje Mercedes AMG heeft. [medeverdachte 14] vraagt of het die speciale uitvoering is, waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “speciale ML 550 AMG”. [medeverdachte 1] geeft voorts aan dat die andere klaar is en vraagt of [medeverdachte 14] ook nu kan langskomen. Later die dag belt [medeverdachte 14] naar [medeverdachte 1] , in welk gesprek wordt afgesproken dat [medeverdachte 14] de volgende dag om elf uur bij [medeverdachte 1] zal zijn. [62] Op 30 september 2011 om 11.32 uur belt [medeverdachte 14] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt hoelang het nog duurt, waarop [medeverdachte 14] zegt: “nog 60”. [medeverdachte 1] zegt hierop: “nog een uur dus”. [63]
Op beelden van de cameraobservatie van [verdachte] is door verbalisanten waargenomen dat op 30 september 2011 omstreeks 12.39 uur een Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken 13] , arriveert op het terrein van [verdachte] . Om 13.56 uur rijdt deze Volkswagen vanaf de parkeerplaats van [verdachte] naar de achterzijde van [verdachte] , waar [medeverdachte 4] een grote zwarte sporttas in de kofferbak van het voertuig legt. Direct daarna rijdt de bestuurder van de Volkswagen, gekleed in een roze T-shirt, de auto weer terug naar de voorzijde van [verdachte] en parkeert de auto. Om 14.22 uur lopen twee mannen, waaronder de man met het roze T-shirt, naar de Volkswagen. Vervolgens stappen zij in het voertuig en rijden weg. [64]
Nadat de Volkswagen is weggereden, wordt deze onder observatie genomen. Omstreeks 14.35 uur wordt de Volkswagen staande gehouden en gecontroleerd op grond van de Opiumwet. Bij deze controle worden in de achterbak twee grote zwarte sporttassen aangetroffen. De verbalisanten ruiken een henneplucht, waarop de bovenste sporttas wordt geopend waarin een zilveren sealverpakking wordt aangetroffen. Verbalisant [verbalisant] knijpt in deze sealverpakking en herkent de structuur en de vorm van de inhoud als droge henneptoppen. Hierop worden de twee inzittenden van de Volkswagen aangehouden. De bestuurder met het roze T-shirt bleek te zijn [medeverdachte 13] , geboren op [geboortedag 2] 1986. [65] In de auto wordt een telefoon met twee simkaarten aangetroffen en inbeslaggenomen. Het nummer behorende bij een van de simkaarten is [telefoonnummer 1] , [66] een van de nummers waarmee [medeverdachte 13] alias [medeverdachte 14] heeft gebeld met [medeverdachte 1] . [67]
De twee sporttassen zijn inbeslaggenomen [68] en daaraan is forensisch onderzoek ingesteld. In de zwarte sporttas met roze bies werd een viertal zilverkleurige zakken aangetroffen. De zakken waren geseald. In deze zilverkleurige zakken zaten transparante gripzakken met gedroogde plantentoppen. In de zwarte sporttas met logo “Sport Mexx” werd één zilverkleurige zak aangetroffen. In deze gesealde zak bevonden zich transparante gripzakken met gedroogde plantentoppen. De inhoud daarvan is gewogen en getest en het bleek in totaal 14,1 kilogram hennep te zijn. De verpakkingen in de tassen zijn op dactyloscopische sporen onderzocht. Sporen die werden aangetroffen op de zwarte tas met roze bies werden door de dient IPOL geïdentificeerd als voorkomende op het vingerafdrukkenblad van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] . [69]
[medeverdachte 13] is op 30 september 2011 als verdachte gehoord en heeft verklaard dat hij naar een adres in Tilburg is gereden en dat hij daar spullen op een parkeerplaats heeft gekregen. De spullen zijn door die mensen in de kofferbak gelegd. Hij heeft in de kofferbak gekeken en zag zilverkleurige zakken in de zwarte tassen zitten. Hij rook dat het om hennep of wiet moest gaan. [70]
Ten slotte hebben de verdachten telefoongesprekken gevoerd, waarin wordt gesproken in termen die zijn te relateren aan (het kweken van) hennep. In diverse gesprekken wordt gesproken over ‘aarde’, ‘stekjes’, ‘knippen’, ‘weegschaal’ en ‘mooie toppen’. Ook wordt gezegd ‘dat het niet uitmaakt als het wat vochtig is’. [71] Verder wordt regelmatig gesproken over ‘de zaak’ - waarvan op basis van de telefoongesprekken, observaties en andere onderzoeksbevindingen is vastgesteld dat daarmee [verdachte] wordt bedoeld – en worden er getallen en bedragen genoemd, al dan niet in combinatie met stuks, gram of lira. [72] Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien met de overige feiten en omstandigheden zoals hierboven weergegeven, stelt het hof vast dat de verdachten telefonisch contact hadden over hennep.
In dat licht bezien kan naar het oordeel van het hof ook betekenis worden toegekend aan het versluierd taalgebruik dat door de verdachte en/of zijn medeverdachten is gebezigd. In de telefoongesprekken wordt gesproken over ‘kleine kinderen’, ‘baby’s’ of ‘kleintjes’ [73] waarmee blijkens de context evident niet wordt gedoeld op echte kinderen, maar op hennepstekjes. In dat verband wijst het hof meer in het bijzonder op het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 30 september 2011, waarin wordt gezegd: “ik heb de kinderen gevonden”, “kleine kinderen”, “maar ze zijn erg duur.. het is 3,5” en “hoeveel stuks heb je nodig”. [74] [medeverdachte 3] heeft in zijn verhoor bij de politie d.d. 1 december 2011 bevestigd dat dit gesprek niet over kinderen gaat. [75] Daarnaast worden de afkortingen AM, (Mercedes) AMG, PP en Bubble gebruikt, die gezien de context kennelijk worden gebruikt om verschillende soorten hennep aan te duiden. Er wordt gezegd dat iemand ‘baby’s heeft van AM’. [76] Verder gebruiken de verdachten en/of zijn medeverdachten autotermen, [77] waarbij het hof er gezien de context waarin deze termen worden gebruikt, vanuit gaat dat het in veel gevallen niet om auto’s gaat, maar in werkelijkheid wordt gesproken over hennep. In dat verband wijst het hof meer in het bijzonder op een gesprek dat [medeverdachte 1] op 14 augustus 2011 voert en waarin hij zegt: “Van die dure auto he, niet van die normale”, waarop wordt geantwoord: “Oké wil je een stukje van mij” en [medeverdachte 1] weer reageert met: “Ja, een klein stukje”. Voorts wijst het hof op een gesprek van 9 september 2011 waarin aan [medeverdachte 1] wordt gevraagd: “Hoeveel is er nodig euh… 3800 zeg je?”, waarop hij antwoordt: “het maakt niet uit, maar de auto moet wel schoon zijn he”. [78]
Op grond van het vorenstaande concludeert het hof dat de volle sporttassen, dozen en zakken die zijn waargenomen op de camerabeelden bij [verdachte] waren gevuld met hennep.
1.4.
[adres 3]
Ook de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] aan de [adres 3] (hierna: de woning) werd vanaf 31 augustus 2011 tot 2 september 2011 door middel van een camera geobserveerd. De beelden van deze observatie zijn vergeleken met de beelden van de cameraobservatie bij [verdachte] . Uit deze vergelijking bleek het volgende: [79]
Op 31 augustus 2011 omstreeks 15.17 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte 3] en een klein meisje de woning verlaten. [medeverdachte 3] neemt twee kennelijk gevulde verhuisdozen en twee gele tassen mee. Na ongeveer 30 minuten keren [medeverdachte 3] en het kleine meisje terug. Hij heeft dan niets meer bij zich en gaat de woning binnen.
Omstreeks 15.27 uur is te zien dat [medeverdachte 3] in een Audi, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , stopt voor de geopende roldeur aan de achterzijde van [verdachte] . [medeverdachte 3] doet de achterklep van de Audi open. Uit het pand van [verdachte] komen [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] . Zij lopen naar de achterzijde van de Audi. In de kofferbak van de Audi staan twee verhuisdozen. Een van deze twee verhuisdozen wordt door [medeverdachte 7] uit de kofferbak gepakt. [medeverdachte 3] pakt twee gele tassen vanaf de achterbank van de Audi en gaat daarmee het pand van [verdachte] binnen. [medeverdachte 7] zet de doos die uit de auto is gepakt in de deuropening van [verdachte] . [medeverdachte 2] staat toe te kijken wat [medeverdachte 7] aan het doen is. [medeverdachte 7] opent de doos die hij heeft neergezet en zichtbaar is dat er in de doos doorzichtige zakken zitten met een groene substantie. [medeverdachte 3] pakt de tweede doos eveneens uit de Audi en zet deze binnen neer bij de andere doos. [medeverdachte 3] opent de tweede doos. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] staan te kijken wat [medeverdachte 3] aan het doen is. [medeverdachte 3] haalt een kennelijk gevulde zilveren zak uit de doos die hij net heeft neergezet en geeft een zilverkleurige zak uit de doos of iets uit de zak. [medeverdachte 3] pakt uit de andere doos ook een zilverkleurige zak die hij aan [medeverdachte 5] geeft. Uit een van de zilverkleurige zakken haalt [medeverdachte 3] een doorzichtige zak met groene substantie. De hennep wordt overgeladen in een tas en deze wordt door [medeverdachte 4] in een bij hem in gebruik zijnde personenauto geplaatst, waarna hij wegrijdt met die auto. Tijdens de handelingen die worden uitgevoerd (het overladen van de inhoud uit de dozen in de tas) komt ook [medeverdachte 1] kijken wat er gebeurt. Na circa 15 minuten gaat [medeverdachte 3] met het kleine meisje en de auto weer weg.
Op 1 september 2011 omstreeks 14.26 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte 3] omstreeks 14.26 uur in een blauwe Peugeot naar de achterzijde van [verdachte] rijdt. Hij doet de achterklep van de auto open en gaat het pand binnen. Kort daarna komt hij met [medeverdachte 5] het pand weer uitlopen. Zij hebben dan allebei een gesloten verhuisdoos in hun handen. Deze dozen zijn kennelijk gevuld. [medeverdachte 5] zet de doos in de kofferbak en de andere doos wordt door [medeverdachte 3] op de achterbank gezet. [medeverdachte 3] komt vervolgens met een doorzichtige zak uit de auto en laat de inhoud van de zak aan [medeverdachte 5] zien. Vervolgens rijdt [medeverdachte 3] met de auto weg en gaat [medeverdachte 5] het pand weer binnen. Uit de cameraopnamen blijkt dat [medeverdachte 3] de auto met de twee dozen parkeert aan de voorzijde van [verdachte] . Vervolgens gaat hij het pand binnen. Omstreeks 17.45 uur gaan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] samen weg met de Peugeot. [medeverdachte 3] is de bestuurder van de auto.
Omstreeks 17.50 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] bij de woning aankomen met een Peugeot en dat uit deze Peugeot twee verhuisdozen komen die kennelijk gevuld zijn. Deze dozen worden de woning binnengedragen. Kort daarna verlaten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] de woning weer zonder het meenemen van deze dozen.
Uit het bovenstaande, in onderlinge samenhang met de hiervoor weergegeven verklaring van [medeverdachte 3] met betrekking tot hennepzaken en hetgeen overigens uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt, leidt het hof af dat er op 31 augustus 2011 partijen hennep zijn gebracht vanuit de woning van [medeverdachte 3] naar [verdachte] en dat op 1 september 2011 het tegenovergestelde is gebeurd.
Voorts kan op basis van tapgesprekken worden vastgesteld dat er vaker hennep is gebracht vanuit de woning van [medeverdachte 3] naar [verdachte] : [80]
  • Op 4 september 2011 om 21.47 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 3] thuis is en [medeverdachte 3] bevestigt dit. Zij zien elkaar morgenochtend om 7 uur. [medeverdachte 1] geeft aan dat [medeverdachte 3] dat ding mee moet nemen, de dure auto.
  • Op 22 oktober 2011 om 12.15 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 3] die auto naar hem kan komen brengen. [medeverdachte 3] vraagt: “de auto?”, waarop [medeverdachte 1] zegt: “je hebt het begrepen he?”. [medeverdachte 3] zegt dat zijn vrouw vermoedelijk thuis is en dat hij haar het laat afgeven.
  • Op 22 oktober 2011 om 12.33 uur belt [medeverdachte 3] naar zijn vrouw [vrouw medeverdachte 3] en vraagt haar waar zij is. [vrouw medeverdachte 3] zegt dat zij thuis is, waarop [medeverdachte 3] zegt dat zij die grote zak boven in een vuilniszak moet doen en onder de trap moet zetten. [medeverdachte 3] komt het ophalen.
  • Op 22 oktober 2011 om 16.18 uur wordt [medeverdachte 3] gebeld door [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] vraagt wie er bij [medeverdachte 3] thuis is. [medeverdachte 3] zegt niemand en vraagt hoezo. [medeverdachte 5] zegt dat er wat nodig is. [medeverdachte 3] heeft het al opgehaald, zegt [medeverdachte 3] . Er zou ook een gemixte zijn, zegt [medeverdachte 5] . Dat heeft [medeverdachte 3] ook meegenomen naar de zaak, zegt [medeverdachte 3] .
Op 21 november 2011 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning met aanhorigheden. Op de eerste etage van de woning werd een hennepplantage aangetroffen. In de schuur behorende bij de woning werd een grote zwarte tas aangetroffen met daarin drie gevulde zakken: 1 doorzichtige, 1 zwartkleurige en 1 zilverkleurige. In de plastic zakken zat hennep met een totaalgewicht van 5.690 gram (inclusief verpakking). Verder werden in de schuur twee lege, grote zwarte tassen aangetroffen. [81]
Op basis van het vorenstaande, in samenhang bezien met het gegeven dat er bij [verdachte] vrijwel dagelijks tassen en dozen hennep werden in- en uitgeladen in verschillende voertuigen, concludeert het hof dat de woning van [medeverdachte 3] heeft gefungeerd als een soort opslagplaats (stash) voor hennep ten behoeve van de hennephandel bij [verdachte] .
1.5.
[adres 6] (deelonderzoek Lepelaar)
Door het observatieteam wordt op 11 mei 2011 om 15.08 uur gezien dat een man die een grote zwarte tas draagt uit de richting van [verdachte] komt lopen en in de richting van een Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken 16] , loopt. Aan de manier waarop de man de tas draagt en aan het uiterlijk van de tas is te zien dat deze kennelijk volledig gevuld was. De man legt de tas in de kofferbak en rijdt weg. Om 15.27 uur staat de Volkswagen Golf geparkeerd voor de [adres 6] , alwaar een andere man een grote zwarte gevulde tas in de kofferbak van de Volkswagen legt. [82]
Hierna zijn ook de panden aan de [adres 6] in de periode van 28 tot en met 30 september 2011 en 24 tot en met 28 oktober 2011 onder cameraobservatie gesteld. Daarbij werd door verbalisanten het volgende waargenomen: [83]
  • Op 24 oktober 2011 zet [medeverdachte 3] kartonnen dozen in de loods van de [adres 6] ) te Tilburg .
  • Op 25 oktober 2011 om 13.43 uur komt [medeverdachte 7] aanrijden in een op zijn naam gestelde rode Opel Corsa, voorzien van het kenteken [kenteken 20] . Hij stapt uit en gaat de loods aan de [adres 6] binnen. Om 14.02 uur komt hij uit de loods lopen met onder zijn arm een kartonnen doos. Hij legt deze kartonnen doos in de achterbak van de rode Opel Corsa en vertrekt.
  • Op 27 oktober 2011 om 10.17 uur komen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] aanrijden in voornoemde Opel Corsa. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] stappen uit en gaan de loods aan de [adres 6] binnen. Zij komen om 10.21 uur weer uit de loods lopen. [medeverdachte 7] legt dan een kartonnen doos in de achterbak van de Opel Corsa. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] stappen in de Opel Corsa en rijden weg.
  • Op 27 oktober 2011 om 13.05 uur komt [medeverdachte 3] aanrijden in een op zijn naam gestelde zwarte Renault Kangoo, voorzien van kenteken [kenteken 11] . [medeverdachte 3] stapt uit en begroet twee onbekende mannen die uit de loods van [adres 6] komen lopen. Daarop pakt [medeverdachte 3] een rol isolatiemateriaal uit de loods en legt deze in de Renault Kangoo, waarna hij om 13.07 uur weer wegrijdt.
  • Op 27 oktober 2011 om 15.47 uur komt [medeverdachte 5] aanlopen en opent de toegangsdeur van de loods aan de [adres 6] . Daarop wordt de roldeur geopend en rijdt [medeverdachte 5] een donkergrijze/zwarte bedrijfsauto achteruit de loods binnen en sluit de roldeur. Om 15.53 uur rijdt [medeverdachte 5] de bedrijfsauto weer uit de loods en sluit de roldeur, waarna hij wegrijdt.
Op 21 november 2011 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de twee loodsen, gevestigd aan de [adres 6] . In [adres 6] werd een hoeveelheid isolatiemateriaal en een geldtelmachine aangetroffen. In [adres 6] werden vuilniszakken met potgrond, verhuisdozen, 8 dozen met inpakfolie en dozen met gripzakken, 57 assimilatielampen met kappen, 8 inbouwventilatoren, 27 koolstoffilters, 87 transformatoren, 6 schakelborden en slangen voor de afvoer van lucht aangetroffen. [84] Verder werd een grote zwarte tas met daarin zilverkleurige sealzakken aangetroffen. Op die zakken zijn dactyloscopische sporen veiliggesteld, welke zijn geïdentificeerd op het vingerafdrukkenblad van [medeverdachte 5] . [85] Daarnaast zijn er in [adres 6] meerdere sigarettenpeuken veiliggesteld, die door het NFI zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek. Het DNA-materiaal op een van de sigarettenpeuken matchte met het DNA-profiel van [medeverdachte 4] , met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard. [86]
Verder zijn bij de doorzoeking van het bedrijfspand van [verdachte] op 21 november 2011 diverse bescheiden aangetroffen die betrekking hebben op de [adres 6] , waaronder een factuur voor de huur, een brief van Brabant Water met een bijbehorende acceptgirokaart en een stortingsbewijs. Deze bescheiden stonden op naam van [medeverdachte 5] . [87] Daarnaast werd bij [verdachte] een zwartkleurige ringmap aangetroffen met op de rugzijde een sticker met daarop handgeschreven: DÜK 2. Dit is de afkorting van het Turkse woord Dükkan, dat winkel en/of zaak betekent. In deze ringmap zitten bescheiden die betrekking hebben op de [adres 6] , waaronder brieven gericht aan [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en twee bonnen van contante betalingen gedaan door [medeverdachte 5] . [88]
Voorts is gebleken dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in september 2011 met de vaste telefoonaansluiting van [verdachte] hebben gebeld naar verschillende nutsbedrijven om te informeren naar de stand van zaken aangaande de aansluiting en betaling van elektriciteit voor de [adres 6] . Zij maakten hierbij gebruik van een valse naam: [medeverdachte 5] noemde zichzelf [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] noemde zichzelf [medeverdachte 6] . Beiden zijn via stemherkenning herkend. [89]
Op basis van het vorenstaande stelt het hof vast dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] in de periode van 11 mei 2011 tot en met 27 oktober 2011 zijn gezien bij de [adres 6] en dat er telkens spullen naar de loods werden gebracht dan wel uit de loods werden meegenomen. Het aantreffen van het DNA-materiaal van [medeverdachte 4] op een sigarettenpeuk die aldaar werd aangetroffen, duidt er op dat hij eveneens aldaar is geweest. Verder is bij de doorzoeking van [adres 6] een aanzienlijke voorraad van materialen aangetroffen, welke materialen doorgaans worden gebruikt bij het kweken dan wel verpakken van hennep.
Uit de bij [verdachte] aangetroffen bescheiden en de door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] gevoerde telefoongesprekken leidt het hof af dat [verdachte] bemoeienis heeft gehad met de betaling van de huur en de elektriciteits- en watervoorzieningen voor de [adres 6] In dat verband wijst het hof op de omstandigheid dat in de genoemde bescheiden de namen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] worden genoemd, welke namen door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zijn gebruikt toen zij via de vaste telefoonlijn van [verdachte] contact opnamen met diverse nutsbedrijven over [adres 6] . Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert het hof dat de loodsen aan de [adres 6] hebben gefungeerd als magazijn ten behoeve van de activiteiten (hennephandel en hennepkweek) door [verdachte] en de aldaar werkzame personen.
1.6.
Conclusie
1.6.1.
Grootschalige hennephandel vanuit [verdachte]
Het hof stelt op basis van het voorgaande vast dat in de periode van 24 juni 2011 tot en met 21 november 2011 vrijwel dagelijks vanuit [verdachte] partijen hennep zijn verkocht, verstrekt, afgeleverd en/of vervoerd. Gelet hierop en op het gegeven dat ten behoeve van deze hennephandel een stashplaats werd onderhouden en men de beschikking had over een magazijn met een voorraad aan materialen, staat voor het hof vast dat het een grootschalige hennephandel betrof.
Gezien de grootte van de plastic zakken gaat het hof – in navolging van de rechtbank – ervan uit dat er ongeveer 1 kilo hennep in een zak zat. Dit uitgangspunt vindt bevestiging in het gewicht van de zakken uit de twee sporttassen met hennep die op 30 september 2011 onder [medeverdachte 13] werden aangetroffen en waarvan het hof heeft vastgesteld dat deze waren afgenomen bij [verdachte] . [90] In de grote tassen passen tussen de 20 en 30 zakken. Zo is op 28 juni 2011 gezien dat er ruim boven de 20 zakken in de tas werden gedaan, terwijl er op dat moment in de tas ook nog gevulde zakken zaten [91] en is op 4 juli 2011 waargenomen dat er minstens 30 zakken in twee tassen werden gestopt. [92] Voorts hebben de verbalisanten die de camerabeelden hebben bekeken, gerelateerd dat aan de manier van lopen was te zien dat de tassen zwaar waren.
1.6.2.
Export naar Duitsland
Het hof acht voorts bewezen dat in diezelfde periode meerdere grote partijen hennep zijn geëxporteerd naar Duitsland. Daartoe overweegt het hof dat, blijkens de cameraobservaties, [verdachte] in ieder geval acht keer is bezocht door de Duitsers [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 11] , beiden woonachtig in Hannover. [93] Vrijwel alle keren maakten zij gebruik van een Mazda 626, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 2] , die destijds op naam stond van [medeverdachte 12] . [94] De auto werd bij [verdachte] geladen met zwarte sporttassen, dozen en zakken, waarvan hiervoor is vastgesteld dat dit partijen hennep betroffen. Een dergelijke actie heeft onder meer plaatsgevonden op 30 juni 2011. De Mazda wordt die dag bij [verdachte] geladen met tassen en vertrekt aldaar om 12.33 uur. [95] De Mazda is die dag vanaf 12.00 uur geobserveerd door verbalisanten. Zij zagen dat de Mazda om 14.08 uur bij Venlo de grens overging van Nederland naar Duitsland. [96] Nu niet is gebleken dat de Mazda na het laden van de tassen bij [verdachte] op enig moment is uitgeladen voordat hij de grens overging, stelt het hof vast dat de lading hennep op 30 juni 2011 is geëxporteerd naar Duitsland. Het hof acht voorts voldoende aanwijzingen aanwezig dat ook de andere hennepleveringen aan [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 11] naar Duitsland zijn vervoerd. [medeverdachte 12] en [medeverdachte 11] waren immers vaste klant bij [verdachte] , er was steeds sprake van eenzelfde handelwijze en de partijen hennep werden geladen in een Duitse auto voor personen afkomstig uit Duitsland. Ook hierbij ging het om grote partijen hennep. Uitgaande van een voorzichtige schatting van 20 kilo per transport is er bij 8 transporten in ieder geval 160 kilo hennep geëxporteerd.
1.6.3.
Rolverdeling tussen de verdachten
Het hof stelt vast dat gebleken is van een duidelijke rolverdeling tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] . Behalve [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hielden alle verdachten zich bezig met sjouwwerkzaamheden; door hen werden dozen en tassen met hennep in- en uitgeladen en naar binnen gebracht bij [verdachte] en soms werd de hennep over verpakt. Zij waren ook degenen die partijen hennep hebben vervoerd en spullen ophaalden bij het magazijn aan de [adres 6] . [medeverdachte 3] heeft voorts zijn woning als stashplaats ter beschikking gesteld en [medeverdachte 5] heeft zich tevens met administratieve zaken beziggehouden, zoals het betalen van rekeningen voor de [adres 6] en het contact opnemen met nutsbedrijven. Met dit laatste heeft ook [medeverdachte 6] bemoeienis gehad.
Het hof leidt verder uit de hele gang van zaken af dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een leidinggevende rol hadden. Zoals gezegd, deden zij niet of nauwelijks sjouwwerkzaamheden, maar zij waren hierbij wel aanwezig en controleerden de hennep. Daarbij komt dat uit de tapgesprekken naar voren komt dat [medeverdachte 1] het salaris overmaakte, dat [medeverdachte 2] de mogelijkheid had om anderen te ontslaan en dat zij beiden opdrachten uitdeelden aan de anderen. [97] Met betrekking tot dit laatste memoreert het hof dat [medeverdachte 2] naar aanleiding van een gesprek met een onbekend gebleven persoon regelde dat [medeverdachte 4] daar twee sporttassen ging ophalen, dat op zijn verzoek ‘een partij’ naar [verdachte] is gebracht door [medeverdachte 3] en dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 7] heeft opgedragen dat hij ‘samen met alles’ op een bepaald moment bij [verdachte] moest zijn. Dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een leidinggevende rol hadden, volgt naar het oordeel van het hof eveneens uit het gegeven dat zij beiden eigenaar en algemeen directeur c.q. bestuurder waren van [verdachte] .
Ten slotte wordt opgemerkt dat alle verdachten onderling veelvuldig telefonisch contact met elkaar hebben gehad over aan hennep gerelateerde zaken. Daarnaast hebben zij allen contact met afnemers gehad.
Door de verdediging is betoogd dat het opzet op de uitvoer van hennep ontbreekt, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Dat verweer slaagt niet. Alle verdachten hebben contact gehad met de Duitse afnemers [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] die met hennep in hun Duitse auto bij [verdachte] vertrokken. Gezien de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht heeft/hebben de verdachte(n) minst genomen voorwaardelijk opzet gehad, in die zin dat verdachte(n) zich willens en wetens heeft/hebben blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de hennep naar Duitsland zou worden uitgevoerd.
Gezien het vorenstaande is het hof van oordeel dat van iedere verdachte kan worden gezegd dat hij op meerdere momenten bezig is geweest met activiteiten die betrekking hadden op de hennephandel en de export van hennep naar Duitsland en dat hierbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen voornoemde verdachten. Ook de rechtspersoon [verdachte] wordt schuldig geacht aan dit feit; [verdachte] was immers het centrum van de hennephandel.
In navolging van de rechtbank ziet het hof geen aanleiding om de bewezenverklaring voor de verdachten te beperken tot die dagen waarop zij zelf volgens de camerabeelden aanwezig waren bij [verdachte] . Uit de bewijsmiddelen komt immers naar voren dat de hennephandel niet beperkt was tot enkele dagen, maar dat sprake was van een continu proces met een komen en gaan van partijen hennep, leveranciers en afnemers, waarbij iedere verdachte gedurende de gehele periode op vele dagen achtereen betrokken was. Mede gezien de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten gaat het hof (met uitzondering van [medeverdachte 7] , die pas op 6 augustus 2011 in beeld komt) dan ook uit van een bewezenverklaring voor alle dagen waarop activiteiten zijn waargenomen in de periode van 24 juni 2011 tot en met 21 november 2011.
1.6.4.
Eindconclusie
Op basis van al hetgeen hierboven is aangehaald en overwogen, komt het hof – evenals de rechtbank – tot een bewezenverklaring van de feiten 1A en 1B.

2.Hennepdrogerij en -kwekerijen

Aan [medeverdachte 1] is in de zaak met parketnummer 02-984810-11 onder 3 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben, van hennep.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Voorts weegt het hof mee dat [medeverdachte 1] ten aanzien van de zaaksdossiers IJsvogel, Anemoon en Patrijs en de deelonderzoeken Kolibrie en Reiger niet inhoudelijk heeft verklaard en zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht [98] en derhalve geen aannemelijke, ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor de hieronder weergegeven redengevende feiten en omstandigheden.
Nu in de zaak tegen [verdachte] onder het kopje ‘4.6. Hennepteelt’ wordt verwezen naar de inhoud van de hieronder weergegeven zaaksdossiers en deelonderzoeken zal het hof de inhoud daarvan in het onderhavige arrest eveneens opnemen.
2.1.
Zaaksdossier IJsvogel: hennepdrogerij [adres 7]
Op 7 juni 2011 te 09.07 uur is de politie de woning aan de [adres 7] binnengetreden. Bij de doorzoeking van deze woning werd op de zolder een hennepdrogerij aangetroffen, waar in totaal ruim 29 kilo henneptoppen lagen te drogen. [99]
De eigenaar van deze woning was [medeverdachte 14] . [100] In zijn verhoor op 20 april 2012 heeft [medeverdachte 14] verklaard dat hij de woning verhuurde aan [medeverdachte 19] , dat hij pas later erachter kwam dat in werkelijkheid de zoon van [medeverdachte 18] in deze woning woonde en dat [medeverdachte 1] hem heeft verteld in de woning een kwekerij/drogerij te hebben gemaakt. Verder verklaarde hij gebruik te maken van het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . [101]
De verklaring van [medeverdachte 14] vindt steun in een aantal tapgesprekken, gevoerd op 7 juni 2011 tussen [medeverdachte 1] en ene [medeverdachte 18] en tussen [medeverdachte 1] en een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Het hof stelt op basis van de verklaring van [medeverdachte 14] vast dat hij laatstgenoemde persoon is geweest.
Uit de tapgesprekken blijkt het volgende: [102]
  • Om 09.08 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 18] . [medeverdachte 18] zegt dat bij hen ‘de ooms’ van [betrokkene 2] schijnen te zijn gekomen. Zij spreken af dat ‘hij’ moet zeggen: “ik weet niets van boven, ik verblijf hier”.
  • Om 09.14 uur wordt [medeverdachte 1] opnieuw gebeld door [medeverdachte 18] . [medeverdachte 18] zegt dat ‘hij’ zegt dat zij vragen van wie het is. [medeverdachte 1] noemt de naam [medeverdachte 19] .
  • Om 09.23 uur belt [medeverdachte 18] opnieuw met [medeverdachte 1] en stelt voor het aan de huisbaas te zeggen, zodat die zegt: “ik heb het aan [medeverdachte 19] gegeven”.
  • Om 09.27 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 14] . [medeverdachte 1] zegt: “waarschijnlijk is er een probleem daar bij jou aan de andere kant”, waarna hij de naam [medeverdachte 19] noemt. [medeverdachte 1] zegt verder: “als er iets gebeurt, dan zeg je dat je daar aan die man hebt verhuurd”.
Het hof stelt vast dat de hierboven weergegeven gesprekken zijn gevoerd direct na het tijdstip waarop de woning aan de [adres 7] is binnengetreden. Uit de inhoud van deze gesprekken, in samenhang bezien met de verklaring van [medeverdachte 14] , leidt het hof af dat [medeverdachte 1] door [medeverdachte 18] op de hoogte werd gesteld van het binnentreden van de politie in voornoemde woning en dat zij vervolgens hebben afgesproken dat [medeverdachte 14] tegen de politie moest zeggen dat hij de woning heeft verhuurd aan [medeverdachte 19] . Dit heeft [medeverdachte 1] vervolgens doorgegeven aan [medeverdachte 14] , die in zijn verhoor de naam [medeverdachte 19] ook daadwerkelijk heeft genoemd.
De verklaring van [medeverdachte 14] wordt ondersteund door het gegeven dat [medeverdachte 1] in zijn woning een huurovereenkomst tussen [medeverdachte 14] en [medeverdachte 19] bewaarde, voor de woning aan de [adres 7] . [103] Deze huurovereenkomst is aangetroffen in een groene ordner waarin tevens bescheiden zijn aangetroffen die betrekking hebben op andere inmiddels ontmantelde hennepkwekerijen. In verband met dit laatste wordt verwezen naar hetgeen wordt aangehaald en overwogen onder de zaaksdossiers Kolibrie, Patrijs en Reiger. Verder zijn er aantekeningen in de groene ordner onder de naam [betrokkene 2] , over betalingen van salaris aan [betrokkene 2] en: “Noot: op 08-06-2011 opgepakt” en “10-10-2011 kwam vrij”. [104] Dit matcht met de inval, waarbij de [betrokkene 2] werd aangehouden en op 10 oktober 2011 in vrijheid werd gesteld. Het hof gaat er dan ook vanuit dat met [betrokkene 2] ” [betrokkene 2] is bedoeld, waarbij [betrokkene 2] de Turkse variant van de Bulgaarse naam [betrokkene 2] is.
Gezien het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof – evenals de rechtbank – de verklaring van [medeverdachte 14] betrouwbaar en concludeert dat [medeverdachte 1] de drogerij in de woning aan de [adres 7] heeft opgezet en dat hij daarbij een regisserende dan wel sturende rol heeft gehad. Immers, op het moment van binnentreden in die woning werd [medeverdachte 1] gewaarschuwd, waarna hij anderen heeft opgedragen wat er verteld moest worden tegen de politie. Bij deze conclusie neemt het hof tevens in ogenschouw dat uit de gevonden bescheiden in de groene ordner blijkt dat [medeverdachte 1] een administratie voerde van meerdere hennepkwekerijen, in welke ordner ook de huurovereenkomst tussen [medeverdachte 14] en [medeverdachte 19] werd aangetroffen.
Het hof merkt op dat andere personen eveneens zijn te linken aan de hennepdrogerij in de woning aan de [adres 7] – zoals [medeverdachte 18] en de personen die aanwezig waren in de woning op het moment van binnentreden – maar dat niet kan worden vastgesteld wat hun rol is geweest. Derhalve is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om te kunnen concluderen dat sprake was van medeplegen.
Op basis van het bovenstaande acht het hof bewezen dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep in de woning aan de [adres 7] .
2.2.
Zaaksdossier Anemoon: hennepkwekerij [adres 8]
Gedurende het onderzoek Colt kwam naar voren dat [medeverdachte 1] op 22 en 23 juni 2011 meermalen telefonisch contact had met ene [medeverdachte 18] en met twee mannen die gebruik maakten van de telefoonnummers [telefoonnummer 3] respectievelijk [telefoonnummer 4] . In die gesprekken werd – kort samengevat – het volgende gezegd: [105]
Op 22 juni 2011:
  • Om 19.06 uur belt [medeverdachte 1] naar een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . De man zegt dat het slecht gaat tussen hem en zijn zoon. Sinds een maand hebben ze ruzie met elkaar en zojuist vielen ze elkaar aan.
  • Om 23.35 uur belt [medeverdachte 18] naar [medeverdachte 1] en zegt: “mijn schoonbroer en zijn vrouw. Die persoon zou hebben gezegd dat zij gelijk uit het huis moeten”. [medeverdachte 1] zal even bellen.
  • Om 23.37 uur belt [medeverdachte 1] naar een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . De man zegt dat er slechte dingen zijn gebeurd en dat hij aan ‘die mensen’ gezegd heeft dat zij gelijk uit het huis moeten. Hij denkt dat zij wel een auto hebben. [medeverdachte 1] zegt hierop dat als er een probleem is, hij wel iemand zal sturen en ‘die’ laat ophalen.
  • Om 23.39 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 18] . [medeverdachte 1] zegt dat zij in hun auto kunnen stappen en deze kant op kunnen komen als zij een auto hebben. Verder vraagt hij hoeveel/hoe lang het daar is geworden, waarop [medeverdachte 18] zegt: “het was op de 5e of de 10e van de maand. Maar ze zijn aardig goed geworden!”. [medeverdachte 1] zegt: “Op de 10 van de maand waren ze …. Ze zijn dus over 6 denk ik”. [medeverdachte 18] zegt: “ze zijn over de 6 en zijn met 7 ‘begonnen’”. Hierna zegt [medeverdachte 1] : “laat ze naar deze kant komen. Hij neemt zijn vrouw en kinderen en hij komt”.
Op 23 juni 2011:
  • Om 00.33 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door de man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . [medeverdachte 1] zegt dat hij met de zoon van de man heeft gebeld. [medeverdachte 1] zegt dat de zoon van de man naar die mensen gebeld zou hebben en tegen hen heeft gezegd dat zij daaruit moeten. [medeverdachte 1] zegt verder dat hij heeft gezegd tegen hen: “stappen jullie maar in de auto en kom maar naar deze kant” en dat zij hen 1 tot 2 dagen zullen ontvangen.
  • Om 14.48 uur belt [medeverdachte 1] naar ene [betrokkene 4] en vraagt of ze momenteel een busje hebben. [betrokkene 4] zegt dat zij momenteel een Opel Movano hebben, waarop [medeverdachte 1] zegt: “je moet dat aan niemand geven, ik stuur iemand naar jou toe om het busje op te halen en zal het morgen terug brengen”. [betrokkene 4] zegt daarop: “is goed”.
  • Om 15.03 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] zegt: “wij zijn hier naar toe gekomen, er is een bus, ik zei tegen die jongen is goed, laat het dat busje zijn. Ik zei tegen hem dat er hier een ID is en dat wij altijd op zijn naam huren maar deze jongen zegt dat het perse niet kan”, waarop [medeverdachte 1] vraagt of hij die jongen mag spreken. [medeverdachte 5] geeft de telefoon aan [betrokkene 4] . [betrokkene 4] zegt dat hij zo net met [medeverdachte 20] heeft gesproken en dat zij een kopie van het rijbewijs en handtekening van [medeverdachte 5] moeten hebben.
  • Om 15.59 uur belt [medeverdachte 1] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 5] , dat toebehoort aan [bedrijf] . [medeverdachte 1] spreekt met [medeverdachte 20] . [medeverdachte 1] zegt: “ik heb iemand daar naar jou gestuurd, daar is ene [betrokkene 4] en die vraagt om de gegevens van de bestuurder. Wij huurden vroeger op naam van iemand, kan het niet weer op dezelfde wijze?”. [medeverdachte 20] zegt dat alles mogelijk is, maar dat als er problemen zijn [medeverdachte 1] wel voor de gevolgen moet inzien (
Later in het onderzoek is genoemde [medeverdachte 18] geïdentificeerd als [medeverdachte 18] , die ook [medeverdachte 18] wordt genoemd. [106]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] bleek op naam te staan van [medeverdachte 21] . [107] Gelet op dit laatste en op de inhoud van de tapgesprekken, in combinatie met het gegeven dat het nummer [telefoonnummer 4] in het politiesysteem was gekoppeld aan een registratie van een huiselijke twist op 22 juni 2011 (gevecht) tussen vader [medeverdachte 21] en zoon [medeverdachte 22] , [108] concludeert het hof dat het nummer [telefoonnummer 4] in gebruik was bij [medeverdachte 22] .
Het hof leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte 1] op 22 juni 2011 en in de nacht van 22 op 23 juni 2011 met [medeverdachte 18] en vader en zoon [medeverdachte 21] heeft besproken dat er mensen uit een huis moesten worden gehaald. Verder staat voor het hof vast, in het licht van de later aangetroffen hennepkwekerij, dat ook wordt gesproken over de groei en status van hennepplanten (zie het gesprek op 22 juni 2011 om 23.39 uur). Uit de gesprekken die zijn gevoerd in de middag van 23 juni 2011 leidt het hof af dat [medeverdachte 1] die dag heeft geregeld dat [medeverdachte 5] een busje van het merk Opel Movano is gaan ophalen bij [bedrijf] en dat dit busje in opdracht van [medeverdachte 1] is gehuurd op een andere naam.
Later die dag wordt door een observatieteam waargenomen dat om 17.32 uur een Opel Movano bestelbus, voorzien van het kenteken [kenteken 17] , staat geparkeerd op het terrein van [verdachte] . Enkele minuten later arriveert een Opel Corsa, voorzien van het kenteken [kenteken 18] bij [verdachte] . Twee mannen – welke hierna worden aangeduid als NN1 en NN2 – stappen uit de Opel Corsa en gaan bij [verdachte] naar binnen. Om 18.04 uur loopt NN1 met een kartonnen doos vanuit [verdachte] en plaatst deze in de laadruimte van voornoemde Opel Movano. Hierna is te zien dat NN1 en NN2 in gesprek zijn met [medeverdachte 1] . Vervolgens rijden NN1 en NN2 weg in de Opel Movano respectievelijk de Opel Corsa. Er wordt twee keer een tussenstop gemaakt in (de buurt van) de [locatie] . Om 20.49 uur is te zien dat de Opel Movano vanuit daar vertrekt met NN1 als bestuurder en een andere man als bijrijder, gevolgd door de Opel Corsa met NN2 als bestuurder en een andere man als bijrijder. [109]
Om 21.10 uur wordt [medeverdachte 18] gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt of zij onderweg zijn, waarop [medeverdachte 18] zegt dat zij net vertrokken zijn en hij verwacht om twaalf uur hier te zijn. Hij zal [medeverdachte 1] bellen als hij vanuit daar vertrokken is. [110]
Om 22.22 uur neemt het observatieteam waar dat de Opel Movano en de Opel Corsa stoppen in de [adres 12] in Almere . Een paar minuten later pakt de bijrijder van de Opel Movano een kartonnen doos uit de laadruimte van de bus en loopt daarmee de brandgang in gelegen aan de achterzijde van de [adres 8] te Almere . [111]
Het pand aan de [adres 8] te Almere is eigendom van [medeverdachte 21] . [112]
Om 22.45 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 18] . [medeverdachte 18] laat weten dat ze gearriveerd zijn, dat alles naar wens verloopt en dat de vrienden naar binnen zijn gegaan en al een tijdje hier zijn. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 18] dat ze hem meteen weer moeten bellen als ze daar vertrokken zijn. Om 23.21 uur belt [medeverdachte 18] naar [medeverdachte 1] met de mededeling dat ze zijn vertrokken. Om 00.32 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 18] en vraagt hoeveel kilometer nog, waarop [medeverdachte 18] zegt dat hij er al bijna is. [113]
Wanneer het voorgaande wordt bezien in het licht van de eerder gevoerde gesprekken op 22 en 23 juni 2011 kan naar het oordeel van het hof met voldoende zekerheid worden aangenomen dat de Opel Movano die bij [verdachte] en in Almere is gezien dezelfde is als de Opel Movano die door [medeverdachte 5] is opgehaald in opdracht van [medeverdachte 1] . Hierbij memoreert het hof dat [medeverdachte 1] een van de algemeen directeuren c.q. bestuurders is van [verdachte] en dat [medeverdachte 5] daar veelvuldig in beeld is gekomen. Gezien de bewegingen van de Opel Movano en de Opel Corsa op 23 juni 2011 en de inhoud van de op die dag gevoerde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 18] concludeert het hof verder dat [medeverdachte 18] een van de inzittenden is geweest en dat hij met drie anderen naar Almere is gereden. Om 22.22 uur loopt een van hen de brandgang achter de [adres 8] in en om 23.21 uur laat [medeverdachte 18] weten dat ze weer zijn vertrokken, waaruit het hof afleidt dat de vier inzittenden ongeveer 1 uur in Almere zijn geweest. Wanneer voorts in ogenschouw wordt genomen dat het perceel aan de [adres 8] te Almere eigendom was van [medeverdachte 21] , staat naar het oordeel van het hof vast dat dat de woning is waar iets moest worden opgehaald.
Op 28 juni 2011 omstreeks 10.45 uur is de politie binnengetreden in de woning aan de [adres 8] te Almere . Op de eerste verdieping wordt een hennepkwekerij aangetroffen, waarbij de planten waren gerooid. In de kweekruimtes hadden in totaal 380 hennepplanten gestaan. [114] Van de aangetroffen (
het hof begrijpt: resten van) hennepplanten werd een hoeveelheid afgeknipt en inbeslaggenomen en voor onderzoek ter beschikking gesteld. Middels een zogenaamde narcotest werd deze hoeveelheid onderzocht en de uitslag van de test was positief voor THC. [115]
Diezelfde dag om 14.44 uur heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 6] . In dat gesprek zegt de man dat de landgenoten/personen eerder zijn gekomen dan zij en dat ze de bedrijfsvrachtwagen aan het laden zijn. [medeverdachte 1] zegt hierop: “bedrijfsvrachtwagen? Ooms bedoel je?”, waarop de man bevestigend antwoordt. [medeverdachte 1] zegt dat ze dan maar terug moeten komen. [116] Uit nader onderzoek van de ontvangen verkeersgegevens bleek dat de telefoonaansluiting [telefoonnummer 6] ten tijde van voormeld gesprek gebruik maakt van de telefoonmast aan de [adres 13] . De locatie [adres 13] te Almere is gelegen in de nabije omgeving van de [adres 8] te Almere . [117]
Het hof leidt uit deze onderzoeksbevindingen af dat op de dag van het binnentreden in de woning aan de [adres 8] te Almere telefonisch verslag wordt gedaan aan [medeverdachte 1] over de aanwezigheid van de politie in voornoemde woning, waarop [medeverdachte 1] beslist dat ‘ze’ terug moeten komen. Hierbij merkt het hof op dat in tapgesprekken regelmatig over ‘ooms’ wordt gesproken, waarmee blijkens de context dan de politie wordt bedoeld.
Op basis van al hetgeen hierboven is aangehaald en overwogen, concludeert het hof – met de rechtbank – dat [medeverdachte 1] een regisserende rol heeft gehad bij het onderbrengen van de bewoners van de woning aan de [adres 8] te Almere en dat hij vanuit [verdachte] heeft georganiseerd dat de hennepkwekerij in voornoemde woning is stilgelegd. Onder andere [medeverdachte 18] heeft hierbij een uitvoerende rol gehad; hij was degene die vijf dagen voor de dag van het binnentreden naar Almere is gereden en aldaar zaken op orde heeft gesteld. Hij deed hierbij regelmatig telefonisch verslag aan [medeverdachte 1] . Gezien dit alles is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] en in ieder geval [medeverdachte 18] een zodanige betrokkenheid hebben gehad bij (het stilleggen van) de hennepkwekerij, dat kan worden gesproken van medeplegen. Het hof acht derhalve bewezen dat [medeverdachte 1] zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep in de woning aan de [adres 8] te Almere .
2.3.
Zaaksdossier Patrijs: hennepkwekerij [adres 9] te Sint-Oedenrode
Op 6 september 2011 is de politie binnengetreden in de woningen aan de [adres 9] te Sint-Oedenrode . In perceel 26 waren vier personen aanwezig, waaronder [betrokkene 1] . In perceel 28 werden vijf kweekruimtes aangetroffen met in totaal 1.083 hennepplanten. De planten zijn positief getest op hennep. [118]
De dochter van [getuige 1] , [eigenaar pand] , was de eigenaar van de percelen [adres 9] . [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij deze percelen met ingang van november 2009 heeft verhuurd aan [getuige 2] . In januari 2010 deelde [getuige 2] mede dat hij het huurcontract wilde beëindigen. Een kennis van [getuige 2] , ene [betrokkene 3] , heeft een nieuwe huurder aangedragen, te weten [getuige/huurder] . Zij is vanaf 1 januari 2011 beide percelen gaan huren. [119]
[getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de twee panden aan [adres 9] te Sint-Oedenrode huurde van [getuige 1] ten behoeve van een vriend genaamd [betrokkene 3] , maar dat het huurcontract is afgesloten op naam van [getuige 2] . De huur bedroeg € 2.000 per maand, waarvan was afgesproken dat [betrokkene 3] dit zou betalen. [getuige 2] wilde het contract gelijk beëindigen, omdat hij enkele dagen na het tekenen van het contract van [getuige 1] hoorde dat er in de schuur van de woningen materialen lagen voor een wietplantage. [betrokkene 3] bevestigde dit en vertelde tegen [getuige 2] dat een grote jongen achter hem de zaak financierde. Dit was iemand uit de omgeving van Tilburg of Breda die daar een autobedrijf had. Verder verklaarde [getuige 2] dat [betrokkene 3] zichzelf [betrokkene 3] noemde. [120]
[getuige/huurder] is eveneens gehoord door de rechter-commissaris. Zij heeft verklaard dat in 2010 of 2011 ene [betrokkene 3] haar heeft gevraagd om twee huizen aan [adres 9] te Sint-Oedenrode te huren op haar naam, waarvoor zij een maandelijkse vergoeding zou krijgen. De huurovereenkomst is gesloten met [getuige 1] en [betrokkene 3] betaalde de huur. [getuige/huurder] verklaarde verder dat de kwekerij van [betrokkene 3] was. [121]
Uit de hierboven aangehaalde verklaringen leidt het hof af dat de hennepkwekerij in [adres 9] van [betrokkene 3] alias [betrokkene 3] was. Gezien de verklaring van [getuige 2] heeft niet alleen [betrokkene 3] , maar ook nog een andere persoon bemoeienis gehad met de kwekerij: een grote jongen die de zaak financierde. Het zou gaan om een man met een autobedrijf in de omgeving van Tilburg of Breda.
Bij de doorzoeking van autobedrijf [verdachte] op 21 november 2011 is een huurovereenkomst voor de [adres 9] te Sint-Oedenrode aangetroffen, alsmede een memo met daarop vermeld voornoemd adres en een sleutel met daaraan een rood label met de vermelding Sint-Oedenrode . [122] Opmerkelijk is in dit verband dat reeds op 17 mei 2011 met de vaste lijn van [verdachte] is gebeld naar Essent over een rekening voor een woning met de postcode [adres 9] , welke postcode hoort bij voornoemd adres. [123]
Voorts komt uit het dossier naar voren dat [medeverdachte 1] – een van de algemeen directeuren/eigenaren van [verdachte] [124] – op de dag van het binnentreden om 18.04 uur is gebeld door ene [medeverdachte 18] . [medeverdachte 18] zegt in dat gesprek dat hij net iets slechts heeft gehoord. De ooms hebben een inval gedaan bij [betrokkene 1] (
het hof begrijpt hierna telkens: [betrokkene 1]). Ze hebben hen net in Den Bosch vrijgelaten. [medeverdachte 18] zegt dat hij ze gaat ophalen, waarop [medeverdachte 1] zegt dat dat goed is. [125] Later die dag om 19.58 uur hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 18] opnieuw telefonisch contact met elkaar. [medeverdachte 18] laat weten dat hij de landgenoten heeft opgehaald en hen weer thuis heeft afgezet. [126] Op 7 september 2011 belt [medeverdachte 9] naar [medeverdachte 6] . [medeverdachte 9] zegt dat hij in de stress zit, omdat zij dat weer van hem hebben weggenomen. [medeverdachte 9] zegt dat zij ook van [medeverdachte 1] hebben weggenomen en [medeverdachte 1] twee huizen naast elkaar had. [medeverdachte 6] vraagt: “daar bij [betrokkene 1] ?”, waarop [medeverdachte 9] zegt: “juist”.
De gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 18] zijn gevoerd op de dag van het binnentreden, waarbij [betrokkene 1] in [adres 9] werd aangetroffen. Nu in deze gesprekken wordt gesproken over een inval bij [betrokkene 1] , neemt het hof aan dat [medeverdachte 18] en [medeverdachte 1] spraken over [adres 9] te Sint-Oedenrode . Ook het gesprek tussen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 6] , dat één dag na het binnentreden is gevoerd, heeft betrekking op deze percelen, nu zij spreken over ‘twee huizen naast elkaar van [medeverdachte 1] ’ en ‘bij [betrokkene 1] ’.
Dat [medeverdachte 1] bemoeienis had bij de hennepkwekerij in de [adres 9] te Sint-Oedenrode wordt bevestigd door hetgeen is aangetroffen bij de doorzoeking van zijn woning. In de slaapkamer werd een ordner met bescheiden (de ‘groene ordner’) gevonden met daarin handgeschreven aantekeningen en berekeningen. Op pagina 166 tot en met 168 van die ordner staat in de Turkse taal onder meer het volgende geschreven: [127]
  • SO;
  • 1084x precies;
  • knipgeld aan [betrokkene 1] betaald;
  • € 2.000 huur betaald 09-09-2011;
  • op 06-09-2011 gepakt, ooms namen het/hem/haar mee;
  • de namen [betrokkene 1] en [betrokkene 3] meerdere keren vermeld.
Wanneer deze vermeldingen worden bezien in het licht van al hetgeen hierboven is aangehaald, is het hof van oordeel dat kan worden vastgesteld dat deze aantekeningen betrekking hebben op de hennepkwekerij die is aangetroffen in Sint-Oedenrode . Het hof memoreert in dit verband dat [getuige 2] heeft verklaard dat de huur € 2.000 bedroeg, dat de kwekerij is ontmanteld op 6 september 2011, dat een [betrokkene 1] aanwezig was ten tijde van het binnentreden en dat de naam [betrokkene 3] door alle hiervoor genoemde getuigen is genoemd. Het hof gaat ervan uit dat het getal 1084 in de groene ordner betrekking heeft op de aan de [adres 9] aangetroffen hoeveelheid hennepplanten. Niet alleen komt dit aantal vrijwel overeen met het door de politie getelde aantal hennepplanten (1.083), maar in één van de kweekruimtes stond het getal 1084 bovendien op een deur geschreven. [128] Gelet op dit alles staat “SO” klaarblijkelijk voor Sint-Oedenrode . In de groene ordner zijn tevens bescheiden aangetroffen die betrekking hebben op andere inmiddels ontmantelde hennepkwekerijen. In verband met dit laatste wordt verwezen naar al hetgeen is aangehaald en overwogen onder de zaaksdossiers IJsvogel, Kolibrie en Reiger.
Op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert het hof dat [medeverdachte 1] de ‘grote jongen is die alles financierde’ en dat hij een regisserende dan wel sturende rol heeft gehad ten aanzien van de hennepkwekerij in Sint- Oedenrode . Immers, aan hem wordt door [medeverdachte 18] verslag gedaan van het binnentreden en hij is degene die een administratie voerde van (onder andere) deze kwekerij. Het hof wijst in het bijzonder nog op de vermelding dat er € 2.000 aan huur is betaald, terwijl [medeverdachte 9] en [medeverdachte 6] spreken over de twee huizen van [medeverdachte 1] . Naar het oordeel van het hof blijkt hieruit afdoende dat [medeverdachte 1] degene was die de huur betaalde voor de [adres 9]
Het hof concludeert dat zowel [medeverdachte 1] als ‘ [betrokkene 3] ’ op zodanige wijze betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij dat kan worden gesproken van medeplegen. Het hof acht derhalve bewezen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het telen van hennep in de woning aan de [adres 9] te Sint-Oedenrode .
2.4.
Deelonderzoek Kolibrie: hennepkwekerij [adres 4] te Waalwijk
In de groene ordner die is aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] op 21 november 2011, werden bescheiden aangetroffen aangaande de [adres 4] te Waalwijk . Het betrof de volgende stukken:
  • correspondentie van Brabant Water, waaronder een jaarafrekening gericht aan [medeverdachte 23] , over de periode oktober 2010 tot oktober 2011;
  • een schrijven van Sparck Hypotheken van 8 november 2011 gericht aan [medeverdachte 23] en [medeverdachte 24] ;
  • voorschotnota’s van Essent gericht aan [medeverdachte 23] over de maanden augustus, oktober en november 2011 en daarmee corresponderende stortingsbewijzen;
  • een aanslagbiljet afvalstoffenheffing van 31 juli 2011 gericht aan [medeverdachte 23] en het daarbij behorende stortingsbewijs.
Bij de doorzoeking werd voorts een lederen tas aangetroffen waarin twee huurovereenkomsten zaten voor het adres [adres 4] te Waalwijk . [129]
Op 22 november 2011 is in de woning aan de [adres 4] te Waalwijk binnengetreden door de politie. Bij de doorzoeking van deze woning werd op de eerste verdieping een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. [130] In deze kwekerij stonden in totaal 225 hennepplanten, waarvan plantendelen zijn veiliggesteld en onderworpen aan een zogenaamde cannabis test. De uitslag van deze test was positief. [131]
Ter zake van het bewijs van de betrokkenheid van verdachte [medeverdachte 1] wijst het hof tevens op het volgende schakelbewijs.
Met de door het hof gebezigde term schakelbewijs pleegt te worden aangeduid een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt (vgl. HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118, r.o. 2.4.). Daarbij geldt dat indien voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten was betrokken, de vraag of de redengevendheid van dergelijk – in diverse varianten voorkomend – zogenoemd schakelbewijs begrijpelijk is, dient te worden beoordeeld in het licht van de gehele bewijsvoering (vgl. HR 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1455, r.o. 3.3.1.).
Het hof is van oordeel dat op grond van het voorgaande en hetgeen is aangehaald en overwogen onder de zaaksdossiers IJsvogel, Patrijs, Reiger en Anemoon, kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] in de genoemde zaaksdossiers in een bij hem thuis bewaarde groene ordner een administratie voerde van meerdere hennepkwekerijen. De in dit zaaksdossier aangetroffen bescheiden en het aantreffen na doorzoeking van de [adres 4] te Waalwijk van een hennepkwekerij past in dit patroon, in die zin dat de wijze waarop de onderscheidene feiten in dit zaaksdossier zijn begaan op essentiële punten overeenkomt met die in de andere genoemde zaakdossiers.
Het hof merkt op dat andere personen eveneens daarmee in verband kunnen worden gebracht – waaronder [medeverdachte 23] – maar dat niet kan worden vastgesteld in hoeverre zij daadwerkelijk betrokkenheid hadden bij de hennepkwekerij. Er zijn derhalve onvoldoende concrete bewijsmiddelen aanwezig om te kunnen concluderen dat sprake was van medeplegen.
Op basis van het bovenstaande acht het hof bewezen dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep in de woning aan de [adres 4] Waalwijk .
2.5.
Deelonderzoek Reiger: hennepkwekerij [adres 5] te Tilburg
Op 22 november 2011 is de politie de woning aan de [adres 5] te Tilburg binnengetreden. Bij de doorzoeking van deze woning werd op de zolder een hennepkwekerij aangetroffen met 227 hennepplanten en op de eerste verdieping een hennepkwekerij met 175 stekjes, in totaal 402 planten. [132] Van drie hennepplanten en drie stekjes zijn de plantdelen veiliggesteld en onderworpen aan een zogenaamde MMC cannabis test, waarvan de uitslag positief was. [133]
Ten tijde van het binnentreden was [verhuurder] de verhuurder van de woning. Hij heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij de woning sinds 1 juli 2011 verhuurde aan [medeverdachte 25] , via de eigenaar van garagebedrijf [verdachte] . De eigenaar heet [medeverdachte 1] . Dit is een Turkse man. Die heeft het huurcontract opgesteld en hij betaalt maandelijks contant de huur ad € 1.200. Verder verklaarde [verhuurder] dat hij de sleutels aan [medeverdachte 1] had gegeven en dat hij zelf sinds 1 juli 2011 niet meer in de woning is geweest. [134] Het hof begrijpt dat met garagebedrijf [verdachte] wordt gedoeld op [verdachte] ( [verdachte] ) en dat [medeverdachte 1] de persoon [medeverdachte 1] betreft, de mede-eigenaar van [verdachte] .
De verklaring van [verhuurder] vindt steun in het gegeven dat bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] een ordner (de ‘groene ordner’) is gevonden met daarin onder meer bescheiden die betrekking hadden op het adres [adres 5] te Tilburg . Het betrof onder meer een tweetal facturen ad € 163 van Essent, gericht aan ene [medeverdachte 26] en een drietal stortingsbewijzen van € 163, welke stortingen zijn gedaan onder de naam van die [medeverdachte 26] . [135] In de groene ordner werden tevens bescheiden aangetroffen die betrekking hadden op andere hennepkwekerijen, in welk verband het hof verwijst naar hetgeen is aangehaald en overwogen onder de zaaksdossiers IJsvogel, Patrijs en Kolibrie.
Voorts is bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 6] eveneens een factuur ad € 163 van Essent aangetroffen waarop het adres [adres 5] te Tilburg werd vermeld en welke factuur was gericht aan [medeverdachte 26] . [136]
Op basis van het voorgaande concludeert het hof dat de woning aan de [adres 5] Tilburg op initiatief van [medeverdachte 1] met ingang van 1 juli 2011 is gehuurd, dat hij de huur betaalde en dat hij toegang had tot de woning. Daarnaast stelt het hof, op basis van de volledige inhoud van de groene ordner, vast dat [medeverdachte 1] een administratie voerde voor meerdere hennepkwekerijen, waaronder de hennepkwekerij in de [adres 5] Voor het hof staat vast dat [medeverdachte 1] een regisserende rol heeft gespeeld bij het opzetten en onderhouden van de kwekerij in de [adres 5] te Tilburg .
Hoewel het aannemelijk is dat [medeverdachte 1] hierin niet alleen stond, bevat het dossier naar het oordeel van het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om een zodanige betrokkenheid van anderen bij deze hennepkwekerij vast te stellen, dat kan worden gesproken van medeplegen. Daarom zal [medeverdachte 1] partieel worden vrijgesproken van het in vereniging plegen van dit feit.
Gezien het voorgaande acht het hof bewezen dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep in de woning aan de [adres 5] te Tilburg .

3.Ter zake van feit 2: witwassen

Door de verdediging is – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde witwassen zal worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het enkele voorhanden hebben van die geldbedragen kan niet worden gekwalificeerd als witwassen en er is geen sprake geweest van het verbergen of verhullen van de herkomst van de geldbedragen. De leningen zijn immers opgenomen in die administratie zodat duidelijk is wat de herkomst is. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen.
3.1.
Inleiding
In de onderhavige zaak is de vraag of een brondelict ten grondslag ligt aan het bewezen verklaarde witwassen. Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring voor het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel 'afkomstig uit enig misdrijf' niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een concreet aangeduid misdrijf. Wel is voor een bewezenverklaring ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp 'afkomstig is uit enig misdrijf', kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Indien de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs (vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352, rov. 2.3.1.-2.3.3.).
Het hof stelt vast dat het onderzoek in deze strafzaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat de voorwerpen, in de vorm van geldbedragen, waarop de witwasgedragingen van de verdachte betrekking zouden hebben van enig misdrijf afkomstig zijn. De verdachte noch zijn medeverdachten hebben verklaard dat de gelden afkomstig zijn van door hem c.q. hen gepleegde strafbare feiten en ook overigens is daarvan uit het dossier onvoldoende gebleken. Het hof dient daarom vast te stellen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen.
3.2.
Vermoeden van witwassen
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 9 september 2011 blijkt dat [verdachte] sinds 12 april 2007 is ingeschreven in het handelsregister. [medeverdachte 1] is vanaf 12 april 2007 bestuurder/algemeen directeur. Van 12 april 2007 tot 27 november 2008 was [medeverdachte 9] zijn medebestuurder/algemeen directeur en vanaf 27 november 2008 was dat [medeverdachte 2] . [137]
Bij het strafrechtelijk onderzoek zijn in de administratie van [verdachte] acht leenovereenkomsten aangetroffen: [138]
Lening nr.
Datum lening
Leningnemer
Leningverstrekker
Bedrag
Pg.
1
23-07-2007
[medeverdachte 9]
[leningverstrekker 1]
€ 75.000
49
2
23-07-2007
[medeverdachte 1]
[leningverstrekker 2]
€ 75.000
50
3
03-01-2007
[medeverdachte 1]
[leningverstrekker 3]
€ 70.000
51
4
12-12-2007
[verdachte]
[leningverstrekker 4]
€ 60.000
52
5
20-02-2008
[verdachte]
[leningverstrekker 5]
€ 60.000
55
6
03-04-2008
[verdachte]
[leningverstrekker 6]
€ 30.000
58
7
29-07-2008
[verdachte]
[leningverstrekker 5]
€ 60.000
60
8
01-05-2011
[verdachte]
[leningverstrekker 4]
€ 60.000
64
Totaal:
€ 490.000
Daarnaast is in de administratie van [verdachte] in het dagboek kasboek op 9 november 2010 een bedrag van € 100.000 geboekt met de omschrijving ‘lening 2010-01’ (hierna: lening 9). [139]
Er is bij leningen 1 tot en met 8 sprake van een aantal witwastypologieën, te weten min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring heeft geleerd, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven:
  • Het gaat om (zeer) grote bedragen aan contant geld.
  • Dit betreft (met uitzondering van lening 6) leningen uit het buitenland door niet-financiële instellingen en particulieren.
  • Lening 6 is een lening door een particulier van een groot bedrag.
  • Het betreft (met uitzondering van lening 6) leningen uit Turkije in euro’s in plaats van Turkse lira’s.
- In enkele leenovereenkomsten (1, 2 en 3) is de naam van de leningverstrekker niet opgenomen in de tekst, maar uitsluitend in de ondertekening. [142]
  • De leningen 1 tot en met 3 zijn volgens de leenovereenkomsten afgesloten door privépersonen (dus als leningnemer), maar wel opgenomen in de administratie van [verdachte] .
  • De leenovereenkomsten zien op grote bedragen, maar zijn uiterst summier qua inhoud. Zo ontbreken elementen die gebruikelijk zijn bij dergelijke grote leningen, zoals een zekerheidstelling, voorwaarden voor opeisbaarheid, een aflossingsschema, een looptijd en een passage over andere kredieten en inzicht in de financiële positie van de leningnemer.
- In de leenovereenkomsten is geen doel van de lening opgenomen of is als doel “startkapitaal” opgenomen, terwijl de onderneming al langere tijd actief was. [144]
- Bij een boekenonderzoek door de Belastingdienst in februari 2008 zijn alleen de leenovereenkomsten 1 en 2 aangetroffen. Bij een volgend boekenonderzoek in 2010 zijn echter ook de leenovereenkomsten 3 en 4 in de administratie aangetroffen, terwijl die leningen zijn gedateerd in 2007. [145]
- Er zijn verschillende versies van dezelfde leenovereenkomsten aangetroffen. Op de laptop van [verdachte] stonden andere versies van de leningen 4, 5, 6, 7 en 8, die zijn aangemaakt op 14 juni 2011, 24 en 25 oktober 2011, terwijl deze wel dezelfde datering hebben. [146] Het belangrijkste verschil is dat in de nieuwere versies telkens sprake is van een achtergestelde lening. Deze versies zijn ook gebruikt bij het aanvragen van een hypotheek voor het bedrijfspand van [verdachte] . [147]
- Er is geen koppeling te maken tussen de bedragen in de aangetroffen leenovereenkomsten in de administratie van [verdachte] en de bedragen die als ‘ontvangst lening’ in de administratie zijn geboekt. Zo worden de geleende bedragen in kleine porties in het kasboek ingeboekt en zijn de bedragen van de verstrekte leningen in 2008 niet voldoende om de geboekte bedragen aan leningen te dekken. [148]
- Voor leenovereenkomsten 1 en 2 geldt dat daarin een maandelijkse rente van 4% is overeengekomen. Dat er rentebetalingen van die omvang zijn gedaan, volgt niet uit de balans van [verdachte] per 31 december 2007. [149]
- [medeverdachte 6] was als werknemer van [verdachte] onder meer belast met de facturen en de boekhouding. [150] In zijn woning is een usb-stick aangetroffen, met daarop diverse mappen en documenten, onder andere een ‘Exploitatieoverzicht 2008 [verdachte] ’, waarbij onderaan is vermeld: ‘SVP een nieuwe leningsovereenkomst voor een aanvullende lening maken van 170.000 begin 2008’. [151]
- Op diezelfde usb-stick staat in het document ‘Balans per 31-12-2008’ vermeld als ‘ontvangen leningen 2008’ 169000. [152] Ditzelfde bedrag komt terug op een notitie ‘Verstrekte leningen O/G per kas in 2007 van Masterlening’ als totaalbedrag van 8 bedragen in leningen. [153] Dit bedrag sluit niet aan bij de leenovereenkomsten uit 2008 en de 8 losse bedragen evenmin.
Voor lening 9 geldt het volgende:
- Van deze lening is geen leenovereenkomst aangetroffen. Evenmin is een bijbehorend kasstuk met boekingsnummer 20100402 aanwezig. [154]
- Op een inbeslaggenomen laptop van [verdachte] (IBN code [nummer code] ) zijn twee Excel-overzichten aangetroffen waarin de kasmutaties over 2010 zijn verwerkt, maar die inhoudelijk verschillen. Beide overzichten hebben de documentnaam ‘kassaldo2010’. Versie 1 (aangemaakt op 15 maart 2011) bevat geen lening. Het kassaldo bedroeg op 10 november 2010 een bedrag van € 2.168,70 negatief en op 4 december 2010 € 83.489,75 negatief. De later (op 23 juni 2011) aangemaakte versie 2 vermeldt op 9 november 2010 een kasontvangst van € 100.000 met als omschrijving ‘lening’. Daarbij zijn de kassaldi wel positief: op 10 november 2010
€ 82.278,85 en op 4 december 2010 € 957,80. [155]
- Volgens de bij [verdachte] aangetroffen kasstukken over 2010 zijn in de periode van november 2010 tot 4 december 2010 tot 4 december 2010 auto’s contant aangekocht voor een totaalbedrag van € 96.450,-. [156] Verder zijn er twee contante stortingen gedaan op een Raborekening van [verdachte] ter hoogte van € 9.000 en € 5.000. [157] Het hof stelt vast dat de boeking van lening 9 pas achteraf plaatsvindt in 2011, nadat volgens de administratie sprake was van een negatief kassaldo, dat feitelijk onmogelijk is.
Het hof is, in navolging van de rechtbank, van oordeel dat de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, voldoende grondslag vormen voor het vermoeden dat de geldbedragen die als leningen in de administratie van [verdachte] zijn opgenomen geen daadwerkelijke leningen waren, maar slechts waren bedoeld om de criminele herkomst van die bedragen te verhullen. Die feiten en omstandigheden rechtvaardigen derhalve het vermoeden van witwassen.
Dit vermoeden strekt zich ten aanzien van [medeverdachte 1] en [verdachte] uit tot de gehele ten laste gelegde periode tot een bedrag van € 590.000.
Nu [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] niet gedurende de gehele ten laste gelegde periode algemeen directeur/bestuurder van [verdachte] zijn geweest, maar slechts tot respectievelijk vanaf 27 november 2008 dient de verdenking naar het oordeel van het hof beperkt te worden tot de periode waarin zij algemeen directeur/bestuurder waren van [verdachte] . Niet is gebleken dat zij voor dan wel na die datum betrokken waren bij het bedrijf.
3.3.
Verklaringen van de medeverdachten
Nu de feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat die bedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] hebben zich beroepen op hun zwijgrecht [158] , hetgeen een omstandigheid is die het hof meeweegt bij de overwegingen omtrent het bewijs. [medeverdachte 1] en [leningverstrekker 6] hebben daarentegen wel een verklaring afgelegd over de herkomst van de geldbedragen. Het hof zal de verklaring van [medeverdachte 1] ook bespreken ten aanzien van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] .
3.4.
Leningen uit Turkije
[medeverdachte 1] heeft – kort gezegd – verklaard dat sprake is van echte leningen die zijn afgesloten met zijn broers [leningverstrekker 4] en [leningverstrekker 5] in Turkije en [leningverstrekker 6] .
Het hof constateert in de eerste plaats dat [medeverdachte 1] slechts voor een deel van de leenovereenkomsten een verklaring heeft gegeven en dat die ook niet geheel concreet en min of meer verifieerbaar is. In zijn verhoor van 5 april 2012 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij aan zijn broers [leningverstrekker 5] en [leningverstrekker 4] ieder € 120.000 is verschuldigd en aan [leningverstrekker 6] € 30.000, waarvan hij volgens hem al € 5.000 had afgelost. [159] [medeverdachte 1] geeft daarmee slechts een verklaring voor de herkomst van een bedrag van € 270.000, terwijl het totaalbedrag volgens de aangetroffen leenovereenkomsten € 490.000 bedraagt. Op een later moment in dat verhoor heeft [medeverdachte 1] verklaard dat het bedrag van € 490.000 zeker niet klopt. [160]
Voorts heeft [medeverdachte 1] wisselend verklaard over hoe hij de geleende contanten uit Turkije heeft meegenomen. Hij stelt de geldbedragen zelf in het vliegtuig te hebben meegenomen vanuit Turkije. In zijn verhoor van 5 april 2012 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij iedere keer als hij op vakantie was in Turkije wat geld meenam, bijvoorbeeld € 10.000 of € 15.000 per keer. [161] In een eerder verhoor van 22 november 2011 heeft [medeverdachte 1] echter verklaard dat hij ongeveer € 60.000 meenam. Hij had die geldbedragen dan gewoon in zijn zak als hij het vliegtuig in ging. [162] Het hof merkt in dit verband op dat bij het vervoeren van contante geldbedragen van € 10.000 of meer vanuit Turkije naar Nederland aangifte moet worden gedaan bij de douane. [163] Daarvan is het hof niet gebleken.
De verklaringen van de broers [leningverstrekker 4] en [leningverstrekker 5] komen niet overeen met de verklaring van [medeverdachte 1] en stroken bovendien niet geheel met de inhoud van de leenovereenkomsten. Zo verklaren zij – anders dan [medeverdachte 1] – wel dat zij € 460.000 hebben uitgeleend, hetgeen overeenkomt met het totaalbedrag van de leenovereenkomsten uit Turkije. In zijn verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 25 mei 2016 stelt [leningverstrekker 4] dat hij drie leningen van € 60.000, in totaal € 180.000, heeft verstrekt. [164] Volgens de inhoud van de leenovereenkomsten zou het echter bij [leningverstrekker 4] gaan om slechts tweemaal € 60.000. Voor zover hij zou doelen op de overige leningen, die indirect ook van hem afkomstig zouden zijn, bedragen die € 75.000 en € 70.000 en niet € 60.000.
Voorts hebben de broers [leningverstrekker 4] en [leningverstrekker 5] verklaard dat aan ieder van hen reeds € 120.000 is terugbetaald. Het hof stelt echter vast dat voor de gestelde terugbetalingen geen enkel bewijs is te vinden in de administratie van [verdachte] . Dergelijke grote terugbetalingen waren ook feitelijk niet mogelijk, gelet op de slechte financiële situatie, zoals die uit de administratie blijkt.
Zowel door de broers [leningverstrekker 4] en [leningverstrekker 5] als door [medeverdachte 15] en [medeverdachte 16] is erkend dat de leenovereenkomsten 1 en 2 schijnovereenkomsten zijn. Volgens hen zouden de bedragen namelijk niet zijn uitgeleend door [leningverstrekker 1] – het bedrijf van [medeverdachte 15] – en [leningverstrekker 2] – het bedrijf van [medeverdachte 16] – maar door de broers [leningverstrekker 4] en [leningverstrekker 5] . Het hof constateert, los van de gegeven verklaring voor deze constructie, dat de leenovereenkomsten 1 en 2 in ieder geval vals zijn.
Over de lening op naam van [medeverdachte 9] van [leningverstrekker 1] heeft [medeverdachte 1] stellig verklaard dat hij daar niets mee te maken heeft. [165] Zijn broers [leningverstrekker 4] en [leningverstrekker 5] hebben daarentegen verklaard in totaal € 460.000 te hebben uitgeleend, dat is inclusief de lening aan [medeverdachte 9] . [leningverstrekker 4] heeft bij de politie verklaard dat geld is geleend aan [medeverdachte 9] en [medeverdachte 1] . [166] Die verklaring wordt ondersteund door [medeverdachte 15] , die heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] een paar keer samen heeft gezien en dat beiden aanwezig waren bij de ondertekening van de leenovereenkomst ter hoogte van € 75.000 tussen hem en [medeverdachte 9] in 2007. Daarbij waren [medeverdachte 16] , [leningverstrekker 4] en [leningverstrekker 5] eveneens aanwezig. [167] De leenovereenkomst tussen [medeverdachte 1] en [leningverstrekker 2] – het bedrijf van [medeverdachte 16] – dateert eveneens van dezelfde datum als voornoemde leenovereenkomst op naam van [medeverdachte 9] .
Het hof concludeert dat de door [medeverdachte 1] gegeven verklaring voor de herkomst van de geldbedragen niet volledig is, niet consistent is, niet aansluit bij de aangetroffen leenovereenkomsten en op essentiële onderdelen niet overeen komt met de verklaringen van zijn broers [leningverstrekker 4] en [leningverstrekker 5] . Gelet op de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de door [medeverdachte 1] gegeven verklaring dermate ongeloofwaardig dat het niet anders kan zijn dan dat de leenovereenkomsten zijn opgemaakt en de geldleningen zijn opgenomen in de administratie ter verhulling van de criminele herkomst van de geldbedragen. Met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de in de leenovereenkomsten en administratie opgenomen bedragen een legale herkomst hebben, zodat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
3.5.
Lening [leningverstrekker 6]
Over de lening van € 30.000 van [leningverstrekker 6] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij het bedrag contant heeft ontvangen en dat hij inmiddels € 5.000 heeft terugbetaald. [168] Die verklaring vindt steun in de bescheiden uit de groene ordner die in de woning van [medeverdachte 1] is aangetroffen, waarin onder het opschrift ‘ [leningverstrekker 6] ’ staat geschreven: ‘30000 ontvangen [medeverdachte 1] verschuldigd aan [leningverstrekker 6] ’, ‘5000 gegeven’ en ‘25000 Restant [medeverdachte 1] verschuldigd aan [leningverstrekker 6] ’. [169]
Daartegenover staat dat uit het onderzoek van de Belastingdienst naar voren kwam dat er geen koppeling is te maken tussen de bedragen in de aangetroffen leenovereenkomsten en de bedragen die als ‘ontvangst lening’ in de administratie van [verdachte] zijn geboekt. Zo worden de geleende bedragen in kleine porties in het kasboek ingeboekt. [170]
Daarnaast heeft [leningverstrekker 6] een andersluidende verklaring afgelegd over de leenovereenkomst. In zijn verhoor bij de politie van 21 november 2011 heeft hij verklaard dat hij het geld van een door [verdachte] verkochte Audi, € 21.000 en een bedrag van € 9.000 dat hij contant van zijn rekening had opgenomen en bij moest leggen, op verzoek van [medeverdachte 1] heeft geïnvesteerd in het bedrijf. De lening werd op een papiertje opgemaakt op het moment dat een groot gedeelte daarvan, te weten € 20.000, reeds was afgelost. Er werd niet over rendement gesproken, aldus [leningverstrekker 6] . [171] In zijn nadere verhoor de volgende dag heeft [leningverstrekker 6] verklaard dat zijn auto is verkocht voor € 21.000 en [medeverdachte 1] de opbrengst van de verkoop van zijn auto mocht gebruiken. Hij zou daar dan een rentepercentage voor krijgen. [leningverstrekker 6] heeft verklaard dat hij eerder heeft verteld dat hij [medeverdachte 1] € 9.000 had gegeven, maar dat is niet waar. Op enig moment heeft hij van [medeverdachte 1] contant € 5.000 gekregen en tussendoor ook wel eens € 2.000 of € 3.000 contant, in totaal € 12.000. [172]
Verder is het gezien de financiële situatie van [leningverstrekker 6] , zoals die blijkt uit de gegevens van de Belastingdienst, niet verklaarbaar dat hij in 2008 zou beschikken over een bedrag van € 30.000 om uit te lenen. [173]
Het hof concludeert – in navolging van de rechtbank – dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [leningverstrekker 6] op essentiële onderdelen zodanig verschillen, terwijl ook de verklaring van [leningverstrekker 6] innerlijk tegenstrijdig is, dat daarmee het vermoeden van witwassen van de criminele herkomst van het geldbedrag van lening 9 door die verklaringen niet is weggenomen, integendeel. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat hier sprake is van een witwasconstructie, waarbij de geldlening is opgenomen in de administratie van [verdachte] ter verhulling van de criminele herkomst van het geldbedrag.
3.6.
Conclusie
Anders dan de verdediging is het hof aldus van oordeel dat het niet anders kan dan dat de geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Voorts is het hof van oordeel dat het Openbaar Ministerie onder bovengenoemde omstandigheden voldoende nader onderzoek heeft gedaan naar de verklaring van [medeverdachte 1] . Mitsdien verwerpt het hof het verweer.
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen en overwegingen is het hof – evenals de rechtbank – van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 590.000 via (de administratie van) [verdachte] . Ditzelfde feit is ook wettig en overtuigend bewezen ten aanzien van [verdachte] .
[medeverdachte 1] heeft dit feit niet alleen gepleegd, maar in nauwe en bewuste samenwerking met zijn broers, met het bedrijf [verdachte] en met [medeverdachte 9] en [medeverdachte 2] , de mede-eigenaren/medebestuurders van [verdachte] , en met [leningverstrekker 6] voor wat betreft de € 30.000.
Hoewel uit het dossier geen specifieke handelingen blijken van [medeverdachte 2] ten aanzien van de in de administratie opgenomen en/of opgestelde zogenaamde (valse) leningsovereenkomsten, is hij als mede-eigenaar en medebestuurder van [verdachte] vanaf 27 november 2008 ten volle verantwoordelijk voor de administratie van [verdachte] en voor het daarin opnemen van valse leenovereenkomsten. Het gaat echter te ver om dergelijke handelingen die voor 27 november 2008 zijn verricht aan hem toe te rekenen. Dat geldt in ieder geval voor de leningen 1 en 2. Ten aanzien van de leningen 3 tot en met 7 is op basis van het dossier niet vast te stellen wanneer deze zijn opgemaakt en in de administratie van [verdachte] zijn opgenomen, zodat niet valt uit te sluiten dat dit voor 27 november 2008 was. [medeverdachte 2] zal daarom ten aanzien van deze leenovereenkomsten worden vrijgesproken. Wel staat vast dat de leningen 8 en 9 pas in 2010 na het boekenonderzoek van de Belastingdienst in de administratie zijn opgenomen, zodat [medeverdachte 2] daarvoor wel verantwoordelijk is. Daarom acht het hof [medeverdachte 2] schuldig aan het witwassen van een bedrag van € 160.000.

4.Ter zake van feit 3: deelneming aan een criminele organisatie

De verdediging heeft – onder verwijzing naar hetgeen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is aangevoerd – primair bepleit dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de bewezen verklaarde periode beperkt dient te worden tot de periode vanaf 24 juni 2011 tot en met 21 november 2011.
4.1.
Inleiding
De verdachte wordt ten laste gelegd dat hij zich in de betreffende periode schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van één of meer misdrijven, zoals specifiek omschreven in artikel 140 Sr, ook wel omschreven als deelneming aan een criminele organisatie. Meer bepaald wordt naast de specifieke delicten uit de Opiumwet tevens verwezen naar ‘en andere misdrijven’, waardoor de tenlastelegging zich richt op artikel 140 Sr als delictsomschrijving. Voor een nadere toelichting wordt in het navolgende vooraleerst ingegaan op de uitleg van artikel 140 Sr.
Het hof ziet zich in de onderhavige zaak gesteld voor de beantwoording van drie, onderling samenhangende vragen:
a. a) Was er sprake van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr?
b) Had deze organisatie als oogmerk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 140 Sr?
c) Kan het handelen van verdachte worden aangemerkt als deelneming aan deze organisatie?
4.2.
Juridisch kader
Voor wat betreft het juridisch kader ter zake van deelneming aan een criminele organisatie op grond van artikel 140 Sr geldt het navolgende.
Ad a) In de eerste plaats moet kunnen worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie. Onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr moet worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één ander persoon. Dit samenwerkingsverband kan daarbij bijvoorbeeld ook bestaan uit een natuurlijk persoon en een rechtspersoon (vgl. HR 26 oktober 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD1974 en HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378). Het moet in ieder geval gaan om een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband, dat als eenheid kan opereren (vgl. HR 26 juni 1984, NJ 1985, 92 en HR 26 november 1985, NJ 1986, 389). Er is reeds sprake van een dergelijke organisatie wanneer één persoon met minimaal één of meer anderen voor een door hen gesteld doel samenwerken. Het optreden als eenheid is geen absolute voorwaarde, terwijl de juridische status van het samenwerkingsverband niet relevant is. Ook hoeft er geen sprake te zijn van formeel afgebakende taken, maar het samenwerkingsverband moet wel meer dan een incidenteel karakter hebben (vgl. HR 16 oktober 1990, NJ 1991, 442 en HR 10 juli 2001, NJ 2001, 687). Van een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband kan al blijken als er gedurende een vaste periode door bepaalde personen volgens een vast patroon wordt samengewerkt. Niet noodzakelijk is daarbij dat het enkel steeds dezelfde personen betreft, wel dient er sprake te zijn van een vaste kern (vgl. HR 29 januari 1991, NJB 1991, 50). Ook is in dezen niet vereist dat al de personen van de organisatie onderling met elkaar samengewerkt hebben of bekend waren met de andere deelnemers aan de organisatie en hun bezigheden voor die organisatie (vgl. HR 9 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8470 en HR 22 januari 2008, NJ 2008, 72). Ten slotte hebben duurzaamheid en gestructureerdheid betrekking op het bestanddeel ‘organisatie’ en niet op ‘deelneming’, zodat ook een relatief korte bijdrage aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband strafbaar kan zijn.
Ad b) Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen is voorts vereist dat de organisatie het oogmerk heeft van het plegen van een bepaald misdrijf of misdrijven. Het oogmerk betreft het naaste doel van de organisatie en niet dat van de verdachte/deelnemer aan de organisatie. Het oogmerk kan daarbij gericht zijn op een enkel, specifiek genoemd delict of meerdere delicten, maar een pluraliteit daarvan is noodzakelijk. Het oogmerk impliceert dat de betreffende misdrijven (of pogingen of voorbereidingen daartoe) nog niet hoeven te hebben plaatsgevonden (vgl. HR 13 oktober 1987, NJ 1988, 425). Voor het bewijs van het oogmerk kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de activiteiten die met dit doel worden verricht.
Ad c) Tot slot moet voor een bewezenverklaring van artikel 140 Sr worden vastgesteld of het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als deelneming aan de organisatie. Van deelneming is in objectieve zin sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (vgl. HR 18 november 1997, ECLI:NL:HR:ZD0858/NJ 1998, 225; HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:BW5161 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413). Beide vereisten zijn te beschouwen als nevengeschikt, maar zijn tevens onderling nadrukkelijk samenhangend.
Uit de bewijsmiddelen moet derhalve duidelijk worden dat de verdachte behoort tot de organisatie en niet enkel is te beschouwen als een sympathisant. Daarnaast moet sprake zijn van enige, naar buiten gerichte activiteit die in nauw verband staat met de misdrijven die de organisatie nastreeft. Deze activiteit kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf of misdrijven, maar kan ook bestaan uit het feitelijk verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet zo zeer zijn te kwalificeren als een strafbare vorm van daderschap, maar wel zijn aan te merken als bovenbedoeld een aandeel hebben in of ondersteuning van gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist derhalve dat de verdachte aan enig concreet misdrijf van de organisatie heeft deelgenomen.
Naast deze objectieve vereisten dient de verdachte in subjectieve zin in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie als oogmerk heeft het plegen van een of meer misdrijven. Wetenschap bij de verdachte in de vorm van voorwaardelijk opzet is op dit punt niet voldoende (vgl. HR 18 november 1997, LJN:ZD0858/NJ 1998, 225; HR 8 oktober 2002, 2002:AE5651/NJ 2003, 64 en HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814). Niet is vereist derhalve dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op een door de organisatie beoogd concreet misdrijf.
4.3.
Bewijs
Vooropgesteld moet worden dat de selectie en waardering van het bewijs aan de feitenrechter is voorbehouden. Dit betekent dat ingeval de rechter die over de feiten oordeelt het tenlastegelegde bewezen acht, het aan die rechter is voorbehouden om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare materiaal datgene tot bewijs te bezigen wat deze uit het oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. Indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich aldus – al dan niet in reactie op een bewijsverweer – beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden aan te duiden, en (b) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend (vgl. HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5858, NJ 2008/70).
Het bewijs van deelnemen aan een criminele organisatie door de verdachte is aan de hand van het voorliggende dossier gevormd op grond van bewijsmiddelen, zoals processen-verbaal van observaties, tapgesprekken en verhoren van medeverdachten.
4.4.
Organisatie
Het hof heeft reeds eerder vastgesteld dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] in de periode van 24 juni 2011 tot en met 21 november 2011 vrijwel dagelijks aanwezig zijn in het bedrijfspand van [verdachte] aan de [adres 1] te Tilburg en dat zij daar, in wisselende samenstellingen, activiteiten verrichten met betrekking tot de handel in hennep. [medeverdachte 7] komt vanaf 6 augustus 2011 in beeld.
In telefoongesprekken wordt ook regelmatig gesproken over ‘de zaak’, waarvan het hof heeft geconcludeerd dat daarmee [verdachte] wordt bedoeld.
Alle verdachten onderhouden op verschillende momenten onderling telefonisch contact over de dagelijkse bezigheden bij [verdachte] . Daarbij wordt regelmatig in versluierd taalgebruik gesproken over de hennephandel en –teelt.
Verder zijn er onderlinge verbanden: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn de eigenaren en algemeen directeuren van [verdachte] [174] en [medeverdachte 6] was sinds 2007 als werknemer in dienst bij [verdachte] [175] . Er zijn ook familiebanden: [medeverdachte 1] is een oom van [medeverdachte 5] , die stage liep bij [verdachte] en tot juli 2011 ook bij [medeverdachte 1] in huis woonde [176] en [medeverdachte 2] is een oom van [medeverdachte 7] [177] .
Er is ook sprake van een hiërarchische structuur. Uit de camerabeelden en de tapgesprekken komt naar voren dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de activiteiten aansturen, onder meer door het geven van opdrachten aan de andere verdachten.
Dit leidt het hof tot de conclusie dat sprake is van een samenwerkingsverband tussen de verdachten, met een zekere duurzaamheid en structuur.
4.5.
Hennephandel en hennepexport
Hiervoor heeft het hof vastgesteld dat alle verdachten zich in de periode van 24 juni 2011 tot en met 21 november 2011 schuldig hebben gemaakt aan de grootschalige hennephandel en export van hennep naar Duitsland vanuit het pand van [verdachte] . Vrijwel dagelijks zijn vanuit [verdachte] partijen hennep verkocht, verstrekt, afgeleverd en/of vervoerd. Er is sprake van stelselmatige activiteiten, waarbij de verdachten in wisselende samenstellingen actief betrokken waren. Ten behoeve van deze hennephandel was er een opslagplaats bij [medeverdachte 3] thuis en had men de beschikking over een ‘magazijn’ aan de [adres 6] .
Daarmee staat voor het hof vast dat hennephandel en -export een oogmerk waren van de organisatie.
4.6.
Hennepteelt
In de zaaksdossiers IJsvogel, Anemoon en Patrijs en deelonderzoeken Kolibrie en Reiger is het hof tot het oordeel gekomen dat sprake was van hennepteelt.
[medeverdachte 1] is betrokken bij al deze hennepkwekerijen en heeft daarbij een regisserende en sturende rol. Hij schakelt ook diverse mensen – die al dan niet deel uitmaken van de organisatie – in om hand- en spandiensten te verrichten. In al deze zaken is sprake van een constructie waarbij een woning van derden wordt bewoond door personen die als dekmantel of katvanger fungeren voor de hennepkwekerij. In sommige gevallen is ook sprake van fictieve huurcontracten.
In IJsvogel, Anemoon en Patrijs speelt ene [medeverdachte 18] een rol als intermediair tussen [medeverdachte 1] en de personen in de hennepkwekerijen. Deze [medeverdachte 18] is geïdentificeerd als [medeverdachte 18] , die ook [medeverdachte 18] wordt genoemd, geboren als [medeverdachte 18] op [geboortedag 1] 1967 te [geboorteplaats 1] , Bulgarije. [178] Opvallend is dat [geboorteplaats 1] ook de geboorteplaats is van de in Sint-Oedenrode aangetroffen Bulgaren, waaronder [betrokkene 1] die ook dezelfde achternaam heeft als [medeverdachte 18] (zaaksdossier Patrijs). [179] Ook de bewoner van de hennepkwekerij in zaaksdossier IJsvogel, [betrokkene 2] , is geboren in [geboorteplaats 1] . [180] Hieruit kan worden afgeleid dat bij het opzetten van deze hennepkwekerijen een vast patroon wordt gevolgd, waarbij familie of bekenden van [medeverdachte 18] worden ingezet.
Verder hebben ook een aantal personen uit de organisatie bemoeienis gehad met deze hennepkwekerijen. In zaaksdossier Anemoon heeft [medeverdachte 5] in opdracht van [medeverdachte 1] een bus geregeld waarmee naar de hennepkwekerij is gereden. In zaaksdossier Reiger is een factuur voor het adres van de hennepkwekerij aangetroffen bij [medeverdachte 6] thuis. [181] In zaaksdossier Kolibrie, waarbij een hennepkwekerij werd aangetroffen aan de [adres 4] te Waalwijk , werd in de auto van [medeverdachte 3] een notitie aangetroffen met de tekst “ [adres 4] ” en in het navigatiesysteem van zijn auto was het adres [adres 4] te Waalwijk als recente bestemming ingevoerd. [182]
Op basis hiervan is het hof van oordeel dat ook hennepteelt een oogmerk was van de organisatie.
Overigens zijn er ook hennepkwekerijen aangetroffen bij [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] thuis, maar daarvan kan geen betrokkenheid van de organisatie worden vastgesteld.
4.7.
Witwassen
Voorts heeft het hof vastgesteld dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan het witwassen van grote bedragen via [verdachte] . Daartoe werden valse leenovereenkomsten opgemaakt en geldleningen opgenomen in de administratie van [verdachte] , ter verhulling van de criminele herkomst van het geld. Daarbij was ook [medeverdachte 6] betrokken. Tekenend in dit verband is het “Exploitatieoverzicht 2008 [verdachte] ” dat is aangetroffen op een usb-stick in de woning van [medeverdachte 6] en waarop is vermeld: “SVP een nieuwe leningsovereenkomst voor een aanvullende lening maken van 170.000 begin 2008”.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof worden geconcludeerd dat ook het witwassen een oogmerk was van de organisatie.
Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat het oogmerk van de organisatie was gericht op het plegen van (verschillende) misdrijven. Dat daarnaast bij [verdachte] ook sprake was van legale bedrijfsactiviteiten als garagebedrijf, doet daaraan niet af. Daarbij merkt het hof op dat op basis van het dossier geconcludeerd kan worden dat [verdachte] in feite vooral fungeerde als dekmantel voor de hennephandel.
4.8.
Deelnemers en rolverdeling
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
[medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] hadden binnen deze criminele organisatie een uitvoerende rol. Zij waren allemaal betrokken bij de henneptransacties bij [verdachte] ; door hen werden zakken, dozen en tassen met hennep in- en uitgeladen en naar binnen of buiten gebracht bij [verdachte] . Zij waren ook degenen die partijen hennep vervoerden en spullen ophaalden bij het magazijn aan de [adres 6] . Hun betrokkenheid bij de hennephandel en –export gaat veel verder dan enkele hand- en spandiensten.
Sommigen hebben daarnaast ook andere werkzaamheden verricht voor de criminele organisatie.
[medeverdachte 6] was betrokken bij alle elementen van de criminele organisatie. Als bedrijfsleider van [verdachte] was hij onder meer belast met de boekhouding van [verdachte] , [183] maar hij was ook betrokken bij de administratie van de criminele organisatie. Zo werd bij hem thuis een factuur van Essent aangetroffen die zag op het adres [adres 5] te Tilburg waar een hennepkwekerij werd aangetroffen. [184] Ook heeft hij – onder een valse naam – gebeld met een nutsbedrijf over de [adres 6] te Tilburg . [185] Verder speelde hij een rol bij het witwassen van de opbrengsten van de hennephandel. Het hof concludeert dat [medeverdachte 6] een belangrijke uitvoerende rol in de criminele organisatie had.
[medeverdachte 5] was als stagiair werkzaam bij [verdachte] , het bedrijf waar zijn oom [medeverdachte 1] directeur was. Naast zijn rol bij de henneptransacties bij [verdachte] , heeft hij – onder een valse naam – gebeld met een nutsbedrijf [186] en rekeningen voor de [adres 6] betaald. [187]
[medeverdachte 3] heeft zijn woning ter beschikking gesteld als opslagplaats ten behoeve van de henneptransacties bij [verdachte] .
Op basis van het bovenstaande is het hof van oordeel dat [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] behoren tot de organisatie/het samenwerkingsverband en hadden zij een aandeel in, dan wel ondersteunden zij gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Het hof stelt vast dat [verdachte] ook deelnam aan de criminele organisatie. Het pand van [verdachte] was immers het middelpunt van de hennephandel en daarnaast werd het bedrijf ook gebruikt voor het witwassen van de opbrengsten.
Zoals ten aanzien van de onder 1A en 1B ten laste gelegde feiten reeds is overwogen, hadden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een leidinggevende rol bij de hennephandel en hennepexport. Het gaat bij deze strafverzwarende omstandigheid – het zijn van leider – niet om leiding geven of opdracht geven aan een strafbaar feit, maar om het leiden van een criminele organisatie. De ‘leider’ hoeft daarbij niet de hoogste leider te zijn en het leiderschap hoeft op geen enkele wijze geformaliseerd te zijn. Van belang is of andere deelnemers aan de organisatie op aanwijzing van de betrokkene handelen. De ‘leider’ is diegene die bij het optreden van het verband initiatieven ontplooit waarnaar de andere deelnemers zich richten (vgl. Kamerstukken II 1997-1998, 25 638, nr. 3, p. 3 en HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2331 en 2332).
Uit het voorgaande blijkt volgens het hof dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] binnen het geschetste kader van de organisatie op de beschreven wijze actief waren als leider. Die leidinggevende rol volgt naar het oordeel van het hof ook uit het gegeven dat zij beiden eigenaar en algemeen directeur waren van [verdachte] . [188] Daarnaast was [medeverdachte 1] degene die zich in het bijzonder bezig hield met de hennepkwekerijen en daarbij een regisserende en sturende rol had, zoals hiervoor is overwogen. Hij speelde ook een hoofdrol bij het witwassen: vrijwel alle valse leenovereenkomsten staan op zijn naam en/of zijn afgesloten met zijn broers in Turkije.
Voorts blijkt de status van leidinggevenden uit de verklaringen van medeverdachten. Zo heeft [medeverdachte 3] verklaard: “anderen stonden boven mij bij [verdachte] en dat zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] (en [medeverdachte 6] ) [189] en heeft [medeverdachte 6] verklaard: “boven [verdachte] staan twee bazen. Dat zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ”. [190]
Op basis van het voorgaande concludeert het hof dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen leiding hebben gegeven aan de criminele organisatie (vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2331), waarbij [medeverdachte 1] de eerste man was en [medeverdachte 2] de tweede man.
4.9.
Opzet
Aangezien alle verdachten actief betrokken waren bij de hennephandel en -export, is het hof ervan overtuigd dat zij dus in ieder geval wetenschap hadden van dit oogmerk van de criminele organisatie.
Wanneer het oogmerk van de criminele organisatie gericht is op het plegen van misdrijven van uiteenlopende aard, is niet vereist dat de deelnemers wetenschap hebben van al die verschillende soorten misdrijven (HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122). Dat niet alle verdachten actief betrokken waren bij de hennepkwekerijen en het witwassen en dat een aantal hier wellicht ook niet van wist, doet er niet aan af dat dit oogmerken van de criminele organisatie waren.
4.10.
Periode
Voor het hof staat vast dat de criminele organisatie bestond gedurende de gehele ten laste gelegde periode van 21 maart 2011 tot en met 21 november 2011. Ten aanzien van [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] kan niet worden vastgesteld dat zij in deze gehele periode actief waren bij de criminele organisatie. Op basis van met name de cameraobservaties gaat de rechtbank voor [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] uit van 24 juni 2011 als begindatum en voor [medeverdachte 7] van 6 augustus 2011.
4.11.
Conclusie
Op basis van het vorenstaande komt het hof tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie. Voorts acht het hof, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de deelnemers en rolverdeling binnen de criminele organisatie, wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] leiding hebben gegeven aan deze criminele organisatie.
Het hof verwerpt het verweer.

5.Toerekenen aan [verdachte]

De besloten vennootschap [verdachte] is een rechtspersoon als bedoeld in artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
5.1.
Toetsingskader
Volgens bestendige jurisprudentie is het uitgangspunt dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend (vgl. HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938; HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1382). Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Het voorgaande heeft slechts betrekking op de vraag of de rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van de hem tenlastegelegde gedraging, dus ongeacht of het een overtreding dan wel een misdrijf betreft. Los daarvan staat de beoordeling van de aanwezigheid van bestanddelen als opzet of schuld indien het een misdrijf betreft.
5.2.
Medeverdachten
Het hof heeft, zoals hiervoor overwogen, ten aanzien van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] de handel in en uitvoer van hennep en tevens de deelname aan een criminele organisatie bewezen verklaard. Daarnaast heeft het hof, zoals hiervoor overwogen, ten aanzien van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] het witwassen van grote geldbedragen bewezen verklaard.
5.3.
Toerekenen
Voor de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] geldt dat zij aandeelhouder en bestuurder van [verdachte] waren. Zij waren telkens algemeen directeur en alleen/zelfstandig bevoegd. [medeverdachte 1] was dit vanaf de inschrijving van de rechtspersoon op 12 april 2007 tot 27 november 2008 samen met [medeverdachte 9] en vanaf 27 november 2008 samen met [medeverdachte 2] . Andere aandeelhouders en bestuurders zijn er in de ten laste gelegde periode niet geweest. Voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geldt dat zij ook feitelijk een leidinggevende rol binnen [verdachte] vervulden. Die leidinggevende rol vervulden zij ook bij de handel in en export van hennep en de criminele organisatie.
Bij die handel in en de export van hennep en bij de criminele organisatie waren ook de medeverdachten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] betrokken. Voor al deze verdachten geldt dat zij in dienst waren van [verdachte] , dan wel werkzaamheden ten behoeve van de rechtspersoon verrichtten. [medeverdachte 6] was als bedrijfsleider in dienst van [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] hebben stage gelopen bij [verdachte] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] hebben al dan niet betaalde klusjes bij [verdachte] uitgevoerd.
Het overdragen van hennep aan (al dan niet Duitse) afnemers heeft (met name) bij het bedrijfspand van [verdachte] plaatsgevonden. Dit pand was in feite het middelpunt van de hennephandel en -export.
Bij het witwassen waren de bestuurders/algemeen directeuren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] betrokken. De uit een misdrijf afkomstige gelden zijn, verhuld als inkomsten uit leningen, opgenomen in de administratie van [verdachte] en daarmee ten goede gekomen aan [verdachte] .
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de gedragingen dienstig zijn geweest aan het door [verdachte] uitgeoefende bedrijf. In dit verband wijst het hof er nog op dat uit het dossier naar voren komt dat [verdachte] in een slechte financiële situatie verkeerde en als autobedrijf slechts kon voortbestaan door de uit misdrijf afkomstige gelden dat via [verdachte] werd witgewassen. Ook wordt daaruit afgeleid dat de verboden gedragingen, gelet op de feitelijke gang van zaken, door de rechtspersoon werden aanvaard. Sterker nog, de conclusie dringt zich op dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode in feite vooral fungeerde als dekmantel voor de hennephandel.
Het hof acht de betreffende strafbare feiten te hebben plaatsgevonden in de sfeer van de verdachte, de rechtspersoon [verdachte] , en gelet op de genoemde feiten en omstandigheden oordeelt het hof dat de ten laste gedragingen redelijkerwijs aan [verdachte] zijn toe te rekenen. De rechtspersoon [verdachte] kan dan ook worden aangemerkt als mededader van de ten laste gelegde feiten.
Zoals reeds eerder aangegeven vormt naast het daderschap van de rechtspersoon de beoordeling van de aanwezigheid van bestanddelen als opzet of schuld – en waarop deze bestanddelen betrekking hebben – een zelfstandige afweging. Ingeval de delictsomschrijving van het strafbare feit waarvan de rechtspersoon wordt verdacht, opzet vereist, kan dat opzet op verschillende manieren worden vastgesteld. Onder omstandigheden kan het opzet van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon worden toegerekend. Maar voor opzet van een rechtspersoon is niet vereist dat komt vast te staan dat de namens of ten behoeve van die rechtspersoon optredende natuurlijke personen met dat opzet hebben gehandeld. Het opzet van een rechtspersoon kan onder omstandigheden bijvoorbeeld ook worden afgeleid uit het beleid van de rechtspersoon of de feitelijke gang van zaken binnen de rechtspersoon (vgl. HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938, rov. 3.5. en HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733, rov. 3.4.2.).
Op grond van het voorgaande stelt het hof ten eerste vast dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedragingen door de bestuurders en leidinggevenden van [verdachte] opzettelijk zijn verricht. Het opzet van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] , als bestuurders en leidinggevenden van [verdachte] , dient ook te worden toegerekend aan de rechtspersoon. Daarnaast wijst het hof er op dat uit het dossier naar voren komt dat [verdachte] in een slechte financiële situatie verkeerde en als autobedrijf slechts kon voortbestaan door de uit misdrijf afkomstige gelden dat via [verdachte] werd witgewassen. Ook daaruit wordt afgeleid dat de verboden gedragingen, gelet op de feitelijke gang van zaken binnen [verdachte] , door de rechtspersoon opzettelijk werden verricht.
5.4.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof bewezen verklaren dat [verdachte] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3.

6.Afsluiting

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met de rechtbank overweegt het hof het volgende.
De verdachte [verdachte] heeft samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] deelgenomen aan een criminele organisatie, die
met de handel in grote hoeveelheden hennep, export van hennep naar Duitsland, exploitatie van hennepkwekerijen en witwassen.
Centrum van de criminele organisatie was het bedrijfspand van [verdachte] in Tilburg, waar vrijwel dagelijks partijen hennep werden verhandeld. Het was een komen en gaan van partijen hennep, leveranciers en afnemers, waar iedere verdachte actief bij betrokken was. Gezien de frequentie en de omvang van de tassen en dozen met hennep, gaat het hof ervan uit dat er honderden kilo’s hennep zijn verhandeld. Niet alleen binnen Nederland, maar er werd ook op grote schaal hennep uitgevoerd naar Duitsland, naar schatting minimaal 160 kilo. Het heeft er alle schijn van dat [verdachte] , dat formeel een autobedrijf was, feitelijk vooral fungeerde als dekmantel voor de hennephandel.
Daarnaast exploiteerde de organisatie, via met name [medeverdachte 1] , ook hennepkwekerijen in woningen. Hennepkwekerijen in woningen leiden regelmatig tot gevaarlijke situaties voor de bewoners en omwonenden, omdat er brand kan uitbreken.
Door deel te nemen aan een dergelijke organisatie heeft de verdachte geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in softdrugs meebrengt. De werkzame stof THC is immers bij (langdurig) gebruik schadelijk voor de gezondheid. Door het in de samenleving brengen van grote partijen hennep wordt bijgedragen aan dit schadelijke gevolg.
Hennepteelt en hennephandel zijn daarnaast direct en indirect oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit. Deelnemers aan en zeker leidinggevenden van dit type criminele organisaties verkeren in een omgeving waarin veel geld omgaat en waar andere vormen van criminaliteit niet worden geschuwd, zoals het gebruik van geweld. De liquidaties die de afgelopen jaren in Nederland hebben plaatsgevonden tegen de achtergrond van de grootschalige (soft)drugshandel zijn hiervan een schrijnend voorbeeld. Hoewel niet gebleken is dat deze criminele organisatie geweld heeft gebruikt, blijkt hieruit wel de noodzaak om dergelijke criminele organisaties te bestrijden.
Weliswaar kent Nederland een gedoogbeleid voor softdrugs, maar ook dit beleid kent zijn grenzen. Het gedogen is vooral gericht op het gebruik van hennep en hasj. Hoewel het hof beseft dat er door het gedoogbeleid sprake is van een schemergebied, neemt dit niet weg dat het op grote schaal handelen in en uitvoeren van hennep, zoals in deze zaak, nadrukkelijk niet gedoogd wordt en strafbaar is.
De grootschalige uitvoer van hennep naar Duitsland is des te ernstiger, omdat de handel in softdrugs juist internationaal krachtig wordt bestreden.
De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een grote hoeveelheid geld, te weten € 590.000. Er werden valse leenovereenkomsten opgemaakt, die vervolgens werden verwerkt in de administratie van [verdachte] . Het verhullen van de criminele herkomst van geld is op zich al kwalijk, maar witwassen heeft ook een ontwrichtende werking op het economische verkeer.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, als uitgangspunt genomen. Ten aanzien van het witwassen heeft het hof aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor fraude, waarbij bij een bedrag tussen € 500.000 en € 1.000.000 een gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden wordt geïndiceerd. Nu de verdachte een rechtspersoon betreft, is een boete de enige mogelijke straf.
Voorts heeft het hof gelet op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder veroordeeld.
Verder houdt het hof er rekening mee dat de vennootschap [verdachte] inmiddels is ontbonden en dat er geen waarde meer aanwezig is in de vennootschap, met uitzondering van de getaxeerde waarde van de in beslag genomen voorwerpen (€ 102.894) waarop door het Openbaar Ministerie conservatoir beslag is gelegd.
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de aard en hoedanigheid van de verdachte rechtspersoon en haar draagkracht.
Redelijke termijn
Het hof overweegt met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak het volgende.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat vanwege de Staat der Nederlanden jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
Het hof stelt vast dat de algemeen directeuren van de verdachte rechtspersoon, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , op 21 november 2011 zijn aangehouden en in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft op 20 februari 2018 vonnis gewezen. De tijd tussen het begin van de ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en het wijzen van het vonnis door de rechtbank bedraagt ongeveer zes jaren en drie maanden. De redelijke termijn is in eerste aanleg derhalve met ongeveer vier jaren en drie maanden overschreden.
De redelijkheid van de duur van een zaak is afhankelijk van omstandigheden als de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Het hof stelt vast dat hoewel de zaken inhoudelijk niet heel ingewikkeld zijn, het wel een zeer omvangrijk dossier betreft, met veel verdachten, op basis van een groot en langdurig onderzoek. Hierbij past ook het grote aantal onderzoekswensen, waaronder het horen van een groot aantal getuigen in het buitenland. Hoewel dit niet aan de verdediging kan worden tegengeworpen, is dat wel een vertragende factor. Naar het oordeel van het hof is dit reden voor enige verlenging van de redelijke termijn met een half jaar.
Voorts heeft de hardnekkige weigering van het Openbaar Ministerie om het onderzoek Patrijshond ter beschikking te stellen, toen daar vanuit de verdediging om werd verzocht, tot aantoonbare vertraging geleid. Pas nadat de rechter-commissaris daartoe opdracht had gegeven, is dit alsnog geschied. Tot slot constateert het hof dat de grootste vertraging is opgelopen doordat de zaak lange tijd bij de rechter-commissaris en de rechtbank heeft stilgelegen, hetgeen niet aan de verdachte en/of de raadsman is te wijten.
Al met al is het hof van oordeel dat slechts in beperkte mate sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere redelijke termijn kunnen rechtvaardigen en dat die termijn 2,5 jaren bedraagt. Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden met 3 jaren en 9 maanden. Deze zeer forse overschrijding dient gevolgen te hebben voor de op te leggen straf.
Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting.
Alles afwegende acht het hof het – evenals de rechtbank – passend om voor wat betreft de hoogte van de op te leggen boete aansluiting te zoeken bij het bedrag van de getaxeerde waarde van de goederen waarop conservatoir beslag ligt, te weten € 102.000,-.
Beslag
Het op de beslaglijst onder nummer 32 (GSM jammer) genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven werd aangetroffen en dit aan de verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De op de beslaglijst onder de nummers 24-31 en 34-37 genoemde nog niet teruggegeven voorwerpen, aan de verdachte toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 47, 57, 60, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 102.000,- (honderdtweeduizend euro).
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen genoemd onder de nummers 24-31 en 34-37 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp genoemd onder 32 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. J. Nederlof, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Karsdorp, griffier,
en op 5 maart 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mrs. A.M.G. Smit en J. Nederlof zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Dossier onderzoek Patrijshond, pg. 1-2, proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2014 met bijlagen.
2.Dossier onderzoek Patrijshond, pg. 5, proces-verbaal CIE-informatie d.d. 1 februari 2011.
3.Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 1] , pg. 1074-1076, proces-verbaal van verdenking [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] d.d. 14 maart 2011.
4.Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 1] , pg. 1074-1076, proces-verbaal van verdenking [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] d.d. 14 maart 2011.
5.Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 1] , pg. 1077, proces-verbaal CIE-informatie d.d. 10 maart 2011.
6.Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 1] , pg. 1078, proces-verbaal CIE-informatie d.d. 10 maart 2011.
7.Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 1] , pg. 1079, proces-verbaal CIE-informatie d.d. 10 maart 2011.
8.Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 1] , pg. 1091-1093, proces-verbaal van verdenking [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] d.d. 14 maart 2011 met bijlagen.
9.Camera-observatie dossier, pg. 1-3, proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2012.
10.Zaaksdossier Octopus, pg. 364-367, proces-verbaal van bevindingen onderzoek [verdachte] d.d. 27 september 2011.
11.Camera-observatie dossier, pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
12.Camera-observatie dossier, pg. 14-20, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011 met als bijlage het activiteitenjournaal van 27 juni 2011.
13.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 31, tapgesprek gegevens behorende bij het proces-verbaal tijdlijn tapgesprekken vermoedelijke levering 27 juni 2011 d.d. 6 september 2011.
14.Camera-observatie dossier, pg. 20-31, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011 met als bijlage het activiteitenjournaal van 27 juni 2011.
15.Camera-observatie dossier, pg. 35-37, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011 met als bijlage het activiteitenjournaal van 28 juni 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
16.Camera-observatie dossier, pg. 37-41, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011 met als bijlage het activiteitenjournaal van 28 juni 2011.
17.Camera-observatie dossier, pg. 42-43, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011 met als bijlage het activiteitenjournaal van 28 juni 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
18.Camera-observatie dossier, pg. 43-45, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011 met als bijlage het activiteitenjournaal van 28 juni 2011.
19.Camera-observatie dossier, pg. 45-46, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011 met als bijlage het activiteitenjournaal van 28 juni 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
20.Camera-observatie dossier, pg. 64-67, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 30 juni 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
21.Camera-observatie dossier, pg. 68, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 30 juni 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
22.Camera-observatie dossier, pg. 68-73, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 30 juni 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
23.Camera-observatie dossier, pg. 74-77, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 30 juni 2011.
24.Camera-observatie dossier, pg. 82-84, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 4 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
25.Camera-observatie dossier, pg. 85-86, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 4 juli 2011.
26.Camera-observatie dossier, pg. 87-88, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 4 juli 2011.
27.Camera-observatie dossier, pg. 87-90, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 4 juli 2011.
28.Camera-observatie dossier, pg. 94-95, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 5 juli 2011.
29.Camera-observatie dossier, pg. 95-96, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 5 juli 2011.
30.Camera-observatie dossier, pg. 96-97, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 5 juli 2011.
31.Camera-observatie dossier, pg. 97, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 5 juli 2011.
32.Camera-observatie dossier, pg. 99, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 5 juli 2011.
33.Camera-observatie dossier, pg. 104-105, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 6 juli 2011.
34.Camera-observatie dossier, pg. 105-108, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 6 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
35.Camera-observatie dossier, pg. 109, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 6 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
36.Camera-observatie dossier, pg. 117, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 7 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
37.Camera-observatie dossier, pg. 117, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 7 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
38.Camera-observatie dossier, pg. 118, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 7 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
39.Camera-observatie dossier, pg. 118-119, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 7 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
40.Camera-observatie dossier, pg. 120, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 7 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
41.Camera-observatie dossier, pg. 120-121, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 7 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
42.Camera-observatie dossier, pg. 121-123, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 7 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
43.Camera-observatie dossier, pg. 149-153, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 21 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
44.Camera-observatie dossier, pg. 153, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 21 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
45.Camera-observatie dossier, pg. 154-155, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 21 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
46.Camera-observatie dossier, pg. 155, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 21 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
47.Camera-observatie dossier, pg. 157, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 6 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 21 juli 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
48.Camera-observatie dossier, pg. 479, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 15 december 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 30 augustus 2011.
49.Camera-observatie dossier, pg. 202-204, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 14 december 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 30 augustus 2011.
50.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 137, proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2011.
51.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 630, proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 17] d.d. 22 november 2011 en pg. 627, proces-verbaal van bevindingen abusievelijke personalia d.d. 22 november 2011.
52.Camera-observatie dossier, pg. 209-212, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 14 december 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 5 september 2011.
53.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 146, proces-verbaal tijdlijn tapgesprekken en dvd opnamen achterzijde d.d. 5 september 2011 m.b.t. vermoedelijk levering en aflevering van hennep bij [verdachte] d.d. 15 december 2011.
54.Camera-observatie dossier, pg. 2, proces-verbaal d.d. 26 maart 2012.
55.Camera-observatie dossier, pg. 363-466, processen-verbaal cameraobservatie (versneld uitgekeken).
56.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , pg. 65-69, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 november 2011 en Persoonsdossier [medeverdachte 2] , pg. 49-52, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 30 november 2011.
57.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 448, proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 1 december 2011.
58.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 150-151, proces-verbaal d.d. 23 november 2011.
59.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 154-156, proces-verbaal algemeen doorzoeking [adres 1] d.d. 16 december 2011.
60.Het NFI-rapport ‘Identificatie van drugs en -precursoren’ d.d. 8 december 2011 (zaaknummer 2011.11.28.001 (aanvraag 002).
61.Zaaksdossier Lynx, pg. 11-12, proces-verbaal vaststellen identiteit [medeverdachte 13] d.d. 17 oktober 2011.
62.Zaaksdossier Lynx, pg. 1-9, proces-verbaal tijdlijn telefoongesprekken vermoedelijk levering op 30 september 2011 d.d. 9 oktober 2011, met bijbehorende tapgesprek gegevens.
63.Zaaksdossier Lync, pg. 16-21, proces-verbaal uitkijken camerabeelden 30 september 2011 d.d. 14 oktober 2011, met bijbehorende tapgesprek gegevens.
64.Zaaksdossier Lynx, pg. 16-18, proces-verbaal uitkijken camerabeelden 30 september 2011 d.d. 14 oktober 2011.
65.Zaaksdossier Lynx, pg. 27-29, proces-verbaal telefoongesprek na de levering op 30 september 2011 d.d. 28 oktober 2011 en pg. 155-156, proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2011.
66.Zaaksdossier Lynx, pg. 45-50, proces-verbaal relaas d.d. 24 november 2011, pg. 68-69, proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) d.d. 24 november 2011, pg. 77-78, proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen goed op 3 oktober 2011 d.d. 20 oktober 2011, pg. 4 en 9, tapgesprek gegevens behorende bij het proces-verbaal tijdlijn telefoongesprekken vermoedelijk levering op 30 september 2011 d.d. 9 oktober 2011.
67.Zaaksdossier Lynx, pg. 4 en 9, tapgesprek gegevens behorende bij het proces-verbaal tijdlijn telefoongesprekken vermoedelijk levering op 30 september 2011 d.d. 9 oktober 2011.
68.Zaaksdossier Lynx, pg. 62-63, proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) d.d. 24 november 2011.
69.Zaaksdossier Lynx, pg. 32-40, proces-verbaal identificatie van dactyloscopische sporen d.d. 23 januari 2012, met het bijbehorende IPOL-rapport d.d. 5 januari 2012 en pg. 130-132, proces-verbaal testen plantentoppen d.d. 2 november 2011.
70.Zaaksdossier Lynx, pg. 59-61, proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 13] d.d. 30 september 2011.
71.Zaaksdossier Octopus, pg. 36 en 47, tapgesprek gegevens behorende bij het proces-verbaal selectie telefoongesprekken betrokkenheid verdachte [medeverdachte 6] criminele organisatie d.d. 14 maart 2012, pg. 100, 104, 147, tapgesprek gegevens behorende bij het proces-verbaal selectie telefoongesprekken betrokkenheid verdachte [medeverdachte 3] criminele organisatie d.d. 8 maart 2012, pg. 179, tapgesprek gegevens behorende bij het proces-verbaal selectie telefoongesprekken betrokkenheid verdachte [medeverdachte 4] criminele organisatie d.d. 13 maart 2012 en pg. 343, tapgesprek gegevens behorende bij het proces-verbaal tijdlijn tapgesprekken met betrekking tot de betrokkenheid van [medeverdachte 7] d.d. 19 december 2011.
72.Zaaksdossier Octopus, pg. 14-64, 77-158, 160-200, 202-253, 255-330 en 332-344, processen-verbaal met bijbehorende tapgesprek gegevens.
73.Zaaksdossier Octopus, pg. 55, 120 en 140, tapgesprek gegevens behorende bij de processen-verbaal.
74.Zaaksdossier Octopus, pg. 140, tapgesprek gegevens behorende bij het proces-verbaal selectie telefoongesprekken betrokkenheid verdachte [medeverdachte 3] criminele organisatie d.d. 8 maart 2012.
75.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 450, proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 1 december 2011.
76.Zaaksdossier Octopus, pg. 402-309, proces-verbaal d.d. 23 maart 2012 met bijbehorende tapgesprek gegevens.
77.Zaaksdossier Octopus, pg. 402-309, proces-verbaal d.d. 23 maart 2012 met bijbehorende tapgesprek gegevens.
78.Zaaksdossier Octopus, pg. 402-309, proces-verbaal d.d. 23 maart 2012 met bijbehorende tapgesprek gegevens.
79.Zaaksdossier Octopus, pg. 66-75, proces-verbaal safehouse verdovende middelen [adres 3] d.d. 13 februari 2012, met het activiteitenjournaal van 31 augustus 2011 en 1 september 2011.
80.Zaaksdossier Octopus, pg. 390 en 396-398, tapgesprek gegevens behorende bij het proces-verbaal bevindingen met betrekking tot opslag verdovende middelen in/bij de woning van [medeverdachte 3] aan het [adres 3] d.d. 8 november 2011.
81.Zaaksdossier Octopus, pg. 685-686, proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 21 november 2011, pg. 713, proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2011, Beslagdossier, pg. 981, legenda zoeking behorende bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 21 november 2011, zaaksdossier Arend, pg. 3, proces-verbaal onderzoek zakken met hennep d.d. 21 november 2011.
82.Zaaksdossier Octopus, pg. 696-699, activiteitenjournaal van 11 mei 2011.
83.Zaaksdossier Camera-observatie, pg. 493, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 18 april 2012 en pg. 499-504, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 19 april 2012.
84.Zaaksdossier Octopus, pg. 460-461, proces-verbaal van bevindingen [adres 6] d.d. 23 november 2011.
85.Zaaksdossier Octopus, pg. 659-665, proces-verbaal identificatie dactyloscopische sporen d.d. 25 januari 2012, met de bijbehorende IPOL-rapporten van 18 januari 2012.
86.Zaaksdossier Octopus, pg. 653-657, proces-verbaal DNA inbeslagneming d.d. 24 november 2011, pg. 648-652, het rapport resultaten DNA-onderzoek d.d. 20 december 2011, met bijlagen.
87.Zaaksdossier Octopus, pg. 715-729, proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen goed locatie [adres 1] d.d. 1 december 2011 met bijlagen.
88.Zaaksdossier Octopus, pg. 731-794, proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen goed d.d. 23 april 2012, met bijlagen.
89.Zaaksdossier Octopus, pg. 2-4, proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2011.
90.Zaaksdossier Lynx, pg. 130-132, proces-verbaal testen plantentoppen d.d. 2 november 2011.
91.Camera-observatie dossier, pg. 35-37, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011 met als bijlage het activiteitenjournaal van 28 juni 2011.
92.Een bundel met stukken, pg. 1795, rapport deelstaat recherche Nedersaksen d.d. 27 april 2012.
93.Een bundel met stukken, pg. 1697 en 1712, rapport deelstaat recherche Nedersaksen d.d. 27 april 2012.
94.Een bundel met stukken, pg. 1697, rapport deelstaat recherche Nedersaksen d.d. 27 april 2012.
95.Camera-observatie dossier, pg. 72, proces-verbaal van cameraobservatie d.d. 5 september 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 30 juni 2011 en pg. P5-P6, proces-verbaal m.b.t. aanpassingen/wijzigingen in processen-verbaal van cameraobservatie d.d. 8 maart 2012.
96.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 920-921, proces-verbaal van stelselmatige observatie d.d. 7 juli 2011.
97.Zaaksdossier Octopus, pg. 40, 44, tapgesprek gegevens behorend bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2012, pg. 88-89, tapgesprek gegevens behorend bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2012, pg. 276, tapgesprek gegevens behorend bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2012, pg. 319, tapgesprek gegevens behorend bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2012.
98.Persoonsdossier [medeverdachte 1] , pg. 111-113 en 116-117, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 april 2012.
99.Zaaksdossier IJsvogel, pg. 103-105, proces-verbaal binnentreden woning d.d. 7 juni 2011, pg. 130-132, proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2011, pg. 151, rapport d.d. 17 juni 2011.
100.Zaaksdossier IJsvogel, pg. 139-140, kadastraal bericht object d.d. 23 mei 2011.
101.Zaaksdossier IJsvogel, pg. 358-361, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 14] d.d. 20 april 2012.
102.Zaaksdossier IJsvogel, pg. 3-6, tapgesprek gegevens behorend bij het proces-verbaal tijdlijn geïntercepteerde gesprekken omtrent [adres 7] d.d. 28 november 2011.
103.Project Colt procesdossier, bijlage algemeen dossier, kopie groene boek, pg. 69-77, huurovereenkomst woonruimte d.d. 1 juli 2010 behorend bij het proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen goed d.d. 14 februari 2012.
104.Zaaksdossier IJsvogel, pg. 60, proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2012 en Project Colt procesdossier, bijlage algemeen dossier, kopie groene boek, pg. 120 en 120A en P409 en P410 behorend bij het proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen goed d.d. 14 februari 2012.
105.Zaaksdossier Anemoon, pg. 2-5, proces-verbaal van bevindingen [adres 8] d.d. 20 oktober 2011.
106.Zaaksdossier Anemoon, pg. 10-13, proces-verbaal van bevindingen vaststellen identiteit [medeverdachte 18] d.d. 25 november 2011 met bijlagen.
107.Zaaksdossier Anemoon, pg. 2, proces-verbaal van bevindingen [adres 8] d.d. 20 oktober 2011.
108.Zaaksdossier Anemoon, pg. 2-3, proces-verbaal van bevindingen [adres 8] d.d. 20 oktober 2011.
109.Zaaksdossier Anemoon, pg. 56-59, proces-verbaal d.d. 11 juli 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 23 juni 2011.
110.Zaaksdossier Anemoon, pg. 7, proces-verbaal van bevindingen [adres 8] d.d. 20 oktober 2011.
111.Zaaksdossier Anemoon, pg. 59, proces-verbaal d.d. 11 juli 2011, met als bijlage het activiteitenjournaal van 23 juni 2011.
112.Zaaksdossier Anemoon, pg. 2, proces-verbaal van bevindingen [adres 8] d.d. 20 oktober 2011.
113.Zaaksdossier Anemoon, pg. 7, proces-verbaal van bevindingen [adres 8] d.d. 20 oktober 2011.
114.Zaaksdossier Anemoon, pg. 35-37, proces-verbaal aantreffen inwerkingzijnde hennepkwekerij d.d. 4 augustus 2011.
115.Zaaksdossier Anemoon, pg. 49-50, proces-verbaal aantreffen inwerkingzijnde hennepkwekerij d.d. 4 augustus 2011.
116.Zaaksdossier Anemoon, pg. 8, proces-verbaal van bevindingen [adres 8] d.d. 20 oktober 2011.
117.Zaaksdossier Anemoon, pg. 27, proces-verbaal van bevindingen onderzoek verkeersgegevens d.d. 26 oktober 2011.
118.Zaaksdossier Patrijs, pg. 79-81 en 84-85, proces-verbaal d.d. 8 november 2011, pg. 118, proces-verbaal binnentreden woning d.d. 7 september 2011 en pg. 119-120, proces-verbaal testen en wegen d.d. 7 september 2011.
119.Zaaksdossier Patrijs, pg. 135-137, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 19 oktober 2011.
120.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 20 januari 2016.
121.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige/huurder] bij de rechter-commissaris d.d. 21 januari 2016.
122.Zaaksdossier Octopus, pg. 715-729, proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen goed locatie [adres 1] d.d. 1 december 2011 met bijlagen.
123.Zaaksdossier Patrijs, pg. 4, tapgesprek gegevens behorend bij het proces-verbaal tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 9] d.d. 8 november 2011.
124.Zaaksdossier Octopus, pg. 364, proces-verbaal van bevindingen onderzoek [verdachte] d.d. 27 september 2011.
125.Zaaksdossier Patrijs, pg. 22, tapgesprek gegevens behorend bij het proces-verbaal tijdlijn tapgesprekken reactie ontmanteling hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 9] d.d. 8 november 2011.
126.Zaaksdossier Patrijs, pg. 23, tapgesprek gegevens behorend bij het proces-verbaal tijdlijn tapgesprekken reactie ontmanteling hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 9] d.d. 8 november 2011.
127.Project Colt procesdossier, bijlage algemeen dossier, kopie groene boek, pg. 166-168, behorend bij het proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen goed d.d. 14 februari 2012 en pg. P432-P434, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen vertaling vanuit het Turks van groene ordner en overige bescheiden locatie [adres 10] d.d. 13 maart 2012.
128.Zaaksdossier Patrijs, pg. 79-80, proces-verbaal d.d. 8 november 2011.
129.Zaaksdossier Octopus, pg. 879-880, proces-verbaal van tactische verstrekking d.d. 25 januari 2012 en Project Colt procesdossier, bijlage algemeen dossier, kopie groene boek, pg. 209-231 en 338-347, behorend bij het proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen goed d.d. 14 februari 2012.
130.Zaaksdossier Octopus, pg. 882, proces-verbaal binnentreden woning d.d. 23 november 2011.
131.Zaaksdossier Octopus, pg. 873-876, proces-verbaal relaas d.d. 17 april 2012.
132.Zaaksdossier Octopus, pg. 809-810, proces-verbaal aantreffen d.d. 14 december 2011 en pg. 812, proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2011.
133.Zaaksdossier Octopus, pg. 813-814, kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) d.d. 22 november 2011 en pg. 815-816, proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2011.
134.Zaaksdossier Octopus, pg. 817-819, proces-verbaal van verhoor verdachte [verhuurder] .
135.Project Colt procesdossier, bijlage algemeen dossier, kopie groene boek, pg. 127-128 en 130-133, behorend bij het proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen goed d.d. 14 februari 2012
136.Zaaksdossier Octopus, pg. 799.1-799.6, proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed d.d. 30 november 2011, met bijlagen.
137.Zaaksdossier Withoen, pg. 38-41, proces-verbaal van bevindingen onderzoek [verdachte] d.d. 27 september 2011.
138.Zaaksdossier Withoen, pg. 11, proces-verbaal d.d. 26 juni 2012.
139.Aanvulling 1 zaaksdossier Withoen, pg. 791, proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2012, pg. 828 en 830, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 mei 2012, met bijlage.
140.Zie o.a. zaaksdossier Withoen, pg. 10, proces-verbaal d.d. 26 juni 2012.
141.Zie o.a. zaaksdossier Withoen, pg. 12, proces-verbaal d.d. 26 juni 2012.
142.Zie o.a. zaaksdossier Withoen, pg. 80, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
143.Zie o.a. zaaksdossier Withoen, pg. 12, proces-verbaal d.d. 26 juni 2012 en pg. 81, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
144.Zaaksdossier Withoen, pg. 12, proces-verbaal d.d. 26 juni 2012.
145.Zaaksdossier Withoen, pg. 47-64, proces-verbaal voeging leningovereenkomsten d.d. 24 oktober 2011, met bijlagen.
146.Zaaksdossier Withoen, pg. 131-133, proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 april 2012.
147.Zaaksdossier Withoen, pg. 138, proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 april 2012.
148.Zaaksdossier Withoen, pg. 83, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
149.Zaaksdossier Withoen, pg. 81, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
150.Zaaksdossier Withoen, pg. 480, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] d.d. 22 november 2011.
151.Zaaksdossier Withoen, pg. 513-515, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] d.d. 25 mei 2012 en pg. 726, bijlage FD-064.
152.Zaaksdossier Withoen, pg. 513-515, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] d.d. 25 mei 2012 en pg. 727, bijlage FD-065.
153.Zaaksdossier Withoen, pg. 730, bijlage FD-068.
154.Aanvulling 1 zaaksdossier Withoen, pg. 791, proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2012
155.Aanvulling 1 zaaksdossier Withoen, pg. 775-777, proces-verbaal d.d. 6 juli 2012.
156.Aanvulling 1 zaaksdossier Withoen, pg. 856-870, bijlagen FD-079 t/m FD-086.
157.Aanvulling 1 zaaksdossier Withoen, pg. 871-872, bijlagen FD-087 en FD-088.
158.Persoonsdossier [medeverdachte 2] , pg. 108-109, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 4 april 2012 en Persoonsdossier [medeverdachte 9] , pg. 52-53, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 9] d.d. 2 mei 2012.
159.Zaaksdossier Withoen, pg. 250, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 april 2012.
160.Zaaksdossier Withoen, pg. 251, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 april 2012.
161.Zaaksdossier Withoen, pg. 251, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 april 2012.
162.Zaaksdossier Withoen, pg. 187, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 22 november 2011.
163.Zaaksdossier Withoen, pg. 80, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
164.Het proces-verbaal van verhoor van [leningverstrekker 4] bij de rechter-commissaris d.d. 25 mei 2016.
165.Zaaksdossier Withoen, pg. 250, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 april 2012.
166.Aanvulling 3 zaaksdossier Withoen, pg. 1161, samenvatting van de verklaring van [leningverstrekker 4] .
167.Aanvulling 3 zaaksdossier Withoen, pg. 1152, samenvatting van de verklaring van [medeverdachte 15] .
168.Zaaksdossier Withoen, pg. 250, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 april 2012.
169.Project Colt procesdossier, bijlage algemeen dossier, kopie groene boek, pg. 233 en 471, behorend bij het proces-verbaal d.d. 14 februari 2012.
170.Zaaksdossier Withoen, pg. 83, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
171.Aanvulling 2 zaaksdossier Withoen, pg. 973-981, proces-verbaal van verhoor verdachte [leningverstrekker 6] d.d. 21 november 2011.
172.Aanvulling 2 zaaksdossier Withoen, pg. 988-989, proces-verbaal van verhoor verdachte [leningverstrekker 6] d.d. 22 november 2011.
173.Zaaksdossier Withoen, pg. 107, proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2011.
174.Zaaksdossier Octopus, pg. 364-367, proces-verbaal van bevindingen onderzoek [verdachte] d.d. 27 september 2011.
175.Zaaksdossier Withoen, pg. 480, proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 6] d.d. 22 november 2011.
176.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 525, proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d. 22 november 2011.
177.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 630, proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 17] d.d. 22 november 2011, pg. 627, proces-verbaal van bevindingen abusievelijke personalia d.d. 22 november 2011.
178.Zaaksdossier Anemoon, pg. 10-13, het proces-verbaal vaststellen identiteit [medeverdachte 18] d.d. 25 november 2011, met bijlagen.
179.Zaaksdossier Patrijs, pg. 101, gegevensblad verdachte [betrokkene 1] .
180.Zaaksdossier IJsvogel, pg. 106, ID-staat [betrokkene 2] .
181.Zaaksdossier Octopus, pg. 799.1-799.6, proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed d.d. 30 november 2011, met bijlagen.
182.Zaaksdossier Octopus, pg. 484, proces-verbaal van bevindingen goederen uit Audi A3, kenteken [kenteken 1] , van verdachte [medeverdachte 3] , in relatie tot hennepkwekerij [adres 4] d.d. 27 maart 2012, pg. 485 en 490, proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen goed d.d. 13 april 2012, met bijlagen.
183.Zaaksdossier Withoen, pg. 480, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] d.d. 22 november 2011.
184.Zaaksdossier Octopus, pg. 799.1-799.6, proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed d.d. 30 november 2011, met bijlagen.
185.Zaaksdossier Octopus, pg. 2-4, proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2011.
186.Zaaksdossier Octopus, pg. 2-4, proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2011.
187.Zaaksdossier Octopus, pg. 731-794, proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen goed d.d. 23 april 2012, met bijlagen.
188.Zaaksdossier Octopus, pg. 364-367, proces-verbaal van bevindingen onderzoek [verdachte] d.d. 27 september 2011.
189.Zaaksdossier Muskusrat, pg. 448, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 1 december 2011.
190.Zaaksdossier Withoen, pg. 480, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] d.d. 22 november 2011.