Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1. belanghebbende,
2. de Inspecteur en,
3. de Staat der Nederlanden (minister van Veiligheid en Justitie; hierna: de Staat),
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende gegrond,
- verklaart de hoger beroepen van de Inspecteur ongegrond,
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht, de proceskostenvergoeding en de vergoeding van immateriële schade,
- vernietigt de uitspraken op bezwaar,
- vernietigt de in geschil zijnde navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2006 en 2007, de boetebeschikkingen, alsmede de heffingsrentebeschikkingen,
- veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van immateriële schade ten bedrage van € 500 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 12 januari 2015 tot aan de dag van algehele voldoening, en gelast de Inspecteur die immateriële schadevergoeding, alsmede de wettelijke rente daarover aan belanghebbende binnen vier weken na publicatie van deze uitspraak uit te betalen,
- veroordeelt de Staat tot vergoeding van de aan de hoger beroepsfase toerekenbare immateriële schade, vastgesteld op € 1.000,
- bepaalt dat van de Inspecteur ter zake van de door hem ingestelde hoger beroepen door tussenkomst van de griffier een griffierecht wordt geheven van € 497,
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 123 vergoedt en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2.292.