Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
,
1.Ontstaan en loop van het geding
[B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [D] en [E] .
2.Feiten
- [VV] (Pool) verklaarde dat zijn opdrachtgever vóór en na 1 september 2007 firma [WW] uit [XX] Duitsland is en dat hij sinds 2 mei 2007 werkzaam is bij het bedrijf. De “ [YY] ” (blijkens een aantekening op de verklaring een Roemeen) of de eigenaar van het schip houdt toezicht op de werkzaamheden. [VV] werkt als schilder 50 tot 60 uren per week en maakt een factuur op van circa € 2.000 per maand, die via de “ [YY] ” op [H] naar [XX] gaat en een kopie naar het boekhoudkantoor in Polen. Hij wordt in Polen via de bank betaald. Hij geeft aan geen loonstrookje te ontvangen omdat hij pas op 1 september 2007 in loondienst is gekomen. [VV] woont in [ZZ] in België en hoeft daarvoor niet te betalen. Als hij ziek is, wordt hij niet doorbetaald. ‘Niet werken’ betekent ‘niet betalen’. Hij is verzekerd in Polen. Volgens [VV] heeft iedereen vóór 1 september 2007 een gesprek gehad met een mevrouw van firma [WW] . Vandaag zou volgens hem de arbeidsovereenkomst gebracht worden. Zijn verdiensten zijn voorlopig € 7 per uur.
- [AAA] (Pool, lasser) verklaarde niet te weten wie zijn werkgever of opdrachtgever was. Hij meende zijn beloning te ontvangen via [BBB] , Duitsland, maar wist dat niet zeker.
- [CCC] (Pool) verklaarde onder meer dat mevrouw [WW] zou zorgen dat ze op een andere basis dan eerder konden komen werken, dat die dag de arbeidscontracten getekend zouden worden en dat [NN] deze bij zich had. De Roemeense meester, [DDD] , is volgens hem zijn opdrachtgever/werkgever.
- [EEE] (Pool) verklaarde dat de firma [BBB] uit [XX] zijn opdrachtgever is en dat hij is aangenomen door [NN] . Hij werkt als monteur. Hij doet een klus waarbij een man, [DDD] , zegt wat er gedaan moet worden. Afhankelijk van de klus bepaalt hij, niet [DDD] , de prijs. Hij wil € 70 per 8 uren werken overhouden. Het geld ontvangt hij in euro op de bank in Polen via [BBB] . De uitbetaling gaat veranderen, heeft hij gehoord.
- [FFF] (Pool) verklaarde dat [BBB] zijn opdrachtgever was en zijn vergoeding uitbetaalde, dat hij al eerder had gewerkt, maar in april 2007 was teruggegaan naar Polen en dat hij terug was gekomen omdat hij per 1 september echt legaal kon werken.
- [GGG] (Pool) verklaarde tot en met augustus 2007 zelfstandig te hebben gewerkt, dat zijn eigen bedrijf die dag zou worden opgeheven en dat twee Roemeense Meisters zeiden wat hij moest doen en dat de schipper toezicht hield.
- [HHH] (Pool) verklaarde in Polen te hebben gewerkt als chauffeur, niet als zelfstandige, en een contract te hebben gekregen van een Roemeen in de Poolse taal en in een andere taal. Hij verklaarde sinds juli 2006 ingeschreven te zijn als zelfstandige, werkzaam te zijn als monteur/lasser en daarvoor ook diploma’s te hebben.
- [JJJ] (Pool) verklaarde tot maart 2007 als zelfstandige te hebben gewerkt, dat hij vanaf 1 september 2007 in loondienst zou treden, maar hij pas die dag het contract zou krijgen.
- [KKK] (Pool) verklaarde dat [LLL] de chef was, dat hij een contract heeft met [BBB] in Polen, dat [BBB] betaalt per maand afhankelijk van de klus. Hij bepaalt niet zelf de prijs, dat doen de Roemenen. Hij ontvangt circa € 8 à € 9 per uur bruto en heeft daar zelf geen inspraak in. Hij verblijft in [ZZ] , België. [NN] zou volgens hem vandaag de mensen komen vertellen wat er gaat veranderen.
- [MMM] (Pool) hijskraanchauffeur) verklaarde tot maart 2007 als zelfstandige te hebben gewerkt, toen is weggegaan wegens dreiging van een boete en dat hij via [BBB] sinds begin september weer aan het werk was. Die dag zou het arbeidscontract komen.
- [NNN] (Roemeen) verklaarde dat zijn opdrachtgevers waren: [OOO] , [PPP] en [QQQ] (Roemenië), dat toezicht werd gehouden door [DDD] en dat hij per opdracht betaald krijgt.
- [RRR] (Roemeen, voorman) verklaarde dat zijn opdrachtgever was [X] (Roemenië), dat hij gedetacheerd was door [SSS] te Roemenië als voorman en dat [DDD] de urengegevens van alle Roemenen verzamelt en doorstuurt naar twee bedrijven in Roemenië.
- [TTT] (Roemeen, lasser) verklaarde dat [X] zijn opdrachtgever was, dat werd uitbetaald in Roemenie en dat toezicht werd gehouden door voorman [RRR] .
- [VVV] (Roemeen, lasser) verklaarde hetzelfde als [TTT] .
- [WWW] (Roemeen) verklaarde pas sinds drie weken te werken en dat hij een contract had via een Roemeense firma. Toezicht werd gehouden door [DDD] .
- [XXX] (Roemeen, plaatwerksnijder) verklaarde te zijn aangenomen door [OOO] Construction. [OOO] houdt zijn uren bij. Toezicht wordt gehouden door bedrijfsleider [DDD] .
- [YYY] (Roemeen, metaalbewerker) verklaarde te zijn aangenomen door [X] via scheepswerf [ZZZ] . Hij verklaarde dat toezicht werd gehouden door [RRR] .
- [AAAA] (Roemeen, metaalbewerker) verklaarde te zijn aangenomen door [BBBB] te [SSS] . [CCCC] is Marian [RRR] , die ook toezicht houdt.
€ 11.220
Op 24 september 2008 is inzage verleend en heeft de Inspecteur belanghebbende afschriften van geselecteerde stukken verstrekt. Daarbij hebben partijen afgesproken dat in verband met de indiening van de aanvulling op het bezwaarschrift de beslistermijn met een maand wordt opgeschort.
Bij brief van 25 maart 2009 heeft belanghebbende het bezwaarschrift nader gemotiveerd. Tijdens het hoorgesprek op 12 augustus 2009 heeft de Inspecteur belanghebbende gevraagd naar de facturen betreffende de door haar gestelde inleen van de Poolse en Roemeense arbeidskrachten en de onderliggende urenstaten.
Belanghebbende heeft op 24 september 2009 vier ordners met administratieve bescheiden ten kantore van de Inspecteur afgegeven.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft, na afwijzing van een verzoek om uitstel van de zitting van de Inspecteur in verband met ziekte van de controlerend ambtenaar, plaatsgehad ter zitting van 9 oktober 2012 en de uitspraak van de Rechtbank is op 27 november 2012 aan partijen verzonden.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, en tot gegrondverklaring van het hoger beroep voor wat betreft het verzoek om een vergoeding van immateriële schade.
4.Gronden
(i) het hier gaat om een bijna zeven jaar geleden, op 8 juli 2008, opgelegde naheffingsaanslag loonheffingen, betrekking hebbend op tijdvakken van het jaar 2007;
(ii) de bezwaarfase een periode van bijna anderhalf jaar omvat, waarbij uit het dossier niet is af te leiden, waarom de periode tussen de indiening van de aanvullende motivering van het bezwaar bij brief van 25 maart 2009 en de uitspraak van de Inspecteur van 2 december 2009 ruim 9 maanden heeft geduurd;
(iii) de Inspecteur met betrekking tot de geplande mondelinge behandeling bij de Rechtbank op 30 maart 2012 in verband met ziekte van dezelfde behandelend ambtenaar als thans om uitstel heeft verzocht en de mondelinge behandeling aldaar op 9 oktober 2012 heeft plaatsgehad, ondanks een nieuw verzoek om uitstel wegens ziekte van de controlerend ambtenaar; waarbij naast de betreffende behandelend ambtenaar aanwezig was de heer [D] , die ter zitting bij het Hof is verschenen;
(iv) de Inspecteur er zelf voor heeft gekozen de behandeling van de hoger beroepsprocedure in weerwil van de door hem geschetste omvang en ingewikkeldheid van de procedure bij één medewerker te concentreren;
(v) de Inspecteur in dezen geen maatregelen heeft getroffen voor de, thans ontstane, situatie dat de betreffende ambtenaar, zoals ook al in een eerdere fase van de gerechtelijke procedure van de onderhavige zaak, ziek kan worden, en
Voorts komt het Hof tot het oordeel dat in de beroepsfase de overschrijding van de redelijke termijn moet worden vastgesteld op één jaar, vijf maanden en vijfentwintig dagen, waarvan tien dagen aan belanghebbende zijn toe te rekenen, waardoor voor de termijnoverschrijding van één jaar, vijf maanden en vijftien dagen, afgerond anderhalf jaar, grond vormt voor een immateriële schadevergoeding, waartoe Minister van Veiligheid en Justitie veroordeeld zal worden.
Het Hof komt verder tot het oordeel dat in de hoger beroepsfase de overschrijding van de redelijke termijn moet worden vastgesteld op acht maanden en dertien dagen, waarvan aan belanghebbende twee maanden en achttien dagen zijn toe te rekenen, waardoor voor de termijnoverschrijding van vijf maanden en vijfentwintig dagen, afgerond een halfjaar, grond voor een immateriële schadevergoeding vormt.
In de beroepsfase en hoger beroepsfase vormt de termijnoverschrijding derhalve anderhalf respectievelijk een halfjaar, tezamen twee jaar, grond voor een immateriële schadevergoeding van 4 x € 500 per half jaar is € 2.000, waartoe de Minister van Veiligheid en Justitie wordt veroordeeld.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
- verklaarthet beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Inspecteur;
- vermindertde naheffingsaanslag tot een bedrag van € 374.919;
- vermindertde heffingsrente dienovereenkomstig;
- vermindertde boete tot een bedrag van € 50.000;
- veroordeeltde Inspecteur tot vergoeding van de immateriële schade van belanghebbende tot een bedrag van € 1.000;
- veroordeeltde Minister van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van de immateriële schade van belanghebbende tot een bedrag van € 2.000;
- gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 763 vergoedt;
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 488; en
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 2.695.