ECLI:NL:HR:2004:AR7741
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en bewijsaanbod
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 januari 1987 tot en met 31 december 1989. De naheffingsaanslag bedraagt ƒ 709.091, met een verhoging van honderd procent, waarover de Inspecteur geen kwijtschelding heeft verleend. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de aanslag verminderd tot ƒ 708.697 zonder verhoging, maar belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad behandelt in deze zaak de motiveringsklachten en het bewijsvermoeden. De Hoge Raad stelt dat de partij die bewijs wil leveren, dit vóór de sluiting van het onderzoek ter zitting moet presenteren of een (voorwaardelijk) bewijsaanbod moet doen. De rechter is niet verplicht om een tussenbeslissing te geven over de bewijslastverdeling of de waardering van het bewijs tot dat moment. Indien een voorwaardelijk bewijsaanbod is gedaan, kan de rechter volstaan met de mededeling dat hij gelegenheid biedt tot uitvoering van het bewijsaanbod. De Hoge Raad benadrukt dat als een partij geen gebruik maakt van de geboden gelegenheid om bewijs te leveren, zij niet kan klagen over de passering van haar bewijsaanbod.
In deze zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond, en er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 17 december 2004 door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken.