ECLI:NL:HR:2006:AW2181
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en boetebeschikking met betrekking tot anoniementarief
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, een uitzendbedrijf, was opgelegd over het tijdvak van 1 september 2001 tot en met 31 december 2001. De naheffingsaanslag bedroeg € 87.166, met een boete van € 43.583. Na bezwaar van belanghebbende heeft het Hof de naheffingsaanslag verminderd tot € 64.749 en de boete tot € 32.374. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij belanghebbende ook incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een te beperkte uitleg had gegeven aan artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964. Dit artikel regelt de eindheffingsregeling en de Hoge Raad concludeerde dat de regeling van toepassing was op het loon van de betrokken werknemers, ondanks dat er bedragen aan loonbelasting waren ingehouden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM, relevant is voor de beoordeling van de boete. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof aan belanghebbende moet worden toegekend.