Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 11 december 2024
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
objectiefgezien sprake was van een redelijkerwijs te verwachten voordeel. Zij heeft niet duidelijk gemaakt waaraan zij,
objectiefbezien, de verwachting kon ontlenen dat met de activiteiten, in weerwil van de negatieve resultaten, positieve opbrengsten konden worden behaald (vgl. gerechtshof Den Haag 31 maart 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:794). Vast staat dat eiseres vanaf de start van haar activiteiten nooit positieve resultaten heeft behaald. Hoewel zij wel enige omzet heeft behaald, hebben de kosten de omzet steeds in aanzienlijke mate overtroffen. Uit de administratie van eiseres volgt dat zij in de onderhavige jaren niet meer dan drie klanten op jaarbasis had en jaarlijks slechts 2 á 3 behandelingen heeft verricht tegen betaling. Dat de voor het behalen van positieve resultaten benodigde forse stijging van de omzet destijds objectief te verwachten was, heeft eiseres niet, althans niet voldoende inzichtelijk gemaakt. Zij heeft niet aangegeven of inzichtelijk gemaakt waarom die toename te verwachten was en hoe zij dit zou verwezenlijken. Daar komt bij dat eiseres in de jaren 2018 en 2019 met haar activiteiten helemaal geen omzet heeft behaald. Dit laatste zijn weliswaar geen feiten die op de aan de orde zijnde jaren betrekking hebben, maar zeggen wel iets over de ontwikkeling van de activiteiten door de jaren heen. Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt – beoordeeld naar de situatie in de jaren 2014, 2015 en 2016 en mede in het licht van feiten en omstandigheden uit latere jaren – dat voor de onderhavige jaren met de werkzaamheden een positieve opbrengst was te verwachten.
in het specifieke geval(in dit geval dus specifiek de schoonheidssalon van eiseres) sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Dat wil zeggen dat gezien de omstandigheden waaronder eiseres in dit specifieke geval de activiteiten/werkzaamheden heeft ingericht en heeft ontplooit, objectief bezien de verwachting bestaat dat daarmee voldoende positieve resultaten zullen worden behaald om sprake te doen zijn van een voordeelsverwachting. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval; de rechtbank vindt in wat eiseres heeft aangevoerd en overgelegd onvoldoende grond om dat aannemelijk gemaakt te achten.
objectievevoordeelsverwachting. Eiseres heeft niet geconcretiseerd en/of met nadere gegevens onderbouwd waarom deze omstandigheden ertoe leiden dat wel een positief resultaat kon worden verwacht, ook niet in of met het door haar opgestelde bedrijfsplan. Daaruit blijkt in ieder geval niet dat van te voren de omzetpositie en/of marktpositie voldoende is onderzocht aan de hand van concrete marktgegevens. Evenmin blijkt daaruit - althans niet verder dan uiterst globaal - hoe eiseres de in het bedrijfsplan opgenomen uitgangspunten en omzetcijfers zou willen gaan realiseren. De rechtbank vindt daarin dan ook onvoldoende ondersteuning voor de vereiste objectieve voordeelsverwachting.
zonderdie gezondheidsklachten wel positieve resultaten zou hebben behaald.
Afwijkende behandeling uitworp gewenst AR:3) gesteld dat die niet uitsluit dat de uitworp in feite toch op discriminatie berust, juist ook omdat het een handmatig ingevoerde code betreft. Verweerder heeft vervolgens ten aanzien van de uitworpreden H901 aangevoerd dat die is opgenomen omdat er bij de controle van de aangiften over 2010 en 2011 is geconstateerd dat daar een fout in zat en daarbij ook een risico voor latere jaren is geconstateerd. Vanwege dat laatste is toen de uitworpreden H901 ingevoerd. De uitworpreden H901 is niet gekoppeld aan code 1043 maar is enkel gekoppeld aan het inzicht van de behandelaar, aldus verweerder. Eiseres heeft deze verklaring niet weersproken maar heeft dienaangaande verklaard dat ze de juistheid daarvan niet kan controleren en dat dus niet kan worden uitgesloten dat er wel discriminatie aan de uitworp ten grondslag ligt. De rechtbank overweegt dat zij geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de gemotiveerde stellingen van verweerder ter zitting over de (invoering van de) uitworpreden H901. De rechtbank acht dan ook door verweerder aannemelijk gemaakt dat de geconstateerde fouten in de aangiften 2010 en 2011 ten grondslag hebben gelegen aan de uitworpreden H901. Het enkele feit dat dit niet verder controleerbaar is, acht de rechtbank onvoldoende om daaraan wel te twijfelen.
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
(€ 480), rente- en bankkosten (€ 660), verzekeringen (€ 600) en telefoonkosten (€ 960); zie 2.1.6). Uitgaande van een tarief per behandeling van € 40, zou belanghebbende 135 behandelingen per jaar hebben moeten verrichten om breakeven te draaien (gemiddeld 11,25 behandelingen per maand). Gelet op de kwalificaties van belanghebbende, het ondernemingsplan, de aangeschafte bedrijfsmiddelen, de website en het promotiemateriaal is het Hof van oordeel dat, naar objectieve maatstaven beoordeeld, belanghebbende mocht verwachten dat zij voordeel zou behalen met [Salon] . Dat de omzetprognose in het ondernemingsplan veel te hoog is geweest en dat belanghebbende in de onderhavige jaren en de jaren daarna slechts een zeer geringe omzet heeft gegenereerd, maakt dit niet anders.
€ 130,20 in 2015, exclusief btw) waarvan belanghebbende als bijlage bij haar pleitnota ter zitting van de Rechtbank facturen heeft overgelegd ook voor aftrek in aanmerking komen. Op basis van de door hem opgestelde overzichten komt de Inspecteur tot de conclusie dat
€ 4.317 (2014; € 4.188 + € 129), € 1.114 (2015; € 983,35 + € 130,20) en € 331 (2016) aan kosten in aftrek toegelaten kunnen worden.
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2014 tot een berekend naar een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden van negatief € 4.267, onder handhaving van de overige elementen van de aanslag;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2015 tot een berekend naar een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden van negatief € 887, onder handhaving van de overige elementen van de aanslag;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2016 tot een berekend naar een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden van negatief € 184, onder handhaving van de overige elementen van de aanslag;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 328,13;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 328,12;
- gelast de Heffingsambtenaar en de Staat aan belanghebbende elk € 93 aan griffierechten te vergoeden.