ECLI:NL:HR:2012:BW8348
Hoge Raad
- Cassatie
- C.B. Bavinck
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vraag of paardenfokkerij een onderneming vormt voor de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, die als directeur en aandeelhouder van verschillende vennootschappen werkzaam was. Hij had in de jaren 1999 tot en met 2002 (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd gekregen, evenals een navorderingsaanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen over 2001. Na bezwaar tegen deze aanslagen, heeft de Rechtbank te Haarlem het beroep ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de paardenfokkerij van belanghebbende kan worden aangemerkt als een onderneming in de zin van de inkomstenbelasting. Belanghebbende had de verliezen uit de paardenfokkerij als negatieve winst uit onderneming opgevoerd in zijn aangiften. Het Hof oordeelde dat de paardenfokkerij geen bron van inkomen vormde, onder verwijzing naar het ontbreken van specifieke deskundigheid, een bedrijfsplan en de negatieve resultaten die in de jaren waren behaald. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof en stelt dat het Hof niet gehouden was om alle door belanghebbende aangevoerde argumenten afzonderlijk te weerleggen.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, waarbij het oordeel van het Hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 15 juni 2012.