ECLI:NL:GHDHA:2022:308
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot een schoonheidssalon
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de Rechtbank de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2014, 2015 en 2016 ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende, die een schoonheidssalon aan huis heeft, heeft aangiften ingediend met een belastbaar inkomen dat aanzienlijk lager was dan de aanslagen die door de Inspecteur zijn opgelegd. De Rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een objectieve voordeelsverwachting, wat noodzakelijk is voor het bestaan van een bron van inkomen. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de activiteiten van belanghebbende niet als een bron van inkomen kunnen worden aangemerkt, omdat de negatieve resultaten uit de onderneming niet rechtvaardigen dat er een redelijke verwachting van winst was. Het Hof heeft ook het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding afgewezen, omdat het hoger beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is bevestigd, en het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.