4.1.Uit de matrices valt af te lezen wat de koopsom op de waardepeildatum is, welke bijgebouwen het object heeft en wat de waarde is, “gecorrigeerd voor onderdelen” (bijgebouwen). Dit geldt ook voor de in bezwaar gebruikte matrix. Hoewel niet vermeld staat welke waarde de bijgebouwen precies hebben, valt hier wel uit op te maken welke waarde is toegekend aan de bijgebouwen. De beroepsgrond faalt.
5. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de onroerende zaak bepaald op de waarde die eraan moet worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom ervan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet WOZ blijkt dat de WOZ-waarde gelijk dient te zijn aan de prijs die de meest biedende koper betaalt na de meest geschikte voorbereiding.
6. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. Hiertoe legt hij een taxatierapport over en de daarbij behorende matrices. Verweerder heeft de waarde onderbouwd met de verkoopcijfers van vier vergelijkingsobjecten, [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] . Tevens is een afzonderlijke onderbouwing opgenomen uitgaande van de vijf transacties die eiser heeft genoemd, [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] , [adres 8] en [adres 9] .
7. De in het taxatierapport opgenomen vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, type, bouwjaar, woonoppervlakte, grondoppervlakte en onderhoudstoestand goed vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak.
8. Het standpunt van eiser, dat verweerder is uitgegaan van een onjuiste inhoud van de onroerende zaak, omdat verweerder de garage meeneemt in de inhoud van de onroerende zaak, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft toegelicht dat de garage als inpandig is aangemerkt, omdat door de opbouw op de garage de tussenmuren grenzen aan de buurwoningen. De garage hoefde hierdoor niet als bijgebouw aangemerkt te worden.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de indexering niet correct is, nu de huizenprijzen in de relevante periode steeds een stijgende lijn te zien gaven. Het verschil tussen de m³-prijs van de vergelijkingsobjecten van € 378,- en die gehanteerd voor de onroerende zaak, zijnde € 301,- geeft verweerder bovendien een speelruimte van € 39.000,-. De rechtbank acht dan ook de indexering, mocht het opgegeven indexeringspercentage incorrect zijn, voldoende verdisconteerd in de vastgestelde waarde.
10. Ook volgt de rechtbank eiser niet in zijn standpunt dat verweerder niet uit heeft kunnen gaan van de onderbouwing van de grondquote door te kijken naar de gegevens van nieuwbouwwoningen in de regio, waarvan bekend is welke prijs is betaald voor de grond en welke voor de woning. Eiser heeft geen argumenten aangereikt, waarom de verhouding tussen de waarde van de grond en die van de huizen bij bestaande woningen significant zou afwijken van die nieuwbouwwoningen.
11. Eiser heeft ter zitting nog aangevoerd dat hij de verkoopgegevens van [adres 5] en [adres 3] niet kan vinden. Verder kloppen de door verweerder gehanteerde inhoudsmaten van de vergelijkingsobjecten niet met de verkoopadvertenties.