ECLI:NL:HR:2022:1162
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Amsterdam aan belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Veldhuisen. De heffingsambtenaar had de naheffingsaanslag opgelegd, waarop belanghebbende bezwaar maakte. Dit bezwaar werd door de heffingsambtenaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank Amsterdam. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Hierna stelde belanghebbende hoger beroep in bij het Gerechtshof Amsterdam, dat het hoger beroep gegrond verklaarde, de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar vernietigde, en de zaak terugwees naar de heffingsambtenaar. Het Hof veroordeelde de heffingsambtenaar om de proceskosten van belanghebbende te vergoeden, waarbij een wegingsfactor van 0,25 werd toegepast.
In cassatie heeft de Hoge Raad de klachten van belanghebbende beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de proceskostenveroordeling falen bij gebrek aan belang, omdat het slagen van de klachten belanghebbende niet in een betere positie zou kunnen brengen. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat het Hof niet onterecht de wegingsfactor 0,25 had toegepast zonder nadere motivering. De Hoge Raad concludeerde dat de beslissing van het Hof omtrent de wegingsfactor niet onbegrijpelijk was en dat de vaststelling van de gewichtscategorie van de zaak berust op waarderingen van feitelijke aard. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.