Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.DE STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZUID-HOLLAND,
2.DE STAAT DER NEDERLANDEN(Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport),
3.[verweerster 3] ,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- het dossier van de procedure bij de rechtbank Den Haag, inclusief de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Den Haag van 5 augustus 2019;
- het tussen partijen gewezen eindvonnis van 8 april 2020;
- de dagvaarding in hoger beroep van 8 juli 2020 van [appellant] ;
- de memorie van grieven van [appellant] , tevens houdende eisvermeerdering, van 16 februari 2021;
- de memorie van antwoord van de Jeugdbescherming van 4 mei 2021, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de Staat van 4 mei 2021;
- de nadere stukken die [appellant] en de Jeugdbescherming nog voor na te noemen zitting hebben overgelegd (te weten een brief van de kant van [appellant] van 18 januari 2022, met daarbij een nieuw overzicht rechterlijke uitspraken en een brief van de kant van de Jeugdbescherming van 25 januari 2022 met daarbij productie 21).
3.Feitelijke achtergrond
4.Vorderingen en beslissing van de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis
- Er is geen (forensische) mediation/ouderschapsonderzoek dan wel omgangsbemiddeling geprobeerd;
- Er is geen bijzondere curator in het kader van omgang aangesteld;
- Er is geen ouderschapsplan (ambtshalve) opgesteld;
- Wel is er twee keer een begeleide omgangsregeling geprobeerd;
- Er is weliswaar een ondertoezichtstelling opgelegd, maar dat was niet in het kader van de omgang. Later is deze door de rechter alsnog als omgangsondertoezichtstelling aangemerkt;
- Er is weliswaar een dwangsom opgelegd en drie maal toegekend, maar dit heeft als prikkel voor moeder geen enkele zin gehad;
- Er is geen schriftelijke aanwijzing gegeven aan moeder om niet te verhuizen;
- Het ouderlijk gezag is niet gewijzigd van eenhoofdig gezag van moeder naar eenhoofdig gezag van vader;
- Moeder is niet strafrechtelijk vervolgd, noch in Nederland, noch in [land] ;
- De sterke arm (reële executie) is niet ingezet;
- Moeder is niet gegijzeld / er is geen lijfsdwang toegepast;
- De hoofdverblijfplaats is niet gewijzigd van moeder naar vader;
- Er is geen bevel tot (internationale terugverhuizing gegeven.
6.Beoordeling door het hof
bezoeken. Als dit al anders zou liggen, had het op de weg van [appellant] gelegen om dat te stellen, maar hij heeft dat niet gedaan. Voor zover [appellant] zijn vordering dus baseert op onrechtmatig handelen van [verweerster 3] gelegen in het niet meewerken aan de […] omgangsregeling, is de Nederlandse rechter niet bevoegd daarover te oordelen. De initiële schade (de inbreuk op het recht op ‘family life’) trad immers in [land] op, zodat de Nederlandse rechter geen bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 7 sub 2 EEX-Vo II en de […] rechter op grond van artikel 4 EEX-Vo II bevoegd is daarvan kennis te nemen. Voor de goede orde overweegt het hof dat dit ook geldt voor zover [appellant] vergoeding claimt van verlet-, reis-, griffie- en advocaatkosten, samenhangend met het niet nakomen van de […] regeling. Weliswaar worden deze kosten in Nederland in de portemonnee gevoeld, maar het gaat daarbij om afgeleide schade en dergelijke schade kan geen bevoegdheid van de Nederlandse rechter creëren op grond van artikel 7 sub 2 EEX-Vo II.
van het kindom, in de situatie waarin hij of zij van een ouder of beide ouders is gescheiden, op regelmatige basis persoonlijke betrekkingen en rechtstreeks contact met beide ouders te onderhouden. [appellant] heeft overigens ook geen grief tegen deze overweging gericht en noemt de bewuste bepalingen niet meer in zijn memorie van grieven.
als gevolg van het specifieke, hiervoor vastgestelde onrechtmatige handelenvan [verweerster 3]
,te weten het niet meewerken aan een totstandkoming van een concrete omgangsregeling eind 2012/begin 2013, drie keer niet meewerken aan geplande omgangsmomenten in de loop van 2013 en één keer niet meewerken aan gepland omgangsmoment in september 2014 (zie hierboven 6.25.). Dat laatste – het ontbreken van causaal verband – geldt bijvoorbeeld voor de procedures ten aanzien van de “erkenning, het gezag en bijzonder curator” en “dossierinzage en informatie” (het hof volgt hier de onderverdeling in het overzicht van [appellant] , overgelegd ten behoeve van de zitting in hoger beroep). Het geldt ook voor de ondertoezichtstelling-procedure omdat daar een veelheid aan factoren aan ten grondslag lag en de kosten van deze procedure niet aan [verweerster 3] kunnen worden toegerekend als gevolg van het hierboven vermelde niet meewerken. Ook de kosten van de procedure tegen de Centrale Autoriteit komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het vereiste oorzakelijk verband met de gemiste omgangsmomenten ontbreekt (nog daargelaten dat [appellant] in die procedure ongelijk heeft gekregen).