3.11Ten aanzien van de vraag naar door [appellant 3] en Distriport als commandieten verrichte beheersdaden heeft het gerechtshof Amsterdam in rov. 3.30.2 van zijn door de Hoge Raad vernietigde arrest van 27 januari 2015 overwogen dat
a. a) het heeft geconstateerd dat de heren [X] en [Y] directeur van (de directeurs van) beherend vennoot Distriport Noord-Holland B.V. waren ‘en ook namens Distriport BV [Distriport Noord-Holland B.V.; hof] jegens de Provincie en de Belastingdienst hebben geageerd (zie bijvoorbeeld r.o. 2.19, 2.20, 2.22 en 2.27)’;
b) beide heren gelijktijdig ook directeur zijn (geweest) van commanditaire vennoten [A] en Zeeman;
c) gelet op deze samenloop van hoedanigheden in de personen van de directeuren (‘daarom’) – ‘ook waar [X] en [Y] aangaven namens (de directie van) Distriport BV op te treden’ – het hof ervan uitgaat dat de handelingen van deze directeuren van [A] en Zeeman ‘(zoals het overleg met de Belastingdienst over de fiscale bouwrijpheid en het overleg met de Provincie over de financiering) als handelingen van die commanditaire vennoten gelden en dat laatstgenoemden daarmee in beginsel beheershandelingen hebben verricht als bedoeld in artikel 20 lid 2 WvK’.
De tegen dit (onder c bedoelde) uitgangspunt gerichte onderdelen 6.2.2 onder a tot en met c van het cassatiemiddel konden weliswaar niet tot cassatie leiden – daarop heeft de Provincie op zich terecht gewezen –, maar het eveneens daartegen gerichte onderdeel 6.2.2 onder d betoogde naar het oordeel van de Hoge Raad terecht dat het enkele bestaan van een personele unie tussen de (middellijk) bestuurder of bestuurders van een of meer commanditaire vennoten en de (middellijk) bestuurder of bestuurders van een of meer beherend vennoten niet kan leiden tot toepassing van de sanctie van art. 21 WvK (rov. 4.3 van het verwijzingsarrest). Omdat onderdeel 6.2.2 onder d gegrond werd bevonden, slaagde ook onderdeel 6.5 van het cassatiemiddel dat opkwam tegen de (op dit uitgangspunt voortbordurende) overwegingen in rov. 3.30.3 dat
d) het uitgangspunt is dat in beginsel beheershandelingen zijn verricht;
e) zowel Zeeman als [A] overigens wel beheershandelingen hebben verricht; en
f) Zeeman en [A] (naast Distriport Noord-Holland B.V. en Distriport Noord-Holland C.V.) hoofdelijk aansprakelijk zijn.
Anders dan de Provincie betoogt, staat na cassatie en verwijzing dus niet vast dat Zeeman (Distriport) en [A] ( [appellant 3] ) als commanditaire vennoten beheershandelingen hebben verricht, bestaande in het overleg met de Belastingdienst over de fiscale bouwrijpheid en het overleg met de Provincie over de financiering. Met [appellant 3] c.s. is het hof daarentegen van oordeel dat thans vaststaat dat [X] en [Y] deze handelingen hebben verricht namens beherend vennoot Distriport Noord-Holland B.V. In de hierboven onder a weergegeven overweging ligt immers besloten dat het gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat [X] en [Y] niet alleen directeur van beherend vennoot Distriport Noord-Holland B.V. waren maar dat zij ook daadwerkelijk – zo begrijpt het hof de woorden ‘en ook’ – namens Distriport Noord-Holland B.V. jegens de Provincie en de Belastingdienst hebben geageerd. Dit wordt bevestigd door de verwijzing aldaar naar rov. 2.19, 2.20, 2.22 en 2.27 waarin (in het kader van de feitenvaststelling) wordt weergegeven:
- correspondentie tussen [Y] ‘namens de directie van Distriport B.V.’ en de Provincie over de financiering (rov. 2.19);
- correspondentie tussen [X] ‘namens (de directie van) Distriport BV’ en de Provincie over de financiering (rov. 2.20); en
- correspondentie tussen de Belastingdienst ‘aan Ontwikkelcombinatie Distriport NH, p/a Zeeman Vastgoed, ter attentie van [X] ’ over het fiscaal bouwrijp maken (rov. 2.22 en 2.27).
De Provincie heeft dit oordeel in cassatie onbestreden gelaten. In dit geding na verwijzing is het hof daaraan dus gebonden. Nu vaststaat dat de hierbedoelde handelingen zijn verricht namens beherend vennoot Distriport Noord-Holland B.V. (en dus niet namens of door de commanditaire vennoten Zeeman en [A] ), is art. 21 WvK niet van toepassing.
de beslaglegging onder de Provincie