In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland, waarin de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2015 werd verminderd. De Inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd van € 2.119.352, maar de Rechtbank had deze verminderd tot € 624.423. De Inspecteur stelde dat hij bevoegd was tot navordering en dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd. Belanghebbende, een B.V. die zich bezighoudt met de groothandel in levend vee en de verkoop van paarden, voerde aan dat de Inspecteur niet bevoegd was tot navordering en dat de aanslag onterecht was opgelegd.
De zaak draait om de vraag of de Inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan door de aanslag op te leggen zonder te wachten op de resultaten van een boekenonderzoek. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur inderdaad een ambtelijk verzuim heeft begaan, maar dat dit niet betekent dat hij niet bevoegd is tot navordering. Het Hof stelt vast dat de belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, waardoor de bewijslast omgekeerd en verzwaard moet worden. Het Hof concludeert dat de Inspecteur de correcties op de aangifte terecht heeft aangebracht en dat de navorderingsaanslag in stand blijft. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd en de uitspraken op bezwaar worden bevestigd.