Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende heeft geen bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.
De Inspecteur heeft de hoogte van de naheffingsaanslag berekend door uit te gaan van het gewicht van de waterpijptabak die tijdens elk van de drie in 2016 uitgevoerde controlesis aangetroffen, telkens iets meer dan een kilogram. Op basis daarvan, en ervan uitgaande dat de shishalounge zeven dagen in de week is geopend en waterpijptabak in koppen twee dagen houdbaar is, heeft hij aangenomen dat in die lounge per week 3,5 kilogram waterpijptabak wordt verbruikt en dat belanghebbende dus per week dat gewicht aan waterpijptabak voorhanden heeft gekregen. Bij het opleggen van de naheffingsaanslag is de Inspecteur verder ervan uitgegaan dat de shishalounge 182 weken geopend is geweest in de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft.
3.De oordelen van het Hof
In het geval dat procespartijen het er daarentegen over eens zijn dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, maar dat gezamenlijke standpunt van procespartijen onjuist is omdat het, gelet op de tussen partijen vaststaande feiten, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, is de belastingrechter verplicht om de normale regels van bewijsrecht toe te passen. Dit strookt met de strekking van deze bewijsregel, die een zware processuele sanctie vormt voor degene die heeft verzuimd de informatie waarom de inspecteur op de voet van artikel 47 AWR heeft gevraagd te verstrekken, als gevolg waarvan de inspecteur jegens hem een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, AWR heeft gegeven. [4]