In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de heffing van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) bij de registratie van een in Duitsland gekochte auto. Belanghebbende had een bedrag van € 826 aan BPM voldaan, maar stelde dat dit bedrag te hoog was en dat de Inspecteur de hoorplicht had geschonden. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de digitale zitting op 22 juni 2021 zijn zowel de gemachtigde van belanghebbende als de Inspecteur verschenen. Het Hof oordeelde dat de vooraf geheven griffierechten niet in strijd zijn met het Unierecht en dat de hoorplicht niet was geschonden, aangezien belanghebbende meerdere uitnodigingen voor een hoorgesprek had afgewezen. Het Hof concludeerde dat de heffing van BPM bij de registratie van een voertuig niet in strijd is met het Unierecht en dat de Inspecteur niet verplicht was om gegevens aan te leveren ter controle van de BPM.
Het Hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een vermindering van de verschuldigde BPM tot € 741, en dat de Inspecteur het betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en het Hof heeft de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.068. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 juli 2021.