ECLI:NL:HR:2006:AX0985
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenveroordeling bij navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van X B.V. tegen uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking hebben op navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 1998 en 1999. De Inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd naar belastbare bedragen van ƒ 413.957 en ƒ 192.100, welke aanslagen na bezwaar door de Inspecteur zijn gehandhaafd. X B.V. heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat de beroepen gegrond verklaarde en de uitspraken van de Inspecteur alsmede de navorderingsaanslagen vernietigde. Het Hof heeft de Inspecteur veroordeeld in de kosten van bezwaar van X B.V.
X B.V. heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraken van het Hof. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onterecht heeft geoordeeld dat de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van X B.V. De Hoge Raad stelt vast dat zowel de Inspecteur als X B.V. bekend waren met het bestaan van een fiscale eenheid, en dat het opleggen van de navorderingsaanslagen een onrechtmatigheid vormt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, maar uitsluitend voor zover het Hof geen vergoeding van proceskosten heeft toegekend.
De Hoge Raad gelast dat de Staat aan X B.V. het griffierecht vergoedt en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld in de kosten van het geding voor het Hof, vastgesteld op € 664 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.