In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) door belanghebbende, een V.O.F. [X] [Z]. De zaak betreft de teruggaaf van BPM voor de tijdvakken juli en september 2011, waarbij de belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen de beslissingen van de Inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank Gelderland had eerder de uitspraak van de Inspecteur gedeeltelijk vernietigd en een immateriële schadevergoeding van € 1.000 toegekend aan de belanghebbende. In hoger beroep heeft het Hof de gemachtigde van belanghebbende geweigerd op grond van onbetamelijk taalgebruik en heeft het Hof de zaak zonder zitting behandeld, omdat belanghebbende niet reageerde op verzoeken om de procedure voort te zetten. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur geen onterecht griffierechten heeft geheven en dat de bewijslast voor de vermindering van BPM bij de belanghebbende ligt. Het Hof heeft de verzoeken van belanghebbende om vergoeding van rente en proceskosten afgewezen, en heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een hogere vergoeding rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard.