In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die door [X] B.V. was afgedragen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep ongegrond had verklaard. De belanghebbende stelde dat er te veel griffierecht was geheven en dat de heffings- en betalingsmodaliteiten voor importvoertuigen ongunstiger waren dan voor binnenlandse voertuigen. Daarnaast was er een geschil over de afschrijving van de voertuigen en de vraag of de Inspecteur artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht had geschonden door geen kentekengegevens te overleggen. Tijdens de zitting op 9 april 2021, die via beeldbellen plaatsvond, zijn de gemachtigden van de belanghebbende en de Inspecteur gehoord. Het Hof oordeelde dat de Rechtbank terecht het nader stuk van de belanghebbende niet had toegelaten, omdat dit te laat was ingediend. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de heffing van griffierecht geen onoverkomelijk obstakel vormde voor de toegang tot de rechter. De belanghebbende had niet voldoende aangetoond dat de auto’s als 'ex-rental' moesten worden aangemerkt voor de afschrijving. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur niet in strijd met het Unierecht had gehandeld en dat de extra leeftijdskorting correct was berekend. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend.