Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
€ 34.922
€ 0-
€ 21.330-
€ 28-
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 15 augustus 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015 had opgelegd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar, maar kende wel een schadevergoeding toe voor immateriële schade. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij hij niet ter zitting verscheen, en het Hof besloot de zaak zonder zitting te behandelen.
De inspecteur had de aanslag IB/PVV opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.138 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.803. Het geschil betreft of de heffing van box 3 voor het jaar 2015 in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het Hof oordeelt dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last voor belanghebbende, gezien zijn inkomen uit werk en woning in dat jaar.
Daarnaast klaagt belanghebbende over het achterwege laten van een proceskostenveroordeling door de rechtbank. Het Hof oordeelt dat de rechtbank ten onrechte geen proceskosten heeft vergoed, gezien de overschrijding van de redelijke termijn door de inspecteur. Het Hof veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende en het betaalde griffierecht. De uitspraak is gedaan op 16 juli 2019.