In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van VOF [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 maart 2017. De belanghebbende had een verzoek om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ingediend, welke door de Inspecteur was afgewezen. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar had wel een immateriële schadevergoeding toegewezen. De belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur het verzoek om teruggaaf terecht had afgewezen, omdat de verschuldigde BPM ten tijde van de export van de auto niet was betaald. De belanghebbende had de auto geïmporteerd zonder dat de BPM was voldaan door de vorige eigenaar. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de belanghebbende geen recht had op een teruggaaf van BPM, ook niet op basis van Europese regelgeving. De rechtbank had de belanghebbende een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn, en het Hof oordeelde dat de Inspecteur wettelijke rente moest vergoeden over dit bedrag. De proceskosten werden vastgesteld op € 501, en de Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht.