– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de beslissingen inzake de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de immateriëleschadevergoeding,
– vermindert de naheffingsaanslag BPM tot een bedrag van € 1.105,
– vermindert de boete tot een bedrag van € 441,
– veroordeelt de Inspecteur tot het vergoeden van rente overeenkomstig hoofdstuk VA van de AWR over een bedrag van € 1.181,
– veroordeelt de Inspecteur tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van immateriële schade ten bedrage van € 1.500 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 2 juni 2015 tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het hoger beroep, vastgesteld op € 1.002, en
– gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht van € 248 vergoedt.