In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die door belanghebbende, een vennootschap onder firma, is voldaan voor een gebruikte Volkswagen Tiguan. De belanghebbende had in 2010 aangifte gedaan voor een BPM-bedrag van € 4.451, maar na bezwaar door de Inspecteur was dit bedrag verlaagd naar € 3.883. De rechtbank Gelderland heeft in 2015 de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de BPM vastgesteld op € 3.626, maar het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verschuldigde BPM voor de auto, na correctie voor schade, op € 2.887 komt. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet meer rente hoeft te vergoeden dan is bepaald in de AWR, maar dat de rechtbank een te hoge rentevergoeding heeft toegekend. De belanghebbende heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 862 door overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase, en de Staat moet € 1.638 vergoeden voor de immateriële schade. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 1.334,50, inclusief een vergoeding van € 300 voor de hogerberoepsfase. De uitspraak van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de Inspecteur is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 497.