Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
10 mei 2016
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding.
5.Proceskosten
6.Beslissing
10 mei 2016in het openbaar uitgesproken.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [X] B.V. verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De niet-ontvankelijkverklaring vond plaats omdat de B.V. het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. De rechtbank Noord-Nederland had op 21 augustus 2014 een uitspraak gedaan, waartegen de belanghebbende hoger beroep instelde. De griffier had de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar de betaling bleef uit. Het Hof verklaarde het hoger beroep op 3 februari 2015 niet-ontvankelijk, waarna de belanghebbende verzet aantekende. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2016 verscheen niemand namens de belanghebbende.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet in staat was het griffierecht te betalen, maar dat betalingsonmacht voor een rechtspersoon geen verschoningsgrond kan zijn voor het niet betalen van het griffierecht. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, die richtlijnen heeft gegeven voor de behandeling van betalingsonmacht, maar deze richtlijnen zijn niet van toepassing op rechtspersonen. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende terecht niet-ontvankelijk was verklaard in het hoger beroep wegens het niet voldoen van het griffierecht. Het verzet werd ongegrond verklaard, en er werden geen kosten aan de belanghebbende opgelegd.