In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen verschillende besluiten van de Belastingdienst, waaronder een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 233.888 voor het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010, en een vergrijpboete van € 82.978. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van 6 juli 2012 niet-ontvankelijk is wegens termijnoverschrijding. De termijn voor het indienen van beroep eindigde op 17 augustus 2012, terwijl het beroepschrift pas op 19 april 2013 door de rechtbank is ontvangen. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de brief van verweerder van 2 april 2013, waartegen ook beroep is ingesteld, niet kan worden aangemerkt als een beslissing waartegen beroep kan worden ingesteld. Dit geldt ook voor de kennisgeving van vervallen van uitstel van betaling van 20 maart 2013, aangezien de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de rechtmatigheid van invorderingsmaatregelen van de ontvanger.
De rechtbank concludeert dat alle beroepen van eiseres niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, waardoor er geen ruimte is voor een beoordeling van de inhoudelijke geschilpunten. De proceskosten worden niet vergoed, en de uitspraak is openbaar gedaan op 21 augustus 2014. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.