2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres exploiteert een cultureel podium. Zij biedt een groot en gevarieerd aanbod van voorstellingen. Van cabarets, opera’s, dansen, musicals, concerten en toneelstukken tot internationale shows en jeugdvoorstellingen.
2. De prijs van een entreekaartje voor een voorstelling bestaat uit één bedrag voor de voorstelling, het gebruik van de (bewaakte) garderobe, de verstrekking van een pauzedrankje en de reserveringskosten. Dit bedrag wordt in rekening gebracht ongeacht of de bezoekers gebruik maken van voormelde faciliteiten.
3. Eiseres heeft over de periode 2014 tot en met 2017 over de entreeprijs btw op aangifte voldaan naar het verlaagde btw-tarief. Voor zover de entreeprijs toe te rekenen is aan de verstrekking van alcoholische pauzedranken heeft eiseres btw voldaan naar het algemene (hoge) btw-tarief.
4. Over 2018 heeft eiseres over de gehele entreeprijs btw voldaan naar het verlaagde btw-tarief. Zij heeft de verstrekking van alcoholische pauzedranken niet meer van haar omzet over voorstellingen afgesplitst en daarover geen btw voldaan naar het algemene btw-tarief.
Totstandkoming naheffingsaanslag omzetbelasting 2014 tot en met 2017
5. Eiseres heeft bij brieven van 23 april 2018 suppletieaangiften ingediend over de jaren gelegen in de periode 2012 tot en met 2017. Eiseres heeft bij deze suppleties als toelichting vermeld dat zij in genoemde aangiften naar haar mening ten onrechte het algemene tarief van 21% btw heeft voldaan over alcoholische dranken die tijdens de pauze van een voorstelling aan bezoekers worden geserveerd. Eiseres meent dat verstrekkingen van alcoholische pauzedranken geen zelfstandige prestaties voor de btw vormen, maar als bijkomende prestaties op gaan in het verlenen van toegang tot de voorstellingen. Zij stelt zich op het standpunt dat op de verstrekkingen van alcoholische pauzedranken het verlaagde btw-tarief van 6% btw van toepassing is. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 november 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10125 (hierna: de obstacle run-uitspraak). Eiseres heeft per jaar verzocht om teruggave van het verschil tussen het algemene btw-tarief dat op aangifte is voldaan en het verlaagde btw-tarief dat in haar optiek van toepassing is op de verstrekking van alcoholische pauzedranken. Eiseres heeft verzocht om teruggave van de volgende bedragen: 6.
De afdeling Centrale administratieve processen van de Belastingdienst heeft eiseres meegedeeld dat de per post ingestuurde suppletieaangiften niet in behandeling worden genomen en dat deze digitaal moeten worden ingediend.
7. Eiseres heeft de suppletieaangiften over het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2017 vervolgens digitaal ingediend via de website van de Belastingdienst.
8. De digitale suppletieaangiften over de jaren 2013 tot en met 2017 zijn via het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst afgewikkeld. Bij beschikkingen van 13 juli 2018 zijn aan eiseres ambtshalve btw-teruggaven verleend over het tijdvak van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2017 overeenkomstig de bedragen vermeld in de digitale suppletieaangiften, die gelijkluidend zijn aan de bedragen zoals hiervoor vermeld onder 5. De suppletieaangifte over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 is als niet tijdig bezwaarschrift aangemerkt en niet-ontvankelijk verklaard.
9. Verweerder heeft bij brief van 24 juni 2019 aan eiseres aangekondigd een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 op te zullen leggen conform de hiervoor vermelde teruggaven over die jaren. Over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 kon niet worden nageheven wegens verjaring. Naar aanleiding van voormelde aankondiging hebben partijen over en weer gecorrespondeerd, waarna op 1 november 2019 een overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden, gevolgd door nog meer correspondentie over en weer.
10. Verweerder heeft vervolgens de naheffingsaanslag 2014 tot en met 2017 opgelegd. Tevens is belastingrente in rekening gebracht.
Totstandkoming naheffingsaanslag omzetbelasting 2018
11. Eiseres heeft op 18 maart 2019 een suppletieaangifte over het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 ingediend. Met deze suppletie verzoekt eiseres om teruggave van btw voor een bedrag van € 5.764 in verband met nagekomen facturen.
12. Verweerder heeft het verzoek om btw-teruggave als bezwaarschrift aangemerkt. Bij brief van 3 december 2020 heeft verweerder het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig is ingediend. Verweerder heeft het verzoek ambtshalve behandeld en de teruggave van btw toegekend. Verweerder heeft de teruggaaf verrekend met de € 9.475 aan btw die eiseres naar zijn mening over 2018 is verschuldigd ter zake van de verstrekking van alcoholische pauzedranken. Dat bedrag had eiseres niet op aangifte voldaan.
13. Verweerder heeft over het saldo van € 3.709 de naheffingsaanslag 2018 opgelegd. Tevens is belastingrente in rekening gebracht.”